ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1364 Raad van Discipline Arnhem 10-37

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1364
Datum uitspraak: 22-11-2010
Datum publicatie: 17-02-2011
Zaaknummer(s): 10-37
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat behandelt klagers vordering op diens eerdere advocaat die de uitkomst vormde van een begrotingsprocedure. Verzet (tegen het oordeel van de voorzitter deels niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond) ongegrond. De incongruentie die de uitkomst van een procedure ex art. 39 Wet tarieven burgerlijke zaken oplevert (door dat die procedure de advocaat wél maar de cliënt niet meteen een titel oplevert) betreft allereerst de relatie tussen klager en diens eerste advocaat. Dat punt was voor of in een snelle en goedkope incasso zoals klagers wenste niet meteen bruikbaar.

Rubriek

6.2.3, 1.5.1,1A

10-37

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

klagers

wonende te [land]

tegen:

verweerders

advocaten te Z

1.

Bij brief d.d. 5 mei 2010 zijn klagers zonder daarvoor gronden te formuleren in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 22 april 2010, verzonden op 23 april 2010, waarbij klagers niet ontvankelijk zijn verklaard in zoverre hun klacht betrekking heeft op advocatenkantoor A. en voor het overige de klacht kennelijk ongegrond is verklaard.

Bij fax d.d. 17 mei 2010 hebben klagers het verzet aangevuld met de gronden waarop het berust.

Nadien heeft de raad van klagers nog een brief d.d. 10 september 2010 met bijlagen en van verweerders nog een brief van 14 september 2010 ontvangen met bijlagen.

2.

Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 27 september 2010, waar klagers, alsmede L., mede namens advocatenkantoor A, en B., mede namens T. en X, zijn verschenen.

Bij de behandeling van het verzet was de raad als volgt samengesteld: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en de mrs. A.D.G. Bakker, E.D. Breuning ten Cate, C.J. Lunenberg-Demenint en  H.F.J. Maissan, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

3.

Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

Ontvankelijkheid

4.

Op grond van artikel 46 lid 1 van de Advocatenwet dient een verzetschrift inclusief de gronden waarop het verzet berust uiterlijk de 14de dag na verzending van de voorzittersbeslissing door de raad te zijn ontvangen. Het valt niet uit te sluiten dat (zoals klagers aanvoeren) de postbezorging als gevolg van het feit dat verzending naar Duitsland moest plaatsvinden inderdaad vertraging heeft opgelopen en dat het klagers dientengevolge aan tijd heeft ontbroken om tijdig de inhoudelijke gronden van het verzet te formuleren en ter kennis van de raad te brengen. Dat hebben zij wel gedaan binnen 14 dagen na de datum, waarop klagers hebben aangegeven de aangetekende brief met de voorzittersbeslissing te hebben ontvangen. De raad zal daarom geen gevolgen verbinden aan het feit dat de termijn van artikel 46 lid 1 Advocatenwet niet werd gehaald, zodat klagers in hun verzet ontvankelijk zijn.

Inhoudelijke beoordeling

5.

Met de voorzitter en op de gronden die deze in zijn beslissing van 22 april 2010 heeft vermeld acht de raad de klacht van klagers niet ontvankelijk respectievelijk kennelijk ongegrond. Hetgeen klagers tegen de beslissing van de voorzitter heeft aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen zijn beslissing volledig dragen.

6.

In de zaak tegen mr. M. is het tot een begroting van diens declaratie gekomen. Klagers hebben een punt gemaakt van het feit dat artikel 39 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken in strijd is met de EVRM en/of de grondwet, omdat er een ongerechtvaardigd verschil bestaat tussen wat een begrotingsprocedure de verschillende procespartijen aan uitkomst te bieden heeft. Immers voor de advocaat levert de procedure een titel op om zijn vordering te incasseren en de cliënt van de advocaat moet om zijn vordering te incasseren nog een civiele procedure aanhangig maken. Daaromtrent overweegt de raad in aanvulling op de voorzittersbeslissing, dat wat daarvan ook zij dit een kwestie is die allereerst betrekking heeft op de relatie tussen klagers en mr. M.. Met het streven van klagers en hun opdracht aan het kantoor van verweerders (om – kort gezegd – de vordering van klagers op mr. M. snel en zonder veel kosten te incasseren) valt niet te rijmen dat deze incongruentie in die incassoprocedure uitgebreid aan de orde zou komen of anderszins ten gunste van klagers zou worden benut.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het verzet is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2010.

Griffier      Voorzitter