ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0834 Raad van Discipline Arnhem 09-90

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0834
Datum uitspraak: 31-05-2010
Datum publicatie: 24-06-2010
Zaaknummer(s): 09-90
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Benadeelde crediteur
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Afhandeling Dexia-schuld bij echtscheiding. Handelwijze van advocaat jegens ex-echtgenoot van zijn cliënte. Advocaat mocht opdracht van zijn cliënte uitvoeren om de helft van zijn kosten op het aan de ex-echtgenoot uit te betalen gedeelte van de vergoeding van Dexia in mindering te brengen.

09-90

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 13 oktober 2009 heeft mr. J.A. Holsbrink, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

Klager

wonende te A.,

tegen:

verweerder

advocaat te B.,

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 22 maart 2010 waar klager en verweerder zijn verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht in de volgende samenstelling zitting gehouden: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter en de mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, C.J. Lunenberg-Demenint, E.J. Verster, leden van de raad, bijgestaan door mr A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht luidt als volgt.

Verweerder heeft zonder toestemming van klager de helft van zijn declaratie voor de tegen Dexia gevoerde procedure verrekend met het aan klager toekomende deel van de Dexia-regeling.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager, mevrouw R.. Verweerder heeft mevrouw R. bijgestaan in de echtscheidingsprocedure, waarvan de verdeling van de gemeenschap deel uitmaakte. Eén van de geschilpunten was een indertijd door partijen gesloten Dexia-contract. Verweerder heeft namens zijn cliënte omtrent de afwikkeling daarvan een procedure gevoerd. Bij deze procedure is klager niet betrokken geweest. Deze procedure leidde tot een voorstel van Dexia inhoudende:

- betaling aan partijen van een bedrag van € 44.630,95,

- doorhaling van de BKR- registratie van partijen,

- kwijtschelding van de restant schuld aan  Dexia van € 13.862,60.

Daarbij stelde Dexia als voorwaarde, dat klager met de regeling zou instemmen en ten blijke daarvan zijn handtekening onder de regeling zou zetten. Klager weigerde dit om reden, die verband hield met andere nog niet opgeloste kwesties ter zake de verdeling van de gemeenschap. Daarop heeft verweerder namens mevrouw R. klager in kort geding gedagvaard. Ter zitting van het kortgeding is alsnog overeenstemming bereikt over het voor akkoord tekenen van de Dexia-regeling door klager. Dientengevolge heeft Dexia op de derdengeldenrekening van verweerder een bedrag van € 44.630,95 overgemaakt. Verweerder heeft het aan klager toekomende bedrag aan klager overgemaakt onder aftrek van de helft van zijn declaratie terzake de tegen Dexia gevoerde procedure.

4.

Klager heeft de klacht als volgt toegelicht.

Klager heeft aan verweerder geen opdracht gegeven om een procedure tegen Dexia te voeren. Ook heeft klager geen toestemming verleend voor verrekening, zoals verweerder heeft gedaan. Als verweerder recht meent te hebben op enige betaling door klager was het aan verweerder om klager in rechte te betrekken. Verweerder heeft geen recht op enige verrekening van zijn declaratie met hetgeen klager op grond van de afspraken met Dexia toekomt.

5.

Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

Verweerder had met zijn cliënte afgesproken, dat hij zijn declaratie zou verrekenen met hetgeen van de zijde van Dexia werd ontvangen. Die verrekening was ook toegestaan voor het deel dat na de verdeling aan klager toekwam, omdat de baten, te weten hetgeen van Dexia werd ontvangen, de gemeenschap betrof en derhalve ook de kosten van verweerder. Voorts was in de kortgeding dagvaarding gesteld, dat bij toewijzing van de vorderingen de helft van het door Dexia te betalen bedrag aan klager zou toekomen "onder aftrek van de declaratie van R……’s advocaat terzake de bodemprocedure tegen Dexia, aangezien de in die procedure aan R……. verleende toevoeging komt te vervallen". Door tijdens de zitting van het kortgeding alsnog akkoord te gaan met het in kortgeding gevorderde heeft klager, aldus verweerder, ook met de verrekening ingestemd. Tenslotte is het standpunt van klager kennelijk onredelijk. Voordat de boven omschreven regeling was bekrachtigd hadden partijen een restschuld aan Dexia van € 13.862,60. Dankzij de door de inspanningen van verweerder getroffen regeling was er geen restant schuld meer, maar een betaling van € 44.630,95, welk bedrag klager voor de helft toekwam.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Klager heeft ingestemd met een zogenaamde coulance regeling van Dexia op grond waarvan de schuld aan Dexia verminderd werd van omstreeks € 48.000,- tot omstreeks € 14.000,-. Daarbij heeft hij afstand gedaan van zijn recht om Dexia aan te spreken. Later heeft verweerder namens de ex-echtgenote van klager een procedure tegen Dexia aanhangig gemaakt, die tot de bovenomschreven regeling heeft geleid. De ex-echtgenote van klager was van mening, dat ook klager hiervan mocht profiteren en zij wilde het van Dexia ontvangen bedrag met klager delen. Klager had echter geen recht op het geld. Hij had immers eerder afstand van al zijn rechten jegens Dexia gedaan. Ter zitting heeft verweerder de grondslag van zijn handelwijze aangevuld in die zin, dat hij een opdracht van zijn cliënte heeft uitgevoerd inhoudende, dat de helft van het netto batig saldo van de uitkering van Dexia na aftrek van de proceskosten inclusief de volledige advocaatkosten van verweerder aan klager mocht worden uitbetaald. Deze opdracht heeft verweerder uitgevoerd en daarvoor had hij geen toestemming van klager nodig. De raad kan verweerder hierin volgen. De Raad oordeelt de klacht derhalve ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht van klager tegen verweerder is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2010.

Griffier      Voorzitter