ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0323 Raad van Discipline Arnhem 09-41

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0323
Datum uitspraak: 11-01-2010
Datum publicatie: 22-02-2010
Zaaknummer(s): 09-41
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Verweerder heeft als advocaat van de ex-echtgenoot van de wederpartij van klager onjuiste uitlatingen gedaan over het bereiken van een finale kwijting ten aanzien van de wederpartij van klager. Verweerder had niet mogen verklaren zoals hij heeft gedaan, nu een feitelijke of juridische grondslag daarvoor ontbrak.

09-41

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 12 mei 2009 heeft mr. H.J. Schaatsbergen, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

klager, advocaat te X,

tegen:

verweerder, advocaat te Y,

beklaagde,

hierna: verweerder                                                    

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 2 november 2009, waar klager en verweerder zijn verschenen.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter en mr. J.R.O. Dantuma, mr. H.C. Brandsma, mr. C.J.M. de Vlieger, mr. E.D. Breuning ten Cate, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

Klager heeft namens een echtpaar voor de rechtbank Zutphen een procedure gevoerd tegen mevrouw X en de heer Y, die op dat moment in een echtscheiding verwikkeld waren. Mevrouw X, voor wie mr. P., advocaat te Apeldoorn als advocaat optrad, heeft in deze procedure verstek laten gaan. De Y, wonende te Italië, werd in de procedure door verweerder bijgestaan. Bij vonnis van 9 mei 2007 zijn mevrouw X en de heer Y hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan het echtpaar van in hoofdsom een bedrag van € 35.750,-. Tevens was namens het echtpaar onder een eerdere partner van mevrouw X, wegens de verplichting tot betaling van kinderalimentatie conservatoir derdenbeslag gelegd.

Tijdens de procedure zijn pogingen ondernomen om de zaak te schikken. Verweerder heeft namens zijn cliënt een bedrag van € 12.500,- aangeboden, welk bedrag de cliënten van klager wilden accepteren onder de voorwaarde, dat mevrouw X boven op genoemd bedrag de alimentatie, waarop beslag was gelegd, - naar zij meenden € 3.640,- - zou uitkeren. Daarmee is mevrouw X niet akkoord gegaan.

Bij brief van 24 april 2007 heeft klager aan verweerder gevraagd of de heer Y bereid zou zijn om ook laatstgenoemd bedrag te voldoen. De uiteindelijke dading is vastgelegd in een fax van verweerder aan klager van 27 juli 2007, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“ In navolging op ons telefonisch onderhoud bevestig ik hierbij dat u mij te kennen hebt gegeven dat uw cliënten er nog immer mee akkoord zijn dat mijn cliënt een bedrag van

 € 16.500,00 voldoet tegen  finale kwijting over en weer. Het opgemelde bedrag zal worden voldaan in twee termijnen van elk € 8.250,00….”.

Genoemde bedragen zijn door de heer Y voldaan.

Bij brief van 10 oktober 2007 heeft klager aan mr. P, het volgende geschreven:

“ Gezien de met de heer Y gemaakte afspraak heb ik mijn cliënten bereid gevonden het gelegde beslag ten laste van uw cliënte op te heffen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat uw cliënte mijn cliënten algeheel zal kwijten voor eventuele aanspraken uit hoofde van het gelegde beslag. Gaarne verneem ik van u of uw cliënte daarmee akkoord gaat, waarna het gelegde beslag door mij kan worden opgeheven".

Mevrouw X is met dit voorstel niet akkoord gegaan. Zij heeft een procedure tegen het echtpaar aangespannen, waarin zij kort gezegd opheffing van het gelegde beslag heeft gevorderd. In deze procedure heeft zij zich onder meer op het standpunt gesteld, dat het echtpaar haar middels de dading met de heer Y finale kwijting had verleend.

Ten bewijze hiervan is in deze procedure een verklaring van verweerder van 18 januari 2008 in het geding gebracht luidende:

“ Ondergetekende, mr. ……. (verweerde)r,  advocaat en procureur te……., verklaart hierbij dat tussen partij ………(het echtpaar en een andere persoon) via mr.……… (klager) te…….. en de heerY is afgesproken, dat de heer Y  ter zake van het vonnis d.d. ……… van de rechtbank te Zutphen onderlinge overeenstemming is bereikt, welke onderlinge overeenstemming inhoudt dat de heer Y een bedrag van € 16.500,- tegen finale kwijting aan………………. (het echtpaar en de andere persoon) betaalt, waarbij laatstgenoemden zullen zorgdragen dat het bedrag ter zake van kinderalimentatie, waarop door partij……….(het echtpaar en de andere persoon) beslag is gelegd, aan mevrouw X  zal worden terugbetaald. Naar aanleiding van deze overeenstemming zijn beide partijen dus volledig gekweten”.

Aannemende dat verweerder met het woord “partijen” in de laatste zin tevens mevrouw X bedoelde heeft klager verweerder bij fax van 4 augustus 2008 verzocht deze passage binnen een week te rectificeren. Bij fax van 7 augustus 2008 heeft verweerder geantwoord op dit verzoek niet te zullen ingaan. Op de door verweerder geretourneerde fax van klager van 11 augustus 2008, waarin klager verweerder heeft verzocht om aan te geven waaruit de finale kwijting van mevrouw X in zijn visie bleek, heeft verweerder met de pen vermeld:

“Uit de wijze van totstandkoming schikkingsbedrag”.

3.

De klacht alsmede de toelichting daarop luiden als volgt.

Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 30 door in woord en geschrifte in de lopende procedure tussen mevrouw X en het echtpaar te verklaren dat de tussen dit echtpaar en de heer Y getroffen dading tevens finale kwijting ten aanzien van mevrouw X inhoudt, hoewel dat niet was overeengekomen en ook niet in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen.

Nadat met de heer Y overeenstemming was bereikt heeft klager namens zijn cliënten  aan mevrouw X aangeboden om de zaak ook voor haar deel af te sluiten, onder de uitdrukkelijke en in het kader van een minnelijke regeling zeer gebruikelijke en logische voorwaarde, dat ook mevrouw X zijn cliënten finale kwijting zou verlenen uit hoofde van het gelegde beslag. Mr. P. had namens zijn cliënte eerder het standpunt ingenomen dat het beslag onrechtmatig was gelegd. De cliënten van klager wilden uiteraard niet een groot deel van hun vordering prijsgeven en vervolgens het risico lopen om zelf geconfronteerd te worden met een vordering uit onrechtmatige daad van de zijde van mevrouw X in verband met het gelegde beslag.

Dit voorstel is door mevrouw X afgewezen, zodat er tussen het echtpaar en mevrouw X geen overeenstemming is bereikt.

4.

Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

Op grond van de volgende feiten kon worden aangenomen en mocht verweerder dus verklaren, dat ook aan mevrouw X  finale kwijting is verleend:

1.

Klager heeft in zijn fax van 12 april 2007 aan mr. P melding gemaakt van een betaling van

€ 16.140,- ter finale beëindiging van het geschil,

2.

Klager heeft in zijn fax van 24 april 2007 aan verweerder de vraag gesteld of de heer Y bereid was het gehele bedrag van € 16.140,- te betalen tegen algehele kwijting en aangegeven, dat hij dan ook de zaak met mevrouw X voor wat betreft het beslag zou kunnen afwikkelen,

3.

Door de betaling van € 16.500,- kon de kwestie zowel voor de heer Y als voor mevrouw X als afgedaan worden beschouwd,

4.

Klager heeft zelf te kennen gegeven, dat na ontvangst van het bedrag van € 16.500,- enkel en alleen de opheffing van het beslag onder een eerdere partner van mevrouw X geregeld diende te worden.

De verleende kwijting gold niet voor eventuele vorderingen van mevrouw X op het echtpaar.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Het was de wens van de cliënt van verweerder, dat er zowel jegens hem als jegens mevrouw X kwijting werd verleend. Dat is echter in de brieven/faxen aan klager, waarin klager de afspraken met het echtpaar heeft verwoord, niet vastgelegd. Verweerder trad niet op voor mevrouw X. Ter zitting heeft verweerder erkend, dat mevrouw X niets wilde en vast is komen te staan, dat met mevrouw X geen overeenstemming is bereikt. Voorts was er een vonnis, waarin beide partijen hoofdelijk waren veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag.

Verweerder had dus niet mogen verklaren, zoals hij heeft gedaan, nu een feitelijke of juridische grondslag daarvoor ontbrak. De klacht is derhalve gegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht is gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op                                                                    .

 Griffier                                                                      Voorzitter