ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1099 Raad van Discipline Amsterdam 10-072A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1099
Datum uitspraak: 26-10-2010
Datum publicatie: 26-10-2010
Zaaknummer(s): 10-072A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond na kennelijk niet ontvankelijk verklaarde klacht wegens het feit dat de klacht ziet op handelen dan wel nalaten van de advocaat van klager in een periode waarin verweerder niet langer voor klager optrad.    

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 26 oktober 2010

in de zaak 10-072A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 23 februari 2010, bij de raad binnengekomen op 25 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 9 maart 2010 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 maart 2010 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 maart 2010, door de raad ontvangen op 19 maart 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 augustus 2010 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft vooraf laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

  beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 15 maart 2010 met bijlagen.

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat door een kantoorgenoot van verweerder is verzuimd om ter comparitie van 28 februari 2006 een brief van verweerder d.d. 9 juni 2003 aan de rechtbank over te leggen, waardoor de procedure tegen de platenmaatschappij is verloren.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard, nu klager de procedure heeft verloren door toedoen van verweerder en klager daartegen niets meer kan ondernemen.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager heeft in het verleden als zanger een aantal Griekse liederen opgenomen ten behoeve van een door platenmaatschappij X te produceren cd met Griekse muziek. Eind jaren negentig is er onenigheid ontstaan over de aan klager uit te keren gelden op basis van het aantal verkochte cd’s. Er is namens klager gedagvaard, maar de zaak is in 2000 geroyeerd. In 2001 heeft klager zich tot verweerder gewend, die klager tot eind 2003 heeft bijgestaan. Nadien is de zaak door andere advocaten behandeld, onder wie mr. Y, een kantoorgenoot van verweerder, die vanaf 2005/begin 2006 voor verweerder optrad.

3.2 In de bodemprocedure tegen platenmaatschappij X heeft op 28 februari 2006 een comparitie plaatsgevonden. In zijn klachtbrief aan de deken te Utrecht beklaagt klager zich over het feit dat mr. Y ter gelegenheid van deze comparitie een brief van verweerder d.d. 9 juni 2003 niet in het geding heeft gebracht. Doordat deze brief niet is overgelegd, hebben rechtbank en hof geoordeeld dat de vordering is verjaard, aldus klager.

4 Beoordeling van het verzet

4.1 Naar het oordeel van de raad had de (plaatsvervangend) voorzitter uit de stukken geen andere conclusie kunnen trekken dan dat klager in zijn klacht kennelijk niet ontvankelijk is.

4.2 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft terecht overwogen dat klager zich beklaagt over het handelen dan wel nalaten van zijn advocaat in de periode rond eind februari 2006, terwijl vaststaat dat verweerder al vanaf eind 2003 niet langer voor klager optrad. De klacht, ingediend tegen de toen wel voor klager optredende advocaat mr. Y, is inmiddels in hoogste ressort ongegrond verklaard.

4.3 Nu klager volstrekt niet heeft gemotiveerd waarom de (plaatsvervangend) voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk niet ontvankelijk verklaring had mogen komen, moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, J.J. Trap, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2010.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 26 oktober 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.