ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0927 Raad van Discipline Amsterdam 10-065U + 10-066U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0927
Datum uitspraak: 17-08-2010
Datum publicatie: 01-09-2010
Zaaknummer(s): 10-065U + 10-066U
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: verzet ongegrond. Klager klaagt erover dat verweerders (advocaten van klager’s wederpartij) stukken aan de rechtbank hebben gestuurd waarvan zij wisten dat deze afkomstig waren uit diefstal en dat het gemanipuleerde stukken waren. De raad bevestigt het oordeel van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond is.    

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 17 augustus 2010

in de zaken 10-065U en 10-066U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klachten van:

De heer

k l a g e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d er

en

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

(verweerder en verweerster tezamen hierna aangeduid als verweerders)

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 februari 2010, door de raad ontvangen op 18 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij beslissing van 9 maart 2010 heeft de voorzitter van de raad van discipline de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 maart 2010 aan klager is verzonden. Bij brief van 14 maart 2010 , door de raad ontvangen op 16 maart 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen deze beslissing.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 7 juni 2010. Ter zitting is klager verschenen.   Van de zitting van 7 juni 2010 is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd onder 1 t/m 20 in de bij deze brief gevoegde inventarislijst;

- de beslissing van de voorzitter van de raad van 9 maart 2010, en

- het verzetschrift van klager van 14 maart 2010.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerders in strijd met artikel 46 Advocatenwet hebben gehandeld door e-mail berichten aan de rechtbank over te leggen terwijl zij wisten dat deze afkomstig waren van de van klager gestolen computer, terwijl eveneens duidelijk was dat (een deel van) de e-mailberichten waren (was) gemanipuleerd.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven in, dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, aangezien de feitenweergave in de beslissing onjuist is. Klager is immers niet de ex-echtgenoot van de cliënte van verweerders. Het verzet houdt voorts in dat de voorzitter in de beslissing er ten onrechte vanuit is gegaan dat verweerders voldoende onderzoek hebben gedaan naar de herkomst van de e-mails.

3. Feiten

3.1 Verweerster heeft als advocaat de belangen behartigd van de natuurlijke moeder van de kinderen. Klager heeft  feitelijk als pleegouder gefungeerd. Omdat er geen juridische grondslag was voor dit pleegouderschap is tussen klager en de cliënte van verweerster een procedure gevoerd om een omgangsregeling tot stand te brengen.

3.2 In de procedure is door verweerster een aantal e-mail berichten overgelegd aan de rechtbank. Het betrof privé correspondentie tussen klager en de kinderen. Klager stelt zich op het standpunt dat deze afkomstig zijn van een van hem gestolen computer. De partner van klagers wederpartij is door de politie gehoord over de diefstal van de computer.

3.3 Verweerster heeft de e-mailberichten van haar cliënte ontvangen en navraag gedaan omtrent de herkomst. De cliënte heeft verweerster meegedeeld dat zij de e-mailberichten van een onbekend persoon had ontvangen. Van diefstal zou volgens de cliënte van verweerster geen sprake zijn geweest. Verweerder was destijds de patroon van verweerster.

4. Beoordeling van het verzet

Met de (plaatsvervangend) voorzitter is de raad van oordeel dat aan een advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem het best voorkomt. Niet kan worden vastgesteld dat verweerders daarbij de normen van het tuchtrecht, zoals deze gelden volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline, hebben overtreden. De (plaatsvervangend) voorzitter heeft weliswaar deels een foutieve weergave gegeven van de feiten maar dit kan er niet toe leiden dat het verzet gegrond dient te worden verklaard: ook bij een juiste weergave van de feiten kan niet tot een andere conclusie worden gekomen dan die de (plaatsvervangend) voorzitter in de beslissing van 9 maart 2010 heeft gegeven. Het verzet biedt ook verder geen nieuwe inzichten die tot een ander oordeel zouden leiden dan het oordeel door de (plaatsvervangend) voorzitter in de beslissing van 9 maart 2010 gegeven, waarmee de raad zich verenigt.

BESLISSING:

 De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2010 door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. H. Dulack, S.M. Gaasbeek-Wielinga, B.E. van der Molen, S. Wieberdink, leden en mr. D.J.L. Siegers als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is op 17 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.