ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0429 Raad van Discipline Amsterdam 09-308U en 09-312U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0429
Datum uitspraak: 23-03-2010
Datum publicatie: 01-04-2010
Zaaknummer(s): 09-308U en 09-312U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Diverse dekenbezwaren. Bezwaar dat verweerder niet is komen opdagen op een eerdere belangrijke zitting van de raad ongegrond. Bezwaar dat verweerder in strijd met zijn schorsing uitspraken op televisie heeft gedaan over de praktijk van zijn kantoor gegrond. Bezwaar dat verweerder een in een 60b-beslissing voorzien voorschot niet heeft voldaan ongegrond. Bezwaar dat verweerder in een procedure ten onrechte informatie uit een ander door zijn kantoor behandeld dossiers heeft gebruikt gegrond. Maatregel: drie maanden schorsing.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 23 maart 2010

in de zaak 09-308U en 09-312U

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 13 november 2009 en op 20 november 2009 binnengekomen bezwaren van:

De deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Utrecht

Hieronymusplantsoen 12

3512 KV  UTRECHT

tegen:

De heer mr.

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brieven van 10 november 2009 (in de zaak met kenmerk 09-308U) en 19 november 2009 (in de zaak met kenmerk 09-312U), door de raad ontvangen op 13 november 2009 respectievelijk op 20 november 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de bezwaren tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De bezwaren tegen verweerder zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 12 januari 2010 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brieven van de deken aan de raad en van de stukken met bijlagen, zoals vermeld in de bij elk van beide brieven genoemde inventarislijsten. In de zaak met kenmerk 09-312U is voorafgaande aan de zitting geen reactie van verweerder ontvangen op de daarin vermelde bezwaren.

2. Bezwaar

De bezwaren houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocaten¬wet heeft gehandeld, omdat hij:

- in de zaak met kenmerk 09-308U:

a) niet is verschenen op de zitting van de raad op 19 oktober 2009 te 14.45 uur alwaar een dekenbezwaar tegen verweerder en één zijner kantoorgenoten, alsmede een verzoekschrift ex art. 60b Advocatenwet werden behandeld; en

- in de zaak met kenmerk 09-312U:

b) in strijd met de op 3 november 2009 op voet van art. 60b Advocatenwet uitgesproken schorsing in een op 5 november 2009 uitgezonden televisieprogramma “Bij ons in de B.V.” heeft uiteengezet op welke wijze verweerders kantoor de zaak tegen een bepaalde wederpartij behandelt, welke vooruitzichten bestaan voor de gedupeerden die zich bij verweerders kantoor hebben aangemeld, en welke stappen verweerders kantoor in dat verband nog zal ondernemen, terwijl hij tevens heeft opgemerkt dat hij is geschorst als advocaat; en

c) heeft nagelaten om aan de door de raad aangestelde bewindvoerder van verweerders kantoor het bedrag van € 10.000 vermeerderd met btw en reiskosten te voldoen, overeenkomstig de beschikking van de raad d.d. 3 november 2009; en

d) zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden doordat hij in een beleggingszaak tegen B B.V. gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie die aan verweerder of verweerders kantoor in een andere door zijn kantoor behandelde procedure ter kennis is gekomen. In een kort geding vonnis van 5 november 2009 over deze kwestie is door de voorzieningenrechter onder meer overwogen dat verweerder ter zitting veel (met betrekking tot zijn handelingen en gedragingen) heeft ontkend hetgeen hij korte tijd later moest toegeven, zodat “aan de enkele ontkenningen van [verweerder] weinig waarde  voor de beoordeling van deze zaak (kan) worden gehecht”.

3. Feiten

3.1 Op de zitting van de raad van 19 oktober 2009 zijn een dekenbezwaar tegen verweerder en één zijner kantoorgenoten, alsmede een door de deken tegen verweerder ingediend verzoekschrift ex art. 60b Advocatenwet behandeld. Verweerder en later zijn raadsman hebben diverse malen uitstel van de behandeling verzocht, welke verzoeken steeds zijn afgewezen. Op de dag van de zitting heeft verweerders advocaat weer uitstel gevraagd in verband met een verweerder overkomen verkeersongeval, ten gevolge waarvan hem 14 dagen rust was geadviseerd. Van de zijde van de raad is verweerders advocaat de ochtend van de zitting meegedeeld dat voorshands geen uitstel  werd verleend. Verweerder heeft  de zitting niet in persoon bijgewoond. Wel is de zitting namens verweerder door zijn advocaat bijgewoond. Verweerder heeft ter zitting van de raad van 12 januari 2010 verklaard dat hij gedurende de middag van 19 oktober 2009 in Amsterdam is geweest.

3.2 Bij beslissing d.d. 3 november 2009 op grond van artikel 60b Advocatenwet is onder andere bepaald dat verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd is geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat en dat verweerder aan de tevens bij die beslissing binnen zijn kantoor aangestelde bewindvoerder een bedrag van € 10.000 vermeerderd met btw en reiskosten dient te voldoen. Het genoemde bedrag diende uiterlijk op 10 november 2009 te zijn voldaan, maar is – in elk geval tot aan de behandeling van de onderhavige zaak - onbetaald gebleven.

3.3 Verweerder is verschenen in een op 5 november 2009 uitgezonden televisieprogramma getiteld “Bij ons in de B.V.”. In dat programma werd verweerder geïnterviewd. Verweerder heeft uiteengezet op welke wijze zijn kantoor de zaak tegen een bepaalde wederpartij behandelt, welke vooruitzichten bestaan voor de gedupeerden die zich bij verweerders kantoor hebben aangemeld, en welke stappen verweerders kantoor in dat verband nog zal ondernemen, terwijl hij tevens heeft gemeld dat hij is geschorst als advocaat.

3.4 In een beleggingszaak tegen B B.V. heeft verweerder gebruik gemaakt van gegevens van B B.V. Deze gegevens waren door de heer B, directeur van B B.V., in zijn echtscheidings¬procedure ingebracht. In die echtscheiding werd mevrouw B bijgestaan door een kantoor¬genoot van verweerder. Verweerder heeft die gegevens ook aan derden verstrekt. Omtrent deze kwestie is een kort gedingprocedure gevoerd tussen onder meer B B.V. en verweerder. Blijkens het vonnis van de voorzieningenrechter van 5 november 2009 heeft  verweerder ter zitting veel (met betrekking tot zijn handelingen en gedragingen) ontkend hetgeen hij korte tijd later moest toegeven, zodat “aan de enkele ontkenningen van [verweerder] weinig waarde  voor de beoordeling van deze zaak (kan) worden gehecht”. Blijkens het vonnis, dat onderdeel van het klachtdossier is, geldt dit ook met betrekking tot de diverse verklaringen van verweerder met betrekking tot de herkomst van de gebruikte gegevens.

4. Beoordeling

4.1 De raad zal de onderdelen van de bezwaren hierna afzonderlijk behandelen.

4.2 Ten aanzien van onderdeel a overweegt de raad als volgt. De deken meent dat verweerder een verkeerde afweging gemaakt heeft door niet te verschijnen op de zitting van de raad van 19 oktober 2009, alwaar zaken werden behandeld waarbij grote belangen van verweerder en zijn kantoor betrokken waren, terwijl hij op die dag wel in Amsterdam was. Daarin kan de raad de deken volgen. De raad acht het niet alleen zeer onwenselijk maar ook onbeleefd dat verweerder er in de gegeven omstandigheden voor heeft gekozen om niet ter zitting te verschijnen. De raad laat hierbij uitdrukkelijk in het midden – gezien de door verweerder erkende bezigheden in Amsterdam die middag - of er medische gronden voor verweerder waren die hem beletten om ter zitting te verschijnen.

4.3 Op de betreffende zitting is verweerder wel vertegenwoordigd door zijn advocaat. Feitelijk heeft verweerder zich door zijn afwezigheid de mogelijkheid ontnomen om mogelijke vragen van de raad zelf te beantwoorden en de behandelde kwesties wellicht in een ander daglicht te plaatsen. Daarvan ondervindt hij zelf de gevolgen. Hoewel ook de raad van oordeel is dat verweerder  door niet te verschijnen een verkeerde afweging heeft gemaakt brengt dat naar het oordeel van de raad niet mee dat de afwezigheid van verweerder ter zitting tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Het onderdeel is dan ook ongegrond.

4.4 Ten aanzien van onderdeel b overweegt de raad als volgt. Met zijn verschijning in het televisieprogramma “Bij ons in de B.V.” op 5 november 2009, en de uitlatingen die verweerder in dat programma heeft gedaan, heeft verweerder gehandeld in strijd met de schorsing die hem op 3 november 2009 was opgelegd. Tevens heeft verweerder in strijd gehandeld met de aanbevelingen ter zake van de wijze van werving, die hij blijkens de beslissing van 3 november 2009 al gedurende het onderzoek naar zijn praktijkvoering heeft gekregen. Verweerder stelt dat het televisie¬programma deels vóór en deels ná het moment van oplegging van de schorsing is opgenomen. Verweerder had er verstandig aan gedaan helemaal niet aan het programma mee te werken, wetende dat de beslissing op het 60b-verzoek ieder moment kon worden gegeven, nu ter zitting van de raad van

19 oktober 2009 was meegedeeld dat deze ongeveer 14 dagen later zou worden gegeven. In elk geval is verweerder in de gelegenheid geweest om zijn deelname aan het programma te beëindigen en/of zich ervoor in te zetten dat het programma niet zou worden uitge¬zonden. Verweerder heeft zelfs geen poging daartoe ondernomen en heeft aangevoerd dat het besef dat hij bepaalde uitlatingen niet meer mocht doen, pas later bij hem indaalde. Wat daarvan ook zij, een advocaat behoort te weten welke gevolgen er aan een schorsing zijn verbonden, terwijl de deken dat ook nog met zoveel woorden heeft uiteen gezet tijdens de bespreking van 3 november 2009.

Het onderdeel is dan ook gegrond.

4.5 Ten aanzien van onderdeel c overweegt de raad als volgt.

Dat verweerder ingevolge de beslissing van de raad een bedrag van € 10.000 vermeerderd met btw en reiskosten bij wijze van voorschot aan de bewindvoerder moet voldoen, is niet in geschil, evenals de omstandigheid dat verweerder in strijd met zijn toezegging dat niet (tijdig) heeft gedaan. Wat er ook zij van de redenen die verweerder daarvoor heeft aangevoerd is de raad van oordeel dat dit – hoewel ongepast – in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Het onderdeel is dan ook ongegrond.

4.6 Ten aanzien van onderdeel d overweegt de raad als volgt.

De raad laat in het midden hoe verweerder in het bezit van de genoemde informatie gekomen is. Het staat evenwel vast dat mevrouw B in de echtscheidingsprocedure cliënte was bij verweerders kantoor, en dat de betreffende informatie in de echtscheidingszaak door de wederpartij, de heer B, in de procedure is ingebracht, en dat verweerder deze informatie in een beleggingszaak tegen B B.V. heeft gebruikt. Het gaat om verschillende zaken en dossiers, waarin de belangen van partijen niet gelijk lopen. Op grond van zijn geheimhoudings¬verplichting was verweerder dan ook niet gerechtigd om die informatie in een andere zaak te gebruiken. Of de vrouw verweerder, zoals hij stelt, te dien aanzien van zijn geheimhoudingsplicht zou hebben ontslagen, is niet van belang. Voorts is de raad met de deken van oordeel dat verweerders gedrag ter zitting van de voorzieningenrechter, zoals dat blijkt uit het betreffende vonnis (overweging 3.4), tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Het onderdeel is dan ook gegrond.

5. Maatregel

Gezien de ernst van de gegrond geachte bezwaren b en d, rekening houdend met verweerders tuchtrechtelijke antecedenten, acht de raad het opleggen van na te noemen maatregel op zijn plaats.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar sub a en c ongegrond;

- verklaart het bezwaar sub b en d gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

- verstaat dat de schorsing – nadat hij in kracht van gewijsde is gegaan – ingaat na afloop van de thans lopende schorsing van verweerder voor onbepaalde tijd en niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd die verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2010 door

mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, H.B. de Regt, B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.

voorzitter             griffier

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde onderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en ten aanzien van de gegrond verklaarde onderdelen door

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.