ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0124 Accountantskamer Zwolle 10/609 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0124
Datum uitspraak: 17-12-2010
Datum publicatie: 20-12-2010
Zaaknummer(s): 10/609 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Terecht heeft betrokkene ter waarborg van een bedreiging van zijn objectiviteit maatregelen getroffen, echter daarbij heeft hij (door voortijdige beeindiging van zijn diensten) onvoldoende de belangen van klaagsters in acht genomen en aldus onzorgvuldig gehandeld.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 17 december 2010 in de zaak met nummer 10/609 Wtra AK van

BV X ,

BV 1 ,

BV 2 ,

BV 3 ,

vertegenwoordigd door:

A ,

wonende te [woonplaats] ,

K L A AG S T E R S ,

t e g e n

X ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. S. Kroesbergen.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 16 april 2010 ingekomen klaagschrift van 15 april 2010 met bijlagen;

-    het op 3 juni 2010 ingekomen verweerschrift van 3 juni 2010 met bijlagen;

-    de op 29 juli 2010 ingekomen aanvullende stukken van klaagsters.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 13 augustus 2010 waar zijn verschenen: klaagsters, vertegenwoordigd door A en betrokkene in persoon bijgestaan door mr. S. Kroesbergen advocaat te Ede. Klaagsters worden verder ook genoemd: X.

1.3 Klaagsters en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Op 17 december 2008 heeft X met BV4, accountants en belastingadviseurs, te [plaats] (verder te noemen: BV4) een overeenkomst gesloten om de jaarrekeningen (vanaf jaarrekening 2009) en de loonadministratie (vanaf januari 2009) van de besloten vennootschappen te laten verzorgen. De mondelinge en schriftelijke contacten werden namens het accountantskantoor onderhouden door B AA/FB (verder te noemen: B). Het opmaken van de jaarrekeningen 2008 zou nog door een ander accountantskantoor, namelijk BV5 te [plaats], worden verzorgd. X heeft B op de hoogte gesteld van zijn slechte verhouding met dit andere accountantskantoor.

2.2 Voor het verrichten van de werkzaamheden heeft X van B een op 17 december 2008 gedateerde en niet ondertekende offerte ontvangen. De offerte is bij BV4 niet door X ondertekend retour gekomen en ook heeft B geen definitieve opdrachtbevestiging gestuurd.

2.3 In mei 2009 heeft X met B overlegd om ook de jaarrekeningen 2008 door BV4 te laten verzorgen. Daarover is niets schriftelijk        vastgelegd. In september 2009 heeft X in een gesprek met B naar voren gebracht dat het tijdig samenstellen van de jaarrekeningen voor hem een essentieel onderdeel uitmaakte van de dienstverlening. B heeft X beloofd dat de jaarrekeningen 2008 eind oktober 2009 zouden worden samengesteld. B heeft de inhoud van dit gesprek niet schriftelijk vastgelegd.

2.4 In oktober 2009 heeft C, (verder te noemen: C) belastingadviseur en directeur van BV4, X ervan op de hoogte gesteld dat B met onmiddellijke ingang op non-actief was gesteld, onder meer omdat hij gemaakte afspraken met cliënten niet vastlegde en hem medegedeeld dat alle afspraken, desgewenst, zouden worden nagekomen door D (hierna: D), medewerker van BV4.

2.5 Nadat BV4 had bepaald welke werkzaamheden verricht moesten worden en nadat X de boekhouding op 7 december 2009 had aangeleverd, heeft C begin december 2009 aan D verzocht om de jaarrekeningen 2008 voor X samen te gaan stellen.

2.6 D heeft in de maanden november en december 2009 diverse malen per e-mail in verband met de werkzaamheden voor de jaarrekeningen 2008 stukken bij X opgevraagd welke door X  steeds voor zover mogelijk per e-mail zijn verstrekt. In de e-mail van 18 december 2009 heeft X daarbij vermeld: “Dit is wat ik heb. Ik ben de afgelopen dagen druk bezig geweest met het verzamelen van de documenten. Mocht dat niet toereikend zijn dan denk ik dat we niet aan de gestelde eisen kunnen voldoen’´.

2.7 Op 18 december 2009 heeft X in een e-mail aan D een aantal vragen van D beantwoord. Op een opmerking van D dat wellicht contact gezocht zou moeten worden met BV5, de eerdere accountant van X, antwoordde X in die mail:

“Ik had met BV5 een afspraak om de jaarrekeningen van 2007 op te maken. Januari 2008 deelde ik mee dat ik vanaf 2009 de jaarrekeningen door BV4 liet opmaken. Zij waren toen nog bezig met de jaarrekening 2007. Februari 2008 deelde men mij vervolgens mee dat de kosten voor de jaarrekening van BV1 met 100% zouden worden verhoogd (zie bijlage Accountancy nieuws). Vandaar dat de jaarrekeningen 2008 nu ook door BV4 worden gemaakt. Ik kan het me niet permitteren om dit accountantskantoor nog voor mij diensten te laten uitvoeren. Derhalve zult u het met deze informatie moeten doen.”

De bijlage betrof een bericht over een door X tegen BV5 aanhangig gemaakte tuchtrechtprocedure.

2.8 Naar aanleiding van deze mail heeft D op 18 december 2009 de volgende mail naar betrokkene gestuurd:

“Deze e-mail ontving ik van de heer A.  Met name de bijlage uit accountancynieuws beschouw ik als een regelrechte bedreiging.

Ik ben op voorhand niet bereid mij op basis van deze mail te laten dwingen jaarrekeningen af te ronden.

Vervolgens heeft de heer A  mij vandaag gebeld om 14.20. Hij wilde weten of het echt noodzakelijk was dat hij de door mij gevraagde stukken (o.a. kopieën van nota’s inzake verzekeringen) echt allemaal moest verstrekken. Dat was maar onzin zei hij.

Hij wilde gewoon 4 jaarrekeningen zonder dat er accountantscontrole hoefde te worden uitgevoerd. Er moesten gewoon 4 boekjes komen.

(…)

Inmiddels ben ik van mening dat wij voor de heer A  niet meer kunnen werken als hij blijft volharden in het niet verstrekken van stukken.”

2.9 Naar aanleiding van de e-mail van D hebben betrokkene, D en C overleg gevoerd. Bij die gelegenheid is afgesproken dat D zijn werkzaamheden voor X zou voortzetten, maar dat hij zou blijven aandringen op afgifte van de stukken die hij nodig achtte om zijn werk te kunnen doen. Tevens werd afgesproken dat C X zou bellen om een afspraak te maken voor een gesprek om de zaak door te nemen en om wederzijdse verwachtingen af te stemmen. Dat gesprek heeft niet plaatsgevonden.

2.10 Met dagtekening 5 januari 2010 heeft X van de Belastingdienst herinneringen betreffende de aangifte Vennootschapsbelasting 2008, welke gedaan moesten zijn voor 1 juni 2009, voor alle vennootschappen ontvangen omdat deze nog niet waren ingediend. X kreeg daarvoor de tijd tot 19 januari 2010. X heeft D toen per e-mail van 4 januari 2010 verzocht te controleren of uitstel is aangevraagd. Dat uitstel was niet aangevraagd.

2.11 In januari 2010 heeft D opnieuw per e-mail vragen gesteld aan X die hierop in diverse e-mails van januari en februari 2010 heeft gereageerd of stukken heeft verstrekt.

2.12 X diende voor 1 februari 2010 de jaarcijfers 2008 te deponeren. Hij heeft de publicatiestukken 2008 voor de vier vennootschappen per e-mail van 28 januari 2010 van D ontvangen. In dit bericht is opgenomen: “Op de verstrekte stukken is nadrukkelijk geen accountantscontrole toegepast. (....) Als u deze stukken verzend mag op geen enkele wijze blijken dat deze van ons kantoor afkomstig zijn.”

2.13 X heeft bij e-mail van 3 maart 2010 aan D verzocht om spoedig tot afronding van de jaarrekeningen 2008 te komen. In reactie hierop heeft D bij e-mail van eveneens 3 maart 2010 laten weten dat volgens planning de (concept)jaarstukken relatief kort, afhankelijk van de nog te aan te leveren aankoopfactuur van een nieuwe auto en een collegiale review, na de week van 10 maart 2010 uitgebracht konden worden.

2.14 Op 8 maart 2010 heeft X aanmaningen aangifte vennootschapsbelasting 2008 met dagtekening 10 maart 2010 ontvangen met een betalingstermijn tot 24 maart 2010, welke bij niet tijdige betaling zouden leiden tot een schatting van het belastbare bedrag entot boetes. Klaagsters bleken niet opgenomen te zijn in de uitstelregeling van het kantoor. X heeft D in een e-mail van 8 maart 2010 in kennis gesteld van de brief van de belastingdienst. In deze e-mail schreef hij onder meer: “Voorstel deze week conceptcijfers en volgende week als definitief indienen. Is dat haalbaar? Ik krijg anders een boete en schatting van de belasting.”

2.15 X heeft in een e-mail van 13 maart 2010 aan D opgemerkt dat hij de conceptcijfers nog niet ontvangen had en evenmin een andere reactie van D. Volgens X verliep de afhandeling van de jaarrekening 2008 vanwege de “punctualiteit” van D zeer traag. Verder heeft X onder meer geschreven:

“Ik ben al te laat met het indienen van de jaarrekeningen bij de kamer van koophandel. De cijfers die ik hiervoor kreeg aangeleverd waren een farce. De bepaling dat de door u toe gemailde cijfers niet van uw kantoor mochten zijn was namelijk voor mij niet acceptabel.

Ik wil u daarom meedelen dat ik voor a.s. maandag 10.00 alle jaarcijfers in concept wens te ontvangen. Nader uitstel is niet bespreekbaar.”

2.16 Op maandag 15 maart 2010 heeft C een reactie gemaild. Deze luidt als volgt:

“Evenals u willen wij de jaarcijfers zo snel mogelijk afwerken. Om de jaarcijfers gereed te kunnen maken hebben wij u diverse malen gevraagd de door ons gestelde vragen te beantwoorden. Zolang u onze vragen niet volledig beantwoord kunnen wij de cijfers niet afwerken en ligt de verantwoordelijkheid hiervoor geheel bij u. Gezien het vorenstaande verwachten wij de ontbrekende gegevens zo spoedig mogelijk te ontvangen.”

2.17 D heeft op 17 maart 2010 een e-mail aan X gestuurd. Hierin heeft hij geschreven:

Na overleg met de heer C  zend ik u hierbij een document met nog openstaande vragen inzake de jaarstukken 2008.

Zolang deze vragen niet afdoende beantwoord worden, zijn wij niet in de gelegenheid de jaarstukken 2008 af te ronden.”

Uit een telefoonnotitie van D van 17 maart 2010 blijkt dat X in reactie op deze e-mail telefonisch contact met hem heeft opgenomen. In de telefoonnotitie heeft D onder meer geschreven: “ (...). Meer vragen werden niet beantwoord. Ik heb hem gewezen op het feit dat er 9 vragen op de lijst stonden. De heer A  zegt dat hij niet meer gegevens heeft dan nu verstrekt zijn. Op de vragen kan hij ook geen verder antwoord meer geven. Hij geeft verder aan dat hij naar een andere accountant is overgestapt vanwege het feit dat de vorige niet tijdig presteerde. Er werd mij ook meegedeeld dat de vorige accountant door hem voor de tuchtraad gedaagd is en ook veroordeeld is. Uiteindelijk liepen de gemoederen wat hoog op bij A en heb ik hem getracht te bedaren en is het gesprek geëindigd met de opmerking dat wij er nog op terug zouden komen.”

Betrokkene heeft vervolgens op 17 maart 2010 een aangetekend schrijven aan X gestuurd. Daarin is onder meer opgenomen : ‘Onze samenstellingswerkzaamheden dienen plaats te vinden in overeenstemming met de hiervoor geldende richtlijnen, zoals deze door onze beroepsorganisatie NOvAA zijn geformuleerd. Deze richtlijnen zijn door u als ‘punctueel’ betiteld.

Indien wij geen concrete antwoorden krijgen op de gestelde vragen en geen kopieën ontvangen van de gevraagde, voor de uitvoering van de werkzaamheden essentiële, bescheiden zijn wij niet in staat om een deugdelijke aangifte vennootschapsbelasting in te dienen noch in staat om een deugdelijke jaarrekening samen te stellen.

Wij zullen de werkzaamheden indien beantwoording achterwege blijft, dan ook niet verder uitvoeren. De verantwoording voor de gevolgen die hieruit zullen ontstaan ligt volledig bij u. (...). Wij zien ons genoodzaakt, gezien het verloop van de opdracht, uw opdracht tot het samenstellen van de jaarrekeningen van uw ondernemingen en de overige werkzaamheden hierna te beëindigen. Mochten wij geen reactie in de vorm van antwoorden op de gestelde vragen krijgen dan zien wij deze opdracht bij deze per direct als beëindigd”.

2.18 Per e-mail van 18 maart 2010 heeft X vragen beantwoord met uitzondering van die inzake huurovereenkomsten. Hij heeft in deze e-mail aan D voorts geschreven: “Deze huurovk zend ik morgen. Mochten alle vragen nog niet zijn beantwoord wil ik dat per omgaande weten.”

Hierna heeft D een concept e-mail opgesteld. Daarin is opgenomen: “Naar aanleiding van de van u ontvangen e-mail kan ik u meedelen dat een aantal vragen nog niet (afdoende) zijn beantwoord.

Ik verwijs u voor de nog openstaande vragen naar de bijlage bij deze e-mail.

(...).

Indien wij niet uiterlijk 17.00 uur vanmiddag (18 maart 2010) alle antwoorden van u hebben ontvangen zijn wij niet in staat tijdig een deugdelijke jaarrekening en deugdelijke aangiften vennootschapsbelasting 2008 te vervaardigen. De werkzaamheden zullen dan niet verder worden uitgevoerd.

Voor de consequenties verwijs ik u naar de op 17 maart 2010 aangetekend verzonden brief (...).  

Deze e-mail is niet verzonden. Vóór de verzending ervan ontving het kantoor een fax inzake een ingebrekestelling van X. Naar aanleiding daarvan heeft betrokkene per brief van 18 maart 2010 aan X medegedeeld alle werkzaamheden voor de ondernemingen te hebben stil gelegd vanwege een vertrouwensbreuk. In deze brief is onder meer opgenomen:

“Dit schrijven van u heeft geleid tot een vertrouwensbreuk tussen u en ons kantoor en heeft ons doen besluiten de opdracht in te trekken. U geeft in uw schrijven aan wat u wanneer heeft aangeleverd, maar het probleem ligt in de zaken die u niet heeft aangeleverd. In uw mailwisselingen met onze medewerker heeft u twee keer gerefereerd aan het feit dat uw vorige accountant heeft aangeklaagd en zond zelfs een artikel hieromtrent mee. In uw schrijven van vandaag dreigt u wederom juridische stappen te ondernemen dan wel een aanklacht bij de accountantskamer tegen ons in te dienen. Wij kunnen u meedelen dat wij uw insinuaties en bedreigingen op dit vlak absoluut niet kunnen waarderen en dat wij op zo’n basis geen zaken willen doen. Als u verwacht dat wij voor dit soort mededelingen van uw kant onze werkzaamheden aanpassen en van de te volgen procedures afwijken dan maakt u een verkeerde inschatting. Wij laten ons niet onder druk zetten. (...).”

2.19 X is per 19 maart 2010 overgestapt naar B en heeft dit, tezamen met zijn verwachting dat D mee zou werken aan het overdragen van informatie aan de nieuwe accountant, per e-mail van 19 maart 2010 aan D medegedeeld.

2.20 Betrokkene heeft X bij e-mails van 22 maart en 24 maart 2010 laten weten B aan zijn relatiebeding te houden tenzij X in zou gaan op een voorstel van BV4 tot betaling van het nog onderhanden werk. Nadat X niet met het voorstel akkoord is gegaan, BV4 B gesommeerd X als relatie te weigeren. Daaraan heeft B gehoor gegeven.

3. De klacht

3.1 Klaagsters verwijten betrokkene te hebben verzuimd uitstel aan te vragen voor het indienen van de aangiften vennootschapsbelasting 2008 en de jaarrekeningen 2008 niet tijdig te hebben samengesteld. Hierdoor zijn zij in de problemen geraakt wat nog is verergerd doordat betrokkene de overeenkomst met klaagsters een week voordat de laatste termijn voor het indienen van de aangiften vennootschapsbelasting was verstreken, heeft opgezegd. Daarbij heeft betrokkene bij de afhandeling van de werkzaamheden laakbaar gehandeld door te voorkomen dat B - die als enige klaagsters nog tijdig zou kunnen helpen - de werkzaamheden voor klaagsters op zich zou nemen.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AAis de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA, zoals de Verordening gedragscode Accountants-Administratieconsulenten (VGC) bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagsters is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 X is in 2008 cliënt geworden van BV4 en heeft vanaf de aanvang over de uit te voeren werkzaamheden contact gehad met de toentertijd daar werkzame accountant en belastingadviseur B. Na het ontslag van B heeft hij over de voortzetting van de werkzaamheden afspraken gemaakt met C en is D, naar de Accountantskamer ter zitting is gebleken, onder de verantwoordelijkheid van betrokkene, belast met de uitvoering ervan. Zoals de Accountantskamer al eerder heeft geoordeeld [1] kan beroepsmatig handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn aan een accountant die de handeling in persoon heeft verricht of nagelaten of die daarvoor als direct verantwoordelijke heeft te gelden. Dit leidt tot het oordeel dat betrokkene zowel bij uitvoering van de werkzaamheden door hem persoonlijk als bij uitvoering van werkzaamheden door D tuchtrechtelijk aangesproken kan worden. Deze werkzaamheden worden in het vervolg van deze uitspraak mede aangemerkt als (nagelaten) beroepshandelingen van betrokkene. Dit geldt evenzeer voor zover het de zorg betreft voor het tijdig doen van aangiften vennootschapsbelasting. Ter zitting is dienaangaande gebleken dat C weliswaar als fiscalist de aangiften inhoudelijk verzorgde doch dat betrokkene voor het doen van de aangiften verantwoordelijk bleef voor zover het de aangiften van zijn (accountants)cliënten betrof.

4.4 Na het vertrek van B bij het accountantskantoor is de dienstverlening aan klaagsters door BV4 voortgezet op de voet van de (mondeling) gemaakte afspraken met B, hetgeen wederom mondeling met X is overeengekomen. Aldus heeft X naar het oordeel van de Accountantskamer mogen vertrouwen op een correcte voortgang van de (fiscale) werkzaamheden inzake de jaarrekeningen 2008.

Voor de aangiften vennootschapsbelasting 2008 van klaagsters heeft betrokkene, zo is ter zitting gebleken, aangenomen dat, zoals te doen gebruikelijk was, (middels de Uitstelregeling belastingconsulenten) uitstel ten behoeve van klaagsters was aangevraagd. Betrokkene heeft een en ander echter ondanks het verzoek daartoe van X, die had gemerkt dat deze aangiften niet waren gedaan, niet gecontroleerd. Dit acht de Accountantskamer onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar. 

Voor zover X betrokkene verwijt dat de werkzaamheden voor de voor de aangiften benodigde jaarrekeningen 2008 te traag werden verricht, heeft X niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene te dier zake een tuchtrechtelijk verwijt treft. Het is de Accountantskamer niet gebleken dat de door D in diverse e-mails gevraagde informatie en/of aanvullingen daarop onnodig of niet ter zake doende zijn geweest. X heeft daarentegen niet steeds adequaat en volledig gereageerd op de (terechte) verzoeken om (aanvullende) informatie. Hij heeft de noodzaak van het verstrekken van deze informatie ten onrechte in twijfel getrokken en het D daardoor moeilijk gemaakt om zijn werkzaamheden op de door hem verantwoord geachte wijze te verrichten. Veeleer door toedoen van X dan door D, is derhalve met de samenstelling van de jaarrekening meer tijd gemoeid geweest dan was voorzien.

4.5 Voor zover X zich beklaagt over de beslissing van betrokkene om zijn overeenkomst met BV4 op te zeggen overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5.1 Ingevolge artikelen A-100.2 en A-100.4 VGC neemt een Accountant-Administratieconsulent een vijftal fundamentele beginselen in acht, signaleert hij bedreigingen voor een goede naleving daarvan en treft hij zonodig waarborgen die de bedreiging wegnemen of terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau.

 4.5.2 Tussen D en X heeft over en weer e-mailcorrespondentie plaatsgevonden inzake de voor het samenstellen van de jaarrekeningen 2008 door D benodigde informatie. X heeft de noodzaak daarvan, naar blijkt uit zijn schriftelijke reactie van medio december 2009 en e-mails van 18 december 2010 en 8 en 13 maart 2010, deels betwist ofwel in twijfel getrokken en D gewezen op een bericht in Accountancynieuws aangaande het niet tijdig opleveren van jaarcijfers. In reactie op zijn hernieuwde vraagstelling per e-mail van 17 maart 2010 heeft X laten weten alle ordners te hebben overhandigd en tenslotte heeft X op 18 maart 2010 een ingebrekestelling naar D gefaxt.

4.5.3  Naar het oordeel van de Accountantskamer konden deze handelingen, tezamen en in onderling verband bezien, door betrokkene in redelijkheid worden opgevat als een bedreiging voor zijn objectief handelen als bedoeld in artikel A-100.10 onder e. VGC. X had (het kantoor van) betrokkene immers met een ingebrekestelling aangespoord om de jaarrekeningen samen te stellen, ofschoon betrokkene nog niet beschikte over alle informatie die hij voor het zorgvuldig samenstellen van de jaarrekeningen nodig meende te hebben.

4.5.4 Hiertegen heeft betrokkene, zoals voorgeschreven in de VGC, op 17 maart 2010 een waarborg getroffen, inhoudende een waarschuwing dat de opdracht per direct als beëindigd zou worden gezien als X geen reactie in de vorm van antwoorden op de gestelde vragen zou geven, waarna de opdracht op 18 maart 2010 vervolgens ook daadwerkelijk door betrokkene met onmiddellijke ingang is beëindigd.

4.5.5 Bij het antwoord op de vraag of betrokkene bij het treffen en uitwerken van de laatste waarborg - het met onmiddellijke ingang beëindigen van de opdracht - tuchtrechtelijk aanvaardbaar, met name zorgvuldig jegens X, heeft gehandeld neemt de Accountantskamer het volgende in overweging:

- het door betrokkene beëindigen van de opdracht betekende dat de werkzaamheden nog geen week voor het verstrijken, op 24 maart 2010, van de uiterste termijn voor het indienen van de aangiften vennootschapsbelasting 2008, werden stopgezet. X werd daardoor, naar betrokkene wist c.q. behoorde te weten, in een uitermate lastige positie gemanoeuvreerd;

- dat X geen uitstel meer kon krijgen voor het doen van de aangiften was het gevolg van nalatigheid binnen de organisatie van het kantoor van betrokkene;

- ter zitting is daarenboven gebleken dat betrokkene bij de beslissing om de opdracht met onmiddellijke ingang te beëindigen niet heeft betrokken dat X door toedoen van zijn kantoor geen uitstel voor de aangifte vennootschapsbelasting 2008 meer zou kunnen krijgen;

- betrokkene beschikte over een alternatief voor de onmiddellijke beëindiging van de opdracht. Ten tijde van de beëindiging lag een laatste e-mail van D aan X in concept gereed waarin X een laatste gelegenheid werd geboden om  informatie te verstrekken teneinde tijdig deugdelijke jaarrekeningen en deugdelijke aangiften vennootschapsbelasting 2008 te vervaardigen.

4.5.6. Naar het oordeel van de Accountantskamer had, gelet op al deze omstandigheden, betrokkene ter waarborging van zijn eigen objectiviteit jegens X een minder zware waarborg moeten treffen door X in ieder geval een laatste gelegenheid tot het verstrekken van informatie te geven. Nu betrokkene dit niet heeft gedaan, heeft hij onvoldoende zorgvuldig de belangen van X behartigd en treft hem ter zake een tuchtrechtelijk verwijt. De Accountantskamer neemt daarbij tevens in aanmerking dat betrokkene na de beëindiging van de relatie ook niet heeft meegewerkt aan het zonder voorwaarden ontslaan van B uit het relatiebeding en dat hij het X daardoor vrijwel onmogelijk heeft gemaakt om toch nog tijdig aangifte te kunnen doen.

4.6 Bovenstaande leidt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is. De Accountantskamer ziet echter geen aanleiding tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel. Allereerst betrekt de Accountantskamer daarbij dat voor het samenstellen van de jaarrekeningen door D dan wel betrokkene terechte vragen aan X zijn gesteld welke deels niet of niet adequaat door X zijn beantwoord met als gevolg hernieuwde vraagstelling of doorvragen op onderdelen door D. Hierdoor heeft de samenstelling van de jaarstukken en de aangiften vennootschapsbelasting door toedoen van X meer tijd gevergd dan nodig was geweest. Voorts is van belang dat naar het oordeel van de Accountantskamer betrokkene terecht in het kader van het behoud van zijn objectiviteit genoodzaakt was een waarborg te treffen. Tenslotte heeft in het voordeel van betrokkene meegewogen dat ter zitting is gebleken dat de gevolgen van de (te) late aangiften vennootschapsbelasting slechts tot geringe extra kosten voor X hebben geleid. X heeft, zo is ter zitting gebleken, na contact te hebben opgenomen met de Belastingdienst de opgelegde boetes recht kunnen zetten en € 200,- extra kosten moeten maken voor het inschakelen van een andere accountant.

4.8 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer :

1.  verklaart de klacht gegrond voor zover gericht tegen het niet vragen van uitstel voor de aangiften vennootschapbelasting 2008 en de gang van zaken rond het beëindigen van de opdracht, zoals hiervoor weergegeven onder 4.5 en 4.6 ;

2. verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

3.  legt ter zake geen maatregel  op.  

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. H. de Hek en E.F. Smeele, (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en prof.dr. G.C.M. Majoor RA. (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagsters, betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Zie onder meer de beslissing van de Accountantskamer van 18 augustus 2010 nr. 09/2153 Wtra AK