ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0123 Accountantskamer Zwolle 10/992 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0123
Datum uitspraak: 10-12-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): 10/992 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Betrokkene heeft in privé zakelijke belangen met één van meerdere aandeelhouders van een vennootschap waarvan hij de jaarrekening heeft samengesteld. Ter zake de daarmee samenhangende bedreiging voor zijn objectiviteit heeft hij onvoldoende waarborgen getroffen en de wel door hem getroffen waarborg onvoldoende transparant vastgelegd. Aldus heeft hij zich onvoldoende aan het conceptueel raamwerk van de VGC gehouden. Waarschuwing.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met

nummer 10 / 992 Wtra AK van 10 december 2010

BV X,

gevestigd te [plaats],

vertegenwoordigd door A,

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y AA CB,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouwe: mr. N. de Louwere.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 11 juni 2010 ingekomen, door de klachtencommissie NIVRA-NOvAA doorgezonden, klaagschrift van 6 mei 2010 met bijlagen;

-    de op 12 juli 2010 ingekomen brief van 8 juli 2010 van klaagster met bijlage;

-         het op 31 augustus 2010 ingekomen verweerschrift van 30 augustus 2010, met bijlagen;

-         de op 5 oktober 2010 van betrokkene ingekomen faxbrief van 5 oktober 2010, aangevuld bij op 6 oktober 2010 ingekomen faxbrief van 6 oktober 2010 met bijlagen;

-         de op 5 oktober 2010 ingekomen brief van klager van 5 oktober 2010 en de op 14 oktober ingekomen brief van klager van 12 oktober 2010 met bijlage.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 september 2010 waar zijn verschenen: namens klaagster, A, bijgestaan door mr. B, fiscaal jurist, en betrokkene Y AA CB in persoon, bijgestaan door mr. N. de Louwere, advocaat te Waalre.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 Na de zitting heeft de Accountantskamer betrokkene verzocht schriftelijk nadere informatie te verschaffen. Na ontvangst daarvan is klager in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. Van die gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt.

2. De vaststaande feiten

2.1 Betrokkene is als accountant werkzaam geweest bij BV1 te [plaats] en is thans werkzaam bij 2 accountants en belastingadviseurs, vestiging [plaats] ( hierna te noemen: B).

2.2 BV1 heeft voor BV3 te [plaats] (voorheen genaamd BV4 en hierna te noemen: BV3) werkzaamheden ten behoeve van de jaarrekening 2007 verricht. 2 heeft voor BV3 werkzaamheden ten behoeve van de jaarrekeningen 2008 en 2009 verricht. Betrokkene was de verantwoordelijke accountant voor het afgeven van de samenstellingsverklaringen bij de jaarrekeningen 2007, 2008 en 2009 van BV3.

2.3 Oorspronkelijk was klaagster enig aandeelhouder van BV3. Op 23 november 2006 heeft zij echter aandelen verkocht en op 4 januari 2007 heeft zij die geleverd aan BV5, BV6 en BV7, terwijl zij ook een deel van de aandelen zelf behield. Per 23 januari 2009 is BV5 uitgetreden en heeft zij haar aandelen aan de andere aandeelhouders overgedragen. Sindsdien neemt klaagster voor 39,75 % deel in dit aandelenkapitaal, BV6 voor  6,75 % en BV7 voor 53,5%. A is enig bestuurder van klaagster, B van BV5, C (via BV8) van BV6 en D van BV7.

2.4 De onderlinge rechtsverhouding van de aandeelhouders wordt beheerst door:

- de overeenkomst van 23 november 2006 waarin tevens waren opgenomen de verkoop van inventaris en activiteiten door BV6 aan BV3 en aanvullende afspraken tussen de aandeelhouders;

-  de akte van aandelenoverdracht van 4 januari 2007;

-  de statutaire bepalingen van BV3 van 16 juli 2007.

2.5 In de overeenkomst van 23 november 2006 zijn, onder meer en weergegeven voor zover van belang, de volgende artikelen opgenomen:

5.1 Met ingang van de Overdrachtsdatum (1 januari 2007) zullen krachtens een aandeelhoudersbesluit de volgende wijzigingen in het bestuur worden doorgevoerd:

-          Wijziging bevoegdheid A van alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder naar gezamenlijk Technisch directeur.

-          Benoeming D  als alleen/zelfstandig bevoegd Algemeen directeur.

-          Benoeming B  als gezamenlijk bevoegd Commercieel directeur

Verkoper BV X  verbindt zich de statuten van BV4  te zullen wijzigen vóór de overdrachtsdatum, indien dat noodzakelijk is om genoemde wijzigingen in het bestuur door te kunnen voeren.

 8.5. Het bestuur van BV4 behoeft de voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders van BV4 als bedoeld in artikel 16 lid 2 van de statuten voor bestuursbesluiten strekkende tot:

c. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, verhuren en huren van onroerende zaken of andere registergoederen; (…)

e. het verrichten van investeringen die een bedrag van € 15.000,- te boven gaan.

9.1 BV4 en haar aandeelhouders komen overeen dat BV4  met ingang van 1 januari 2007 zal zijn gevestigd in de locatie aan de [straat + huisnummer] te [plaats].. De (standaard)huurovereenkomst (...) zal uiterlijk op overdrachtsdatum worden vastgesteld en ondertekend. De belangrijkste bepalingen zijn als volgt:

a. Er wordt 315m2 gehuurd met een huurwaarde van € 24.250 op jaarbasis.

b. Gedurende 2007 en 2008 wordt ongeveer 50% korting verleend en is BV4 op jaarbasis € 12.000,- aan huur verschuldigd.

c. Gedurende 2009 wordt een korting van ongeveer 25% verleend en is BV4 op jaarbasis € 18.000,- aan huur verschuldigd.

d. Met ingang van 2010 wordt geen korting meer verleend.

e. De huurprijzen zullen pas met ingang van 1 januari 2012 voor het eerst worden geïndexeerd.

f. Service ruimtes van 9, zoals toiletten, keuken, magazijn en centrale balie worden niet apart in de huurprijs meegerekend en kunnen door BV4  mede worden gebruikt.

g.Voor het gebruik van materiaal, facilitaire producten, schoonmaak en nutsvoorzieningen zal een evenredige doorbelasting plaatsvinden.

2.6 De statutaire bepalingen van BV3 zijn bij akte van 16 juli 2007 gewijzigd en opnieuw vastgesteld. Hierin is onder meer, en weergegeven voor zover van belang, bepaald:

Artikel 1 .

1.       De vennootschap draagt de naam; BV3

2.       Zij is gevestigd te Zaanstad maar kan ook elders kantoren en/of filialen vestigen.

Artikel 8.

3.       De algemene vergadering van aandeelhouders stelt het aantal bestuurders vast.

4.       De algemene vergadering van aandeelhouders benoemt de bestuurders en is te allen tijde bevoegd iedere bestuurder te schorsen of te ontslaan

Artikel 9.

3. het bestuur behoeft de goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders voor bestuursbesluiten strekkende tot:

c. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, verhuren en huren van onroerende zaken of andere registergoederen;

g. het verrichten van investeringen die een bedrag van € 15.000,- te boven gaan.

Artikel 12

1.       De algemene vergaderingen van aandeelhouders worden gehouden in de plaats van de statutaire vestiging van de vennootschap ten tijde en ter plaatse door het bestuur te bepalen.

In een algemene vergadering van aandeelhouders, gehouden elders dan behoort, kunnen wettige besluiten slechts genomen worden indien het gehele geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is.

2.       De vergaderingen worden bijeengeroepen door het bestuur bij brieven aan de aandeelhouders (...) te verzenden tenminste vijftien dagen voor de dag van de vergadering (...).

Is de oproepingstermijn niet in acht genomen of heeft geen oproeping plaats gehad, dan kunnen geen wettige besluiten genomen worden, tenzij met algemene stemmen in een vergadering waarin alle aandeelhouders (...) aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

2.7 BV3 was gevestigd in een pand van klaagster in [plaats] en is verhuisd naar het pand van 7 in [plaats]. Daar is eveneens een onderneming in kantoormeubilair en kantoorartikelen van D, 9, gevestigd.

2.8 Op 1 januari 2007 heeft BV3, onder meer vanwege de wijziging in de samenstelling van de directie met de drie directeuren een managementovereenkomst gesloten en met C, de directeur van BV6 die haar activiteiten aan BV3 had verkocht, een arbeidsovereenkomst.

In de overeenkomsten is een vergoeding naar rato van de beschikbaarheid voor het voeren van het management door A (80%), D (60%) en B (100%) overeengekomen.

2.9 De aandeelhouders van BV3, BV5, BV6, klaagster en 7, vertegenwoordigd door B, C, A respectievelijk D hebben in hun vergadering van 27 november 2008, gehouden te [plaats], de jaarrekening 2007 en bijbehorende stukken vastgesteld. De samenstellingsverklaring is gedateerd 18 november 2008.

2.10 In een aandeelhoudersvergadering van BV3 van 28 april 2009 is onder meer gesproken over de functie van A bij BV3. Voorts heeft op 5 november 2009 een aandeelhoudersvergadering van BV3 plaatsgevonden voor het vaststellen van de jaarrekening 2008. In deze vergadering heeft A vragen doen stellen over posten uit de jaarrekening 2007 met betrekking tot meubilair en hij heeft om een specificatie gevraagd van een aantal posten uit de jaarrekening 2008, waaronder de managementfee voor D en de huurkosten.

2.11 De aandeelhouders van BV3, BV6, klaagster en 7, vertegenwoordigd door C, A respectievelijk D hebben in hun vergadering van 23 december 2009 de jaarrekening 2008 vastgesteld. A heeft tegen de vaststelling gestemd. Deze vergadering is gehouden in het kantoor van BV2 te [plaats]

Eveneens waren aanwezig betrokkene en B, adviseur van A.

2.12 Per e-mail van 21 juni 2007 heeft D aan de overige aandeelhouders informatie verstrekt over de huisvesting die door groei van de onderneming nodig bleek te zijn en de kosten daarvan.

Ten behoeve van de aandeelhoudersvergadering van 23 december 2009 heeft hij een toelichting op de huisvestingskosten verstrekt. In deze toelichting zijn de uitgangspunten voor de huurprijs opgenomen waaronder ‘geen indexering’. Uit de specificatie blijkt dat voor 2008 meer huurkosten worden gemaakt dan voor 2007 doordat het gehuurde aantal meters groter is. In de huisvestingskosten zijn meegenomen verbouwingskosten, verrekening aanschaf/overname interieur en verrekening aanschaf airco’s.

2.13 Ook heeft D, ten behoeve van die vergadering en de jaarstukken 2008 een specificatie gegeven van de managementfee aan 7. Vanwege de groei van de onderneming is D niet drie maar vier dagen gaan werken.

2.14 De aandeelhouders van BV3, BV6 en 7, vertegenwoordigd door C, respectievelijk D, hebben in hun vergadering van 11 maart 2010 de jaarrekening 2009 vastgesteld. De samenstellingsverklaring is gedateerd 21 januari 2010. Deze vergadering is gehouden in het kantoor van BV2 te [plaats]. Klaagster was daarbij niet vertegenwoordigd.

2.15 Betrokkene, middels BV10, en 7 zijn aandeelhouder van de vennootschap ‘BV11’ en gezamenlijk bestuurder van die vennootschap. Hierover heeft betrokkene aan de aandeelhouders van zijn cliënt BV3 geen schriftelijke informatie verstrekt.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt betrokkene :

a. dat hij samenstellingsverklaringen bij de jaarrekeningen 2007 tot en met 2009 van BV3 heeft afgegeven terwijl hij de gepresenteerde cijfers niet heeft getoetst aan de onderlinge afspraken tussen de aandeelhouders zoals die zijn vastgelegd in de statuten en de overeenkomst van 23 november 2006 en terwijl toestemming van de aandeelhouders voor de rechtshandelingen,  zoals door de statuten en die overeenkomst werd vereist, althans rechtsgeldige besluitvorming daarover, ontbrak. Zo heeft hij toegelaten dat in de jaarstukken 2007 en 2008 meer huurkosten zijn opgenomen dan de overeengekomen huur van € 12.000,- en heeft hij bij het samenstellen van de jaarstukken 2008 en 2009 toegestaan dat 7 haar managementfee heeft verhoogd. Voorts zijn in 2007 ten onrechte kosten ten behoeve van overdracht van inventaris aan BV3 opgenomen ten bedrage van € 35.700,-;

b. dat hij niet objectief heeft gehandeld omdat hij de belangen van 7 heeft behartigd ten nadele van de overige twee aandeelhouders. Dit leidt klaagster af uit de wijze waarop BV3 met goedkeuring van betrokkene wordt ‘leeggezogen’ door 7 en uit de zakelijke banden tussen 7 en betrokkene in ‘BV11’

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AAis de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA, zoals de Verordening Gedragscode

(hierna: VGC), bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen dan wel nalaten heeft plaats gevonden na 1 januari 2007 zodat het moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC  en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan. Ingevolge artikel A-100.4 neemt een accountant onder meer het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid in acht. Op grond van artikel A-130.7 VGC zijn ten aanzien van het fundamentele beginsel deskundigheid en zorgvuldigheid Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (hierna: NVCOS) door het bestuur van de NOvAA vastgesteld.

In de NVCOS 4410, vastgesteld per 1 januari 2009,  zijn grondslagen en werkzaamheden vastgesteld met het doel aanwijzingen te geven omtrent de vaktechnische verantwoordelijkheid van de accountant bij de uitvoering van opdrachten tot het samenstellen van een financieel overzicht en omtrent de vorm en inhoud van de rapportage (de samenstellingsverklaring) die de accountant in het kader van dergelijke opdrachten uitbrengt. Tot 1 januari 2009 gold te dier zake een richtlijn en wel de Richtlijn 4410 Opdrachten tot het samenstellen van financiële informatie (hierna te noemen: Richtlijn 4410).

4.4. De handelwijze van betrokkene inzake de samenstellingsverklaring behorende bij de jaarrekening 2007 dient aldus getoetst te worden aan Richtlijn 4410 en die inzake de samenstellingsverklaring bij de jaarrekening 2008 en 2009 aan de NVCOS 4410.  

4.5 Met betrekking tot het hiervoor in overweging 3.1 onder a. weergegeven eerste klachtonderdeel komt het standpunt van klaagster hierop neer dat betrokkene meer onderzoek had moeten doen naar de (besluitvorming inzake de) hoogte van een drietal kostenposten.  

Het doel van een samenstellingsopdracht is voor de accountant blijkens Richtlijn 4410 en NVCOS 4410 het verzamelen, verwerken, rubriceren en samenvatten van financiële informatie tot een financieel overzicht, waarbij de accountant wordt ingeschakeld vanwege zijn deskundigheid op het gebied van verslaggeving en niet vanwege zijn deskundigheid op controlegebied. Zijn werkzaamheden zijn er niet op gericht en stellen hem niet in staat enige zekerheid omtrent de getrouwheid van een financieel overzicht te verschaffen. De accountant is verplicht deze werkzaamheden met professionele deskundigheid en zorgvuldigheid te verrichten. Dit houdt naar het oordeel van de Accountantskamer in, en daar wijzen ook paragraaf 13 en 14 van de Richtlijn 4410 en NVCOS 4410 op, dat als een accountant duidelijke signalen of aanwijzingen heeft dat de door de leiding van een onderneming verstrekte gegevens niet juist zijn, hij nadere inlichtingen inwint en informatie en toelichtingen gaat verifiëren. In weerwil van het ter zitting namens klaagster gestelde betekent dit niet dat mag worden aangenomen dat een groot aantal elementen van een jaarrekening door de accountant worden behandeld zoals dit bij een beoordelings- of controleopdracht plaats vindt. 

4.5.1 Niet aannemelijk is geworden dat betrokkene dergelijke signalen of aanwijzingen heeft gehad ten tijde van het samenstellen van de jaarrekening 2007, zodat voor hem ook geen aanleiding bestond om nadere inlichtingen in te winnen over de van het bestuur verkregen gegevens of de besluitvorming daaromtrent. Mogelijke signalen of aanwijzingen te dier zake heeft betrokkene medio 2009 gekregen toen klaagster en BV3 in een (juridische) strijd verwikkeld raakten en voorts naar aanleiding van de aandeelhoudersvergadering van 5 november 2009, waarin over kostenposten in de jaarrekening 2007 vragen werden gesteld. De jaarrekening 2007 was toen al in de aandeelhoudersvergadering van 27 november 2008 vastgesteld. Hieruit blijkt naar het oordeel van de Accountantskamer echter niet dat betrokkene een en ander al in 2008 anders had moeten duiden. In zoverre treft hem dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt.

4.5.2 In verband met de geschillen die waren ontstaan, heeft betrokkene voor het afgeven van de samenstellingsverklaring voor de jaren 2008 en 2009 vervolgens aanleiding gezien om de redelijkheid van de kostenposten betreffende de huur en de managementfee te onderzoeken. Zo heeft hij zich vergewist van het groeiscenario van de onderneming waarop al door D was gewezen in een e-mail van 21 juni 2007 en dat deze ook nog uiteen had gezet in een toelichting ten behoeve van de aandeelhoudersvergadering van 23 december 2009. Hij heeft zich er voorts van vergewist en aannemelijk bevonden dat D vier dagen per week werkte in plaats van de drie dagen per week waarvan was uitgegaan bij de vaststelling van de managementfee. Daarnaast heeft hij zich van de wetenschap over een ander van de overige aandeelhouders vergewist.

Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene hiermee voldaan aan de in de NVCOS 4410 nader omschreven eisen van deskundigheid en zorgvuldigheid en treft hem voor de samenstellingswerkzaamheden in zoverre geen tuchtrechtelijk verwijt. Als bepaalde besluiten van de aandeelhoudersvergadering juridisch bezien geen stand zouden kunnen houden, doet dat hieraan niet af en kan het niet voor verantwoordelijkheid gebracht van de accountant die de jaarrekening heeft samengesteld. 

4.6 Met betrekking tot het hiervoor in overweging 3.1 onder b. weergegeven tweede klachtonderdeel, te weten dat betrokkene bij het samenstellen van de jaarrekeningen 2007 tot en met 2009 niet objectief heeft gehandeld overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.7 Ingevolge de artikelen A-100.2 en A-100.4 VGC neemt een accountant-administratie-consulent een vijftal fundamentele beginselen in acht, signaleert hij bedreigingen voor een goede naleving daarvan en treft hij zonodig waarborgen die de bedreiging wegnemen of terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau. Volgens het klaagschrift wijzen de voorkeursbehandeling van 7 door betrokkene en hun gezamenlijke betrokkenheid bij ‘BV11’ er op dat betrokkene niet objectief heeft gehandeld.

4.8 Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel zijn van belang artikel B1-280.1 en B1-280.3 VGC. Op grond daarvan  stelt een accountant bij het verlenen van een professionele dienst vast of sprake is van een bedreiging voor zijn objectiviteit als gevolg van het aanhouden van een belang in of een relatie met een cliënt of met een aan die cliënt verbonden directeur of andere werknemer en stelt hij de aard en het belang van de bedreiging voor zijn objectiviteit vast. Indien blijkt dat deze bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis is, treft de openbaar accountant waarborgen die deze bedreiging wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen.

In de omstandigheid dat betrokkene, die overigens ook nog de accountant is van 7, 9 en D in persoon,  middels BV10 samen met 7 aandeelhouder van de vennootschap ‘BV11’ èn eveneens gezamenlijk bestuurder van die vennootschap was of werd,  had betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer een bedreiging moeten zien voor zijn objectief handelen, als bedoeld in artikel A-100.10 onder a. en artikel B1-280.1 VGC waartegen hij een passende waarborg diende te treffen. Dat heeft betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer niet, althans onvoldoende inzichtelijk gedaan waardoor hij in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit en tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

Betrokkene zou een waarborg hebben getroffen door tijdens een informele bijeenkomst ten kantore van BV3 nog vóór de oprichting van de vennootschap op 3 september 2008 mededeling van de situatie te doen. Deze mededeling wordt niet alleen betwist door klaagster maar voldoet ook niet aan artikel A-100.2 VGC waarin is bepaald dat betrokkene de naar aanleiding van een bedreiging getroffen waarborgen en zijn conclusie vastlegt.

Daaraan doet onvoldoende af dat betrokkene een melding aan de compliance officer van BV2 heeft gedaan welke wel schriftelijk is vastgelegd of dat D en C bedoelde mondelinge mededeling kunnen bevestigen. Het had naar het oordeel van de Accountantskamer in de gegeven omstandigheden op de weg van betrokkene gelegen om, zowel voor wat betreft het treffen van afdoende waarborgen als ook van vastlegging daarvan, de aandeelhouders van BV3 helder en duidelijk van een en ander op de hoogte te stellen en zulks ook duidelijk en schriftelijk vast te leggen. Aldus had hij door afdoende transparantie te betrachten ervoor zorg gedragen dat alle andere aandeelhouders van deze belangenverstrengeling voldoende bewust konden zijn en zij zo met meer (noodzakelijke) aandacht zijn werkzaamheden als accountant van de vennootschap konden beoordelen. Tevens zou door expliciete schriftelijke vastlegging afdoende getoetst hebben kunnen worden dat betrokkene in deze in overeenstemming met het conceptueel raamwerk van de VGC heeft gehandeld.

4.9 De klacht genoemd in overweging 3.1 onder b. dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4.10 Ten overvloede merkt de Accountantskamer op dat, voor zover klaagster tevens heeft willen aanvoeren dat betrokkene in deze niet voldoende onafhankelijk is geweest, nu hij ook de accountant was van 7, 9 en D  in privé, ‘onafhankelijkheid’ in zoverre bij samenstellingswerkwerkzaamheden geen (direct) vereiste is vanuit de gedrags- en beroepsregels.

4.11 Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze zaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

4.12 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de waarschuwing wordt voldaan door de opneming daarvan in het dictum van deze uitspraak. Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.      verklaart de klacht genoemd in rechtsoverweging 3.1 onder b. in voege als hiervoor omschreven gegrond;

2.      verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

3.      legt ter zake de maatregel op van waarschuwing;

4.      verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. H. de Hek en G. Mannoury, (rechterlijke leden) en A.M.H. Homminga AA en prof. dr. G.C.M. Majoor RA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster, betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.