ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0118 Accountantskamer Zwolle 10/1502 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0118
Datum uitspraak: 06-12-2010
Datum publicatie: 06-12-2010
Zaaknummer(s): 10/1502 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: Herhaald niet uitvoeren van overeengekomen werkzaamheden en het over zijn lot overlaten van de opdrachtgever levert opnieuw op doorhaling in het register. Zie ook eerdere uitspraak van 24 september 2010 in de zaak met nummer 10/760 Wtra (LJN: YH0081) en de beslissing op de door het NIVRA verzochte voorlopige voorziening van 6 december 2010 in de zaak met nummer 10/1800 Wtra

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 6 december 2010 in de zaak met nummer 10/1502 WTRA AK van

Y ,

wonende te (woonplaats),

K L A G E R ,

t e g e n

X ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in deze zaak ontvangen stukken:

-          het op 27 augustus 2010 ingekomen klaagschrift van 25 augustus 2010 met bijlagen;

-          de op 13 september 2010 ingekomen brief van klager van 10 september 2010 met bijlagen.

1.2 Bij brief van 13 september 2010 is dit klaagschrift samen met de brief van 10 september 2010 naar het bij de Accountantskamer bekende postbusnummer van betrokkene gezonden en is betrokkene in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken schriftelijk op het klaagschrift te reageren.

1.3 Bij tussenbeslissing van 28 september 2010 heeft de voorzitter van de Accountantskamer de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (het NIVRA) als belanghebbende partij in de gelegenheid gesteld een standpunt in te nemen over het in het klaagschrift aan betrokkene verweten gedrag en/of een verzoek in te dienen tot het treffen van de voorlopige voorziening van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene.

1.4 Bij e-mailbericht van 5 oktober 2010 heeft betrokkene aan de Accountantskamer om vier weken uitstel gevraagd voor het indienen van een verweerschrift. Bij e-mailbericht van 8 oktober 2010 is betrokkene medegedeeld dat de termijn om een verweerschrift in te dienen is verlengd tot en met 26 oktober 2010, onder gelijktijdige mededeling van de geplande mondelinge behandeling ter zitting van 22 november 2010. Hierop heeft de Accountantskamer geen reactie ontvangen.

1.5 Bij brief van 12 oktober 2010 is betrokkene nogmaals in kennis gesteld van de geplande zitting op 22 november 2010, verzonden naar een adres te (plaats), conform de opgaaf van betrokkene bij e-mailbericht van 5 oktober 2010.

1.6 Naar aanleiding van deze brief heeft betrokkene geen reactie ingediend, ook niet een verzoek om wijziging van de zittingsdatum. Bij brief van 5 november 2010, verzonden naar het door betrokkene opgegeven adres, is betrokkene vervolgens opgeroepen om op de zitting van 22 november 2010 te verschijnen.

1.7 De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 november 2010, in aansluiting op de mondelinge behandeling van het op 21 oktober 2010 ingediende verzoek van de voorzitter van het NIVRA tot het treffen van een voorlopige voorziening als hiervoor vermeld in punt 1.3. Klager is verschenen. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.8 Klager heeft bij op deze zitting zijn standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is werkzaam bij Accountants1 te (plaats) en vanaf 8 maart 2005 de accountant van klagers onderneming ‘B.V.1’ te (plaats), verder te noemen: ‘de vennootschap’.

2.2 Tussen klager en betrokkene is in maart 2009 overeengekomen dat betrokkene voor 1 april 2009 een (concept)aangifte vennootschapsbelasting 2008 gereed zou hebben betreffende klagers vennootschap. Klager heeft betrokkene vanaf 29 maart 2009 herhaalde malen om afhandeling van de aangifte 2008 gevraagd.

2.3 Op 24 maart 2010 heeft betrokkene aan klager een concept rapport 2008 toegezonden. Klager heeft bij e-mailbericht van 26 maart 2010 geantwoord dat zijns inziens een aantal posten niet juist zijn, althans dat een aantal boekingen niet begrijpelijk zijn. Betrokkene en klager hebben daarover op 31 maart 2010 en 1 april 2010 e-mailberichten uitgewisseld.

2.4 Bij e-mailberichten van 21 april 2010 en 30 april 2010 heeft klager bij betrokkene geïnformeerd naar de stand van zaken aangaande de verdere afhandeling van de aangifte vennootschapsbelasting over 2008. In dat laatste e-mailbericht heeft klager medegedeeld er veel moeite mee te hebben dat hij van betrokkene geen reactie ontvangt.

2.5 Op 30 april 2010 heeft betrokkene ten behoeve van de vennootschap een aangifte vennootschapsbelasting 2008 gedaan.

2.6 Bij e-mailbericht van 1 mei 2010 heeft klager bij betrokkene aan de orde gesteld dat hij uit berichtgeving van de Belastingdienst heeft begrepen dat betrokkene voor klagers vennootschap een aangifte vennootschapsbelasting 2008 heeft ingediend, dat betrokkene deze aangifte heeft gedaan zonder dat hij de finale versie aan klager heeft voorgelegd en besproken en dat hij - klager - nog steeds onbeantwoorde vragen heeft over de door betrokkene opgestelde aangifte. Klager heeft daarop (onder meer) om opheldering gevraagd. Klager heeft hierop geen (inhoudelijke) reactie van betrokkene ontvangen.

2.7 Klager heeft bij e-mailberichten van 3, 4 en 8 mei 2010 vergeefs bij betrokkene gerappelleerd.

2.8 Bij brief van 13 mei 2010 heeft klager de aan betrokkene verleende opdracht met onmiddellijke ingang opgezegd. Hierop heeft betrokkene evenmin gereageerd.

2.9 Klager heeft door een derde de aangifte vennootschapsbelasting 2008 laten aanpassen althans laten verbeteren.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene dat hij heeft verzuimd om zijn contractuele verplichtingen na te komen en herhaaldelijk heeft verzuimd om te reageren op e-mailberichten daarover van klager. Zo heeft betrokkene verzuimd om de aangifte vennootschapsbelasting 2008 tijdig te verzorgen en heeft hij verzuimd om de aangepaste aangifte aan klager voor te leggen en met hem te bespreken alvorens deze aangifte bij de Belastingdienst in te dienen. Klager vindt dat door de handelwijze van betrokkene schade is veroorzaakt, bestaande uit het betalen voor diensten die niet dan wel foutief zijn geleverd en uit het maken van kosten om de aangifte 2008 alsnog correct af te handelen.

 4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RAis de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, plaats vond na 1 januari 2007, zodat dit dient te worden getoetst aan de sedert 1 januari 2007 vigerende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna VGC).  

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Zulke feiten en omstandigheden zijn door klager gesteld en door betrokkene onbetwist gebleven. Deze leiden de Accountantskamer tot het oordeel dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij is ernstig tekortgeschoten in de uitvoering van de voor klagers vennootschap te verzorgen werkzaamheden ten behoeve van het jaar 2008 en heeft gefaald in zijn contacten daarover met klager. Redengevend daartoe is het volgende.

4.5 Allereerst heeft betrokkene de aangifte vennootschapsbelasting over 2008 niet tijdig verzorgd. Daarnaast heeft betrokkene verzuimd de aangepaste aangifte aan klager voor te leggen en met hem daarover overleg te hebben. Hij heeft voorts deze aangifte bij de Belastingdienst ingediend zonder klager daar over ook maar te informeren. Tot slot heeft betrokkene op de verzoeken van klager van 30 april 2010 en 3, 4 en 8 mei 2010 om opheldering over deze gang van zaken niet gereageerd, laat staan dat hij stappen heeft ondernomen om tot een herstel te komen van de foutief ingediende aangifte 2008.

4.6 Geconcludeerd moet worden dat betrokkene door niet te zorgen voor de (tijdige) uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden en door het zonder nader overleg en het zonder daartoe verkregen toestemming indienen van een foutieve aangifte het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikelen A-130.1 en A-130.4 VGC heeft geschonden. Door hierover niet te communiceren met zijn opdrachtgever en kennelijk geen belang te hechten aan een correcte zakelijke omgang met hem, heeft betrokkene voorts het accountantsberoep in diskrediet gebracht en het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. VGC geschonden. De klacht dient dan ook in al haar onderdelen gegrond te worden verklaard.

4.7 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen.

4.7.1 Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen dat betrokkene door diens nalatigheden als hiervoor omschreven voor klager problemen heeft veroorzaakt, zowel als gaat om het uitblijven van een tijdige aangifte als om het indienen bij de Belastingdienst van een aangepaste, niet met klager besproken aangifte. Hij heeft klager voorts aan zijn lot overgelaten door niet of onvoldoende met hem te communiceren.

4.7.2 De Accountantskamer houdt rekening met de eerder aan betrokkene opgelegde, onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke maatregel van schriftelijke berisping bij beslissing van de Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam van 25 april 2006 waaraan een gelijksoortig verwijtbaar gedrag van betrokkene ten grondslag heeft.

4.7.3 Voorts heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen dat aan betrokkene bij beslissing van 2 november 2009 door voormelde Raad van Tucht de tuchtrechtelijke maatregel van doorhaling in het register is opgelegd in verband met wederom een gelijksoortig feitencomplex. Tegen deze beslissing is betrokkene in hoger beroep gekomen, welk hoger beroep nog niet behandeld is.

4.7.4 Tot slot heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen dat zij bij beslissing van 24 september 2010 [1] aan betrokkene de tuchtrechtelijke maatregel van doorhaling in het register is opgelegd in verband met opnieuw een gelijksoortig feitencomplex. Tegen deze beslissing is betrokkene in hoger beroep gekomen, welk hoger beroep evenmin al is behandeld.

4.7.5 Gelet op de in voormelde tuchtzaken gelegen parallel met onderhavige klacht ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er niet op dat betrokkene het belang ervan inziet om zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.7.6 De Accountantskamer acht daarom (ook) in deze klachtzaak de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene als accountant in het register, bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, passend en geboden. Gelet op het bepaalde in artikel 8 Wtra, zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven, bepalen op 10 jaren.

4.8 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.9 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.      verklaart de klacht gegrond;

2.      legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

3.      bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 jaren;

4.      verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. E.F. Smeele, (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager, betrokkenedan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Beslissing van 24 september 2010 in de zaak met nummer 10/760 Wtra AK (LJN: YH0081)