ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0117 Accountantskamer Zwolle 10/1800 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0117
Datum uitspraak: 06-12-2010
Datum publicatie: 07-12-2010
Zaaknummer(s): 10/1800 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op door het NIVRA in een bodemzaak met nummer 10-1502 verzochte voorlopige voorziening jegens een registeraccountant die ondanks herhaalde tuchtrechtelijke maatregelen nalaat fundamentele gedrags- en beroepsregels na te komen. Bescherming van derden die in het maatschappelijk verkeer aan een hoedanigheid van een registeraccountant de verwachting van deskundigheid, zorgvuldigheid en professioneel gedrag mogen ontlenen. Maatregel van tijdelijke doorhaling bij wege van voorlopige voorziening totdat in de bodemzaak met nummer 10/1502 onherroepelijk is beslist

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 41, eerste lid Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 6 december 2010 in de zaak met nummer 10/1800 Wtra AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN

REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

V E R Z O E K E R ,

gemachtigde mr. J.J. Scholtes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te (plaats),

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van het op 22 oktober 2010 ingekomen verzoekschrift van 21 oktober 2010 met bijlagen, ingediend naar aanleiding van de op 27 augustus 2010 jegens betrokkene aanhangig gemaakte tuchtzaak, geregistreerd onder nummer 10/1502 Wtra AK.

1.2 Bij brief van 22 oktober 2010 is dit verzoekschrift, conform de opgaaf van betrokkene bij e-mailbericht van 5 oktober 2010 in de zaak met nummer 10/1502 Wtra AK, verzonden naar een adres van betrokkene te (plaats). Betrokkene is in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijk op het verzoekschrift te reageren. Betrokkene is tevens opgeroepen om op de zitting van 22 november 2010 te verschijnen

1.3 Naar aanleiding van deze brief heeft betrokkene niet verzocht om wijziging van de zittingsdatum. Hij heeft evenmin een schriftelijke reactie ingediend.

1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 22 november 2010, voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de zaak met nummer 10/1502 Wtra AK. Voor verzoeker is verschenen de heer mr. J.J. Scholtes, vergezeld van mw. N.J. Makkes. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.5 Verzoeker heeft op deze zitting zijn standpunt toegelicht (aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is op 11 juli 1990 ingeschreven in het accountantsregister bij het NIVRA.

2.2 Aan betrokkene is bij beslissing van de Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam van 25 april 2006 de schriftelijke maatregel van berisping opgelegd ter zake van - samengevat - het niet uitvoeren van overeengekomen werkzaamheden en het zich voor de opdrachtgever onbereikbaar houden. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

2.3 Aan betrokkene is bij beslissing van 2 november 2009 door voormelde Raad van Tucht de tuchtrechtelijke maatregel van doorhaling in het register opgelegd in verband met - samengevat - het stelselmatig niet uitvoeren van overeengekomen werkzaamheden en het niet serieus nemen van de opdrachtgever in diens pogingen om betrokkene zich aan de afspraken te laten houden. Tegen deze beslissing is betrokkene in hoger beroep gekomen, welk hoger beroep nog niet behandeld is.

2.4 Aan betrokkene is bij beslissing van 24 september 2010 in de zaak met nummer 10/760 Wtra AK (LJN: YH0081) door de Accountantskamer de maatregel van doorhaling in het register opgelegd in verband met opnieuw een gelijksoortig feitencomplex, te weten - samengevat - het stelselmatig niet uitvoeren van overeengekomen werkzaamheden, het niet reageren op e-mailberichten en telefoontjes van de opdrachtgever en het spreken van onwaarheden. Tegen deze beslissing is betrokkene in hoger beroep gekomen, welk hoger beroep nog evenmin behandeld is.

2.5 Op 27 augustus 2010 is ingekomen bij de Accountantskamer de klacht jegens betrokkene dat deze veel later dan overeengekomen een concept aangifte vennootschaps-belasting 2008 heeft opgesteld, dat hij heeft verzuimd de aangepaste aangifte voor te leggen en te bespreken alvorens de aangifte bij de Belastingdienst in te dienen en dat betrokkene niet heeft gereageerd op verzoeken om opheldering ter zake. Met het ontbreken van een verweerschrift en met het niet verschijnen bij de mondelinge behandeling van die klacht op 22 november 2010 heeft betrokkene die klacht niet tegengesproken.

3. Het verzoek

3.1 Verzoeker heeft verzocht om betrokkene bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk door te halen in het accountantsregister. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat de hiervoor vermelde jegens betrokkene genomen tuchtrechtelijke beslissingen een vergelijkbaar gedragspatroon laten zien over een aantal jaren, waarbij geen aanwijzingen voorhanden zijn dat in het gedrag van betrokkene een wijziging zal optreden. Nu betrokkene tegen de eerder opgelegde maatregelen van doorhaling in het register hoger beroep heeft ingesteld, de behandeling van die beroepen op zich laat wachten en wederom een klacht voorligt die is gebaseerd op een gelijksoortig feitencomplex, brengt het openbaar belang met zich dat het voor derden duidelijk wordt dat betrokkene niet meer gerechtigd is zich te presenteren als registeraccountant met een daaraan in het maatschappelijk verkeer te ontlenen en te verwachten professioneel, integer, deskundig en zorgvuldig gedrag.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RAis de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.1 Op grond van artikel 41, eerste lid, aanhef en sub c., Wtra is, ingeval jegens de betrokken accountant een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, Wet RA en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn, de voorzitter van het NIVRA bevoegd een verzoek te doen aan de Accountantskamer om gebruik te maken van haar bevoegdheid de inschrijving van die accountant in het register bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk door te halen.

4.2.2 Op grond van artikel 41, vierde lid, Wtra dient betrokkene te worden gehoord op het verzoek tot tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving. Nu betrokkene echter niet heeft gereageerd op naar hem gezonden uitnodiging/oproeping daartoe, moet worden aangenomen dat hij afstand heeft gedaan van zijn recht in dezen te worden gehoord.

4.3 In dit geval is naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van een ernstig vermoeden in voormelde zin. De klacht, zoals geregistreerd onder zaaksnummer 10/1502 Wtra AK, is gebaseerd op het niet tijdig uitvoeren van overeengekomen werkzaamheden, het vervolgens zonder nader overleg met de opdrachtgever indienen van een foutieve aangifte en het zich vervolgens voor de opdrachtgever onbereikbaar houden. Deze klacht is niet door betrokkene tegengesproken, bij verweerschrift noch bij de mondelinge behandeling van de klacht, en is bij beslissing in voormelde zaak van gelijke datum als in deze zaak gegrond verklaard, onder oplegging van - andermaal - de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register.

4.4 Bij drie eerdere beslissingen als hiervoor weergegeven in de 2.2 tot en met 2.4 zijn aan betrokkene tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd, waarvan de in de 2.3 en 2.4 bedoelde beslissingen ook al hebben ingehouden de maatregel van doorhaling in het register. Deze maatregelen hebben tot op heden nog geen effect gesorteerd doordat betrokkene tegen die beslissingen in hoger beroep is gekomen. De in de voormelde zaak met nummer 10/1502 Wtra Ak opgelegde maatregel heeft - vooralsnog - evenmin effect, nu de beslissing in die zaak ook nog niet onherroepelijk is.

4.5 Gelet op die drie onder 2.2 tot en met 2.4 bedoelde tuchtzaken gelegen parallel met de thans aanhangige klacht ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er op dat betrokkene het belang er niet van inziet zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De Accountantskamer neemt voorts in aanmerking dat de bedoelde maatregelen van doorhaling door het daarvan nog niet onherroepelijk zijn, onvoldoende hun invloed hebben, zowel jegens betrokkene als jegens derden die zich willen bedienen van de diensten van een registeraccountant met het aan die hoedanigheid gerechtvaardigd in het maatschappelijk verkeer te verwachten deskundigheid, zorgvuldigheid en professioneel gedrag. Vastgesteld moet worden dat betrokkene dat vertrouwen inmiddels vier maal op zeer ernstige wijze heeft beschaamd.

4.6 De Accountantskamer is dan ook van oordeel dat thans geen andere conclusie mogelijk is dan dat zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn, die vorderen dat de inschrijving van betrokkene in het register bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, tijdelijk wordt doorgehaald, zulks in afwachting van het ontstaan van één van de situaties als beschreven in artikel 42 Wtra. Tot die bij wijze van voorlopige voorziening op te leggen maatregel zal dan ook, gelet op artikel 33 Wet RA en artikel 41 Wtra, worden overgegaan.

4.7 De AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA dienen ingevolge artikel 41 lid 3 juncto 48 Wtra, zulks in samenhang met artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, op de last van de voorzitter van de Accountantskamer ervoor zorg te dragen dat de bij wijze van voorlopige voorziening opgelegde maatregel tot tijdelijke doorhaling in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.8 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-    haalt bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, met onmiddellijke ingang tijdelijk             door; 

-    verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na de uitvaardiging van een  last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze bij wijze van voorlopige voorziening getroffen maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of  was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. E.F. Smeele, (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 41, lid 8, juncto artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkenedan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.