ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0109 Accountantskamer Zwolle 10/1133 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0109
Datum uitspraak: 05-11-2010
Datum publicatie: 08-11-2010
Zaaknummer(s): 10/1133 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: Bij kantoortoetsing van AA gebleken dat deze niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichting en het in de niet tijdig en adequaat in het interne stelsel van beheersing vastleggen van een waarnemingsregeling.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 5 november 2010 in de zaak met nummer 10/1133 Wtra AK van

het bestuur van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mw. mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. H et verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, te weten:

-         het op 13 juli 2010 ingekomen klaagschrift, gedateerd 12 juli 2010, met bijlagen;

-         de op 19 augustus 2010 ontvangen brief van klager van 18 augustus 2010 met bijlage.

1.2 Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 4 oktober 2010, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA en betrokkene in persoon.  

1.4 Betrokkene en klager hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht danwel doen toelichten en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is lid van de NOvAA en als openbaar accountant-administratieconsulent werkzaam bij accountantskantoor Y.

2.2 Op 8 september 2004 heeft een toetsing van zijn accountantspraktijk plaatsgevonden.

De Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) is op 10 december 2004 op basis van de bevindingen van het toetsingsteam tot een negatief eindoordeel over het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene gekomen. Ook is vastgesteld dat betrokkene niet had voldaan aan zijn PE-verplichting. De Raad heeft betrokkene een termijn van twee jaar gegeven waarbinnen het stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk diende te worden aangepast aan de normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing (VPPT). De Raad heeft daarbij te kennen gegeven dat na afloop van deze termijn een hertoetsing van de accountantspraktijk zou plaatsvinden. Ook is betrokkene er op gewezen dat hij alsnog aan zijn PE-verplichting diende te voldoen.

2.3 Op 1 september 2009 heeft, na een op 2 oktober 2008 in verband met een voorgenomen praktijkbeëindiging toegekende vrijstelling van een jaar daarvoor, de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene plaatsgevonden. Op de oriënterende vragenlijst te dier zake heeft een toetser aangetekend dat er geen waarnemings-overeenkomst was. In de recapitulatie van 1 september 2009 hebben de toetsers onder meer vastgelegd dat betrokkene de laatste twee jaren niet had voldaan aan de PE-verplichting. Zij hebben de Raad desalniettemin voorgesteld een positief eindoordeel te geven.

2.4 Voorafgaand aan het afgeven van het definitieve eindoordeel door de Raad is betrokkene in de gelegenheid gesteld op de uitkomsten van de hertoetsing te reageren en is hem het toetsingsdossier toegezonden. Bij brief van 16 september 2009 heeft betrokkene aangegeven af te zien van een inhoudelijke reactie en voorts de in de recapitulatie genoemde aanbevelingen te zullen doorvoeren.

2.5 Bij brieven van 3 november 2009 heeft de Raad de toetsers verzocht om nadere informatie omtrent het niet-naleven van de PE-verplichting en het ontbreken van de waarnemingsovereenkomst.

2.6 In een e-mailbericht van 12 november 2009 hebben de toetsers (doen) aangeven dat zij, ondanks het niet naleven van de PE-verplichting toch tot het eindoordeel ‘voldoende’ zijn gekomen vanwege de belofte van betrokkene om alsnog aan deze verplichting te gaan voldoen nu de overige zaken op orde waren. Wat het ontbreken van de waarnemings-overeenkomst betreft hebben zij aangegeven dat er wel een mondelinge overeenkomst met een collega AA bestond en dat betrokkene had aangegeven een en ander schriftelijk vast te zullen leggen.

2.7 Na daartoe door de Raad bij brief van 13 november 2009 in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft betrokkene bij brief van 18 november 2009 aangegeven dat dit juist was en dat hij de adviezen zal opvolgen.

2.8 De Raad is op 21 december 2009 tot het oordeel gekomen dat het toetsingsteam in

redelijkheid niet tot zijn voorstel tot het geven van een positief eindoordeel kon komen en concludeert dat hij van het advies diende af te wijken vanwege het ontbreken van significante verbeteringen op wezenlijke onderdelen. De Raad stelde vast dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene niet voldeed aan de daarvoor geldende normen.

2.9 Op 7 januari 2010 heeft betrokkene met [1] accountants en belastingadviseurs, gevestigd en kantoorhoudende te [plaats], een al langer tussen hen bestaande mondelinge afspraak in zake waarneming, schriftelijk vastgelegd.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene dat hij in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel A-100.4, onder c., en de artikelen A-130.1 tot en met A-130.7 van de Verordening gedragscode AA’s

(hierna: VGC).

3.2 De klacht omvat twee onderdelen, te weten:

-         Betrokkene heeft niet voldaan aan de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid doordat hij niet heeft voldaan aan de verplichting tot permanente educatie (PE), terwijl hem daarvan geen vrijstelling is verleend;

-         Betrokkene heeft doordat een waarnemingsovereenkomst met een collega ontbreekt in zoverre niet voldaan aan het vereiste in zijn accountantspraktijk te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing.

4. Beoordeling

Omtrent de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 De Accountantskamer begrijpt de klacht aldus, mede gezien de schriftelijke toelichting daarop waaronder enkel de verwijzing naar de sinds 2007 geldende Nadere voorschriften permanente educatie (AA’s) (hierna aan te duiden als NVPE), dat weliswaar het gelaakte nalaten van betrokkene al voor 1 januari 2007 een aanvang heeft genomen, maar dat klager haar klacht de facto beperkt voor de periode vanaf 1 januari 2007 en dat dit daarom moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan en de NVPE.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in het eerste klachtonderdeel wordt verweten, te weten het niet voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), terwijl betrokkene daarvoor geen vrijstelling was verleend, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.3.1 Klager beklaagt zich erover dat betrokkene in ieder geval over de jaren 2007 en 2008 niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichting.

In de VGC zijn beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid neergelegd in artikel A-100.4, onder c., en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de Nadere Voorschriften Permanente Educatie. Deze zijn in werking getreden op 1 januari 2007.

Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de AA dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden. In artikel 3, eerste lid, van de NVPE is bepaald dat de AA minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald.

Ter zitting heeft betrokkene naar voren gebracht in (2006,) 2007 en 2008 geen cursussen te hebben gevolgd waarbij hij erop heeft gewezen druk bezig te zijn geweest zijn kantoor te verkopen. Voorts heeft hij ter zitting zijn voornemen geuit dit jaar 40 PE-punten te gaan behalen.

Hieruit blijkt dat betrokkene in ieder geval in (2006,) 2007 en 2008 niet aan zijn PE- verplichtingen heeft voldaan. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

4.4 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel, te weten dat betrokkene niet heeft voldaan aan het vereiste de waarneming van zijn praktijk op adequate wijze te regelen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.4.1 Ingevolge artikel 5 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (NVAKaav), zoals die golden ten tijde van de toetsing, regelt het accountantskantoor op adequate wijze de waarneming van de uitvoering van een door het accountantskantoor uitgevoerde aan assurance verwante opdracht in geval van ontstentenis, belet of langdurige arbeidsongeschiktheid van de voor de opdracht verantwoordelijke accountant. Blijkens de toelichting op dit artikel kan de waarneming op adequate wijze worden geregeld door het opnemen van duidelijke voorschriften ter zake in het stelsel van interne beheersing. Ook kan een waarnemingsovereenkomst met een andere openbaar accountant worden gesloten.

4.4.2 Betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij op enig moment mondeling afspraken heeft gemaakt met een collega-accountant voor zijn waarneming en bevestigd dat deze niet (eerder dan 7 januari 2010) schriftelijk waren vastgelegd. Voorts heeft betrokkene de stelling van klager, dat de regeling van de waarneming ook niet op andere wijze door het opnemen van duidelijke voorschriften ter zake in het stelsel van interne beheersing was vastgelegd, niet betwist. Gelet hierop is ook dit klachtonderdeel gegrond.

4.5 De Accountantskamer is van oordeel dat het niet naleven van de VGC en de NVPE , gelet op het maatschappelijk belang dat met naleving is gemoeid, een ernstige overtreding betreft. Die verordening en voorschriften beogen immers de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de accountants-administratieconsulenten te bewaken.

Het niet naleven van voorschriften inzake de vastlegging van de wijze waarop zijn waarneming door betrokkene is geregeld, acht de Accountantkamer tuchtrechtelijk laakbaar maar rekent zij betrokkene niet zwaar aan omdat ter zitting en uit de door klager overgelegde schriftelijke overeenkomst te dier zake van 7 januari 2010, genoegzaam gebleken is dat betrokkene wel in deze waarneming had voorzien via mondelinge afspraken met een collega accountant en, alhoewel niet adequaat in het interne stelsel van beheersing vastgelegd,  medewerkers van zijn kantoor van die afspraken in ieder geval op de hoogte waren.

4.6 Het schenden v an de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid door in een bepaald jaar niet te voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), wordt door de Accountantskamer gebruikelijk gesanctioneerd met een berisping en een geldboete.

Op grond van het bovenstaande acht de Accountantskamer samengenomen de maatregel van berisping met daarnaast een geldboete van € 4.000,= (over de jaren 2007 en 2008 géén van de minimale 40 punten behaald) passend en geboden. Bij de beslissing tot het mede opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer enerzijds rekening gehouden met het door het niet volgen van permanente educatie door betrokkene behaalde economisch voordeel ten opzichte van zijn collega-accountants en anderzijds zijn voornemen om vanaf september 2009 wel PE-punten te gaan behalen. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde boete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.7 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.  verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond in voege als hiervoor weergegeven;

2.      legt ter zake aan betrokkene op:

·        een berisping

 en

·        een geldboete ten bedrage van € 4000,= (vierduidend euro), welke boete binnen één maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging door betrokkene dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 10/1133 Wtra AK;

3.      verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. G. Mannoury en mr. E.A. Maan, (rechterlijke leden), P.A.S. van der Putten RA en J. Maan AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 5  november 2010.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.