ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0104 Accountantskamer Zwolle 10/610 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0104
Datum uitspraak: 29-10-2010
Datum publicatie: 29-10-2010
Zaaknummer(s): 10/610 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Bij de Accountantskamer kan geen vordering tot schadevergoeding worden ingediend. Betrokkene had moeten opmerken dat tussen het uitbrengen van zijn conceptrappport inzake de jaarrekening en het definitief door hem uit te brengen rapport door een administratieve fout van zijn client bij het bijhouden van de financiele administratie de in het definitieve rapport opgenomen balans niet meer aansloot bij de administratie van de client en had ter correctie daartoe contact met zijn client moeten opnemen alvorens het definitieve rapport uit te brengen.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 29 oktober 2010 in de zaak met nummer 10 / 610 Wtra AK van

1) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BV1. ,

gevestigd te [plaats],

2) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BV2. ,

gevestigd te [plaats[ en

3) A ,

wonende te [plaats],

K L A G E R S ,

raadsman: ing. J.W.M. Pruijn,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

(a)        het op 19 april 2010 ingekomen klaagschrift van 14 april 2010, met bijlagen;

(b)        het op 16 juni 2010 ingekomen verweerschrift, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 3 september 2010, waar aanwezig waren: - aan de zijde van klagers - klager sub 3) A in persoon [tevens als vertegenwoordiger van klaagsters sub 1) en sub 2)], tot bijstand vergezeld van klagers raadsman ing. J.W.M. Pruijn, en - aan de zijde van betrokkene - drs. Y RA in persoon.

1.3 Op deze zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht onderscheidenlijk doen toelichten en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Alle aandelen van klaagster sub 1) zijn in het bezit van klaagster sub 2) en van deze laatste vennootschap zijn alle aandelen weer in het bezit van klager sub 3).

2.2 Klagers zijn tot en met 14 januari 2009 cliënt geweest van het kantoor van betrokkene, Y accountants en belastingadviseurs B.V. De door klagers aan betrokkene verstrekte opdracht betrof het samenstellen van de jaarrekening van klaagsters sub 1) en sub 2), het verzorgen van de aangiften vennootschapsbelasting van deze vennootschappen en het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting van klager sub 3), de (on)middelijk enig aandeelhouder en enig bestuurder van klaagsters sub 1) en sub 2). Binnen de organisatie van het kantoor van betrokkene werden de werkzaamheden ten behoeve van klagers verricht op de kantoorvestiging te [plaats] door de medewerker van betrokkene, B FB.

2.3 De op 10 november 2008 door betrokkene met een samenstellingsverklaring aan de directie van klaagster sub 1) uitgebrachte jaarrekening over het boekjaar 2007 is door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 12 december 2008 vastgesteld. De vaststelling heeft plaatsgevonden overeenkomstig de door betrokkene uitgebrachte balans (waarop een eigen vermogen van € 10.536,00 negatief en een balanstotaal van                   € 186.676,00 staan vermeld).

2.4 Tussen deze B en de nieuwe adviseur van klager, 3, is in het eerste kwartaal van 2009 naar aanleiding van het door klager beëindigen van de aan betrokkene verstrekte opdracht en het vervolgens aan 3 verstrekken van die opdracht, overleg gevoerd over de specificatie van een aantal posten dat was opgenomen in het door betrokkene uitgebrachte definitieve rapport inzake de jaarrekening 2007 van klaagster sub 1). Gedurende dit overleg werd geconstateerd dat de balans, die was opgenomen in het door betrokkene uitgebrachte (definitieve) rapport inzake de jaarrekening van klaagster sub 1) over het boekjaar 2007, niet (meer) aansloot bij de administratie van de vennootschap, hetgeen eerder wel het geval was geweest.

2.5 In een e-mail van eerdergenoemde C van het kantoor van betrokkene aan een medewerkster van 3 van 24 maart 2009 over deze kwestie staat onder meer vermeld:

“(…)

Overige schulden is de loonbelastingschuld n.a.v. controle belastingdienst.

Verschil in overige schulden is de post kruisposten.

Verschil in eigen vermogen voorlopig geen verklaring, als ik in het systeem kijk zijn de begincijfers 2007 anders dan rapport 2006. Zou ik uit moeten zoeken, maar nu niet. Zou het verschil maar in resultaat 2008 zetten.

(…)”

 2.6 Door 3 is vervolgens tijd besteed aan het uitzoeken van de oorzaak van de verschillen. In een brief van 12 november 2009 van 3 aan klagers is gesteld dat het daarvoor aan klagers in rekening gebrachte bedrag circa € 3.500,-- beloopt.

2.7 De oorzaak van het niet langer aansluiten van de balans van klaagster sub 1) zoals deze is opgenomen in het door betrokkene uitgebrachte rapport inzake de jaarrekening 2007 met de administratie van deze vennootschap is uiteindelijk gebleken te zijn gelegen in het feit dat door de echtgenote van klager sub 3), die sedert 1993 was belast met het bijhouden van de financiële administratie van klaagster sub 1), in de periode april 2008 - november 2008 een aantal foutieve boekingen in de financiële administratie van de vennootschap is gedaan. Deze foutieve boekingen waren van invloed op de balans per 1 januari 2007 en op de balans per 31 december 2007 van klaagster sub 1). Doordat betrokkene de in het rapport inzake de jaarrekening 2007 van klaagster sub 1) op te nemen cijfers ontleende aan de financiële administratie van klaagster sub 1), hebben de gemaakte fouten doorgewerkt in het door betrokkene uitgebrachte rapport inzake de jaarrekening 2007 van klaagster sub 1).

3. De klacht

3.1 Betrokkene is, omdat hij bij de door zijn medewerker B vervaardigde jaarrekening een samenstellingsverklaring heeft afgegeven, op grond van Artikel A-130.5 Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) volgens klagers verantwoordelijk voor de onzorgvuldigheden van deze medewerker die, ondanks het feit dat hij zijn onzorgvuldigheid erkent, zijn verantwoordelijkheid daarvoor van zich afschuift.

3.2 Klagers verwijten betrokkene voorts dat hij zich kennelijk niet verantwoordelijk acht voor de schade die het gevolg is van de onzorgvuldigheid van zijn medewerker, nu hij niet direct zelf in actie is gekomen toen werd geconstateerd dat de jaarrekening 2007 fouten bevatte.

3.3 Klagers hebben ten slotte gesteld dat betrokkene, gezien de aard en de ernst van de door betrokkene gemaakte tuchtrechtelijke fout en gelet op de overige omstandigheden die in dit geding zijn komen vast te staan, de schade van klagers dient te vergoeden en wel ten bedrage van:

  • € 3.500,-- wegens gemaakte uren van 3 om de oorzaak van bovengenoemde onzorgvuldigheid in de jaarrekening boven water te krijgen en
  • € 2.000,-- voor de tot op heden gemaakte kosten voor inschakelen van een deskundige en kosten van deze procedure.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het gevoerde verweer daartegen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 van de Wet RAis de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 In het klaagschrift is onder “4. Vordering” gesteld dat betrokkene klager sub 3) een schadevergoeding dient te betalen zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven. De Accountantskamer begrijpt deze stelling aldus dat deze ertoe strekt dat bij de uitspraak in deze zaak zal worden bepaald dat betrokkene schadevergoeding aan klagers dient te betalen. In die vordering moeten klagers echter niet ontvankelijk worden verklaard. Artikel 2 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) bevat immers een limitatieve opsomming van de tuchtrechtelijke maatregelen die de Accountantskamer kan opleggen en van die opsomming maakt schadevergoeding geen deel uit. Met een vordering als deze kunnen klagers zich wenden tot de Raad voor Geschillen dan wel de burgerlijke rechter.

4.3 Bij de beoordeling van de (ontvankelijke onderdelen van de) klacht zal de Accountantskamer het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, nu dit heeft plaatsgevonden na 1 januari 2007, toetsen aan de sinds die datum vigerende VGC.

4.4 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel, zoals hiervoor weergegeven onder 3.1, hebben klagers aangevoerd dat van een leek als klager sub 3) niet verwacht mag worden dat de door hem aangeleverde informatie geheel foutloos is en dat klager sub 3) ook nooit heeft verklaard dat de aan betrokkene geleverde informatie 100% correct was. Klager sub 3) mocht er op vertrouwen dat betrokkene en zijn collega als professionele dienstverleners deze vergissing zouden opmerken en deze direct zouden corrigeren, voordat zij overgingen tot het opmaken van de definitieve jaarrekening 2007 (en, zo begrijpt de Accountantskamer, het afgeven van een samenstellingsverklaring daarbij). Zij waren immers al bekend met de voorlopige jaarrekening, althans konden hiermee bekend zijn.

4.6 Door betrokkene is met betrekking tot het eerste klachtonderdeel aangevoerd dat de door de echtgenote van klager sub 3) gemaakte fouten betrokkene niet kunnen worden aangerekend, te minder omdat die echtgenote van klager sub 3) beschikte over meerjarige ervaring als administratief medewerkster van klaagster sub 1) en klagers dus ten onrechte de indruk wekken dat sprake was van "een leek" op het terrein van boekhouding. Voorts heeft betrokkene te dezen aangevoerd dat klager sub 3), gelet op diens uitgebreide ervaring als bestuurder van klaagster sub1) en gelet op het feit dat het conceptrapport inzake de jaarrekening 2007 van klaagster sub1) door B met hem was besproken en hij derhalve bekend was met de cijfers over het boekjaar 2007, bij het ontvangen van het rapport inzake de jaarrekening 2007 van BV1, dan wel bij het vaststellen van deze jaarrekening op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders moet hebben geconstateerd dat de in het definitieve rapport inzake de jaarrekening opgenomen cijfers afweken van de in het concept rapport inzake de jaarrekening opgenomen cijfers en dat hij op dat moment betrokkenes medewerker B had kunnen consulteren, zodat de omissie binnen enkele uren opgelost was geweest en door 3 in de onderhavige kwestie geen werkzaamheden hadden behoeven te worden verricht.

4.7 De Accountantskamer is met betrekking tot het eerste klachtonderdeel van oordeel dat (het kantoor van) betrokkene, met hetzelfde (en wellicht zelfs meer) gemak als dat volgens betrokkene door klager sub 3) zou hebben moeten geschieden, de onderhavige omissie had kunnen en moeten opmerken. Dat dit niet is gebeurd, is betrokkene dan ook aan te rekenen als een nalaten dat moet worden gekwalificeerd als een schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c van de VGC. Dit klachtonderdeel moet daarom gegrond worden verklaard.

4.8 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel, zoals hiervoor weergegeven onder 3.2, hebben klagers aangevoerd dat betrokkene, op het moment dat de nieuwe adviseur van klagers (3) constateerde dat de definitieve jaarrekening 2007 fouten bevatte en hierover contact opnam met betrokkene en diens medewerker, direct zelf in actie had moeten komen. Die medewerker heeft in zijn brief aan klager sub 2) van 16 december 2009 zelf gesteld dat het hem slechts twee uren zou hebben gekost om een correct rapport aan te leveren, maar in zijn e-mail van 24 maart 2009 aan 3 gaf hij te kennen dat hij geen tijd had om de verschillen uit te zoeken. Van betrokkene en diens medewerker had, aldus klagers, mogen worden verwacht dat zij hun onzorgvuldigheden zo spoedig mogelijk zouden herstellen.

4.9 Door betrokkene is met betrekking tot het tweede klachtonderdeel aangevoerd dat de oorzaak van de klacht is gelegen in fouten die binnen de onderneming van klagers zijn gemaakt en dat bovendien de door 3 gestelde vragen tijdig door zijn medewerker B zijn opgelost en dat de door deze medewerker daaraan bestede uren door betrokkene niet aan klagers in rekening zijn gebracht. De kwestie is, aldus betrokkene, door de prompte inzet van B door zijn kantoor professioneel opgelost.

4.10 De Accountantskamer is met betrekking tot het tweede klachtonderdeel van oordeel dat het, mede gelet op hetgeen daartegen door betrokkene is aangevoerd, ongegrond moet worden verklaard nu de urgentie van een spoediger dan de van het kantoor van betrokkene afkomstige oplossing van het aan de orde zijnde probleem door of namens klagers is gesteld noch aangetoond.

4.11 De Accountantskamer is, al het vorenstaande in aanmerking nemende, waaronder ook het gegeven dat de omissie van betrokkene als bedoeld in het gegrond geachte eerste klachtonderdeel een niet van materieel belang zijnd verschil betrof en de geconstateerde schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid daarom als licht kan worden aangemerkt, van oordeel dat ter zake oplegging van een maatregel aan betrokkene achterwege kan blijven en dat met een gegrondverklaring van dit klachtonderdeel kan worden volstaan.

4.12 Op grond van al het vorenstaande dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

-         verklaart de klacht niet-ontvankelijk wat betreft het onder 3.3 vermelde onderdeel;

-         verklaart de klacht in het onder 3.2 vermelde onderdeel ongegrond;

-         verklaart de klacht in het onder 3.1 vermelde onderdeel gegrond in voege als hiervoor omschreven;

-         legt aan betrokkene ter zake geen maatregel op.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en E.A. Maan, rechterlijke leden, J. Maan AA en P. van der Putten RA, accountantsleden, in aanwezig-heid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2010.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen klagers, betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.