ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0103 Accountantskamer Zwolle 09/2108 Wtra AK (1)

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0103
Datum uitspraak: 26-03-2010
Datum publicatie: 18-10-2010
Zaaknummer(s): 09/2108 Wtra AK (1)
Onderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Voorzetting klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend na intrekking van de klacht door klaagster; betrokken accountant wordt in verband gebracht met valsheid in geschrift.

 

ACCOUNTANTSKAMER

TUSSENBESLISSING ex artikel 30 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 26 maart 2010in de zaak met nummer 09 / 2108 WTRA AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

gemachtigde mr. M.G. Kelder.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft op 30 november 2009 de in deze zaak bij brief, met bijlagen, van 27 november 2009 ingediende klacht van klaagster tegen betrokkene in behandeling genomen. De klacht is aangevuld bij brief van 7 december 2009.

1.2 Betrokkene heeft bij brief van 22 februari 2010, ingekomen per fax op 22 februari 2010, op deze klacht gereageerd.

1.3 Klaagster heeft bij brief van 24 februari 2010 medegedeeld dat de klacht wordt ingetrokken.

1.4 Betrokkene is op zijn verzoek gehoord op de vraag of de behandeling van de klacht dient te worden gestaakt of voortgezet. Ter zitting van 5 maart 2010 is betrokkene, bijgestaan door zijn gemachtigde, daartoe verschenen.

2. De feiten

2.1 Betrokkene is werkzaam bij A Accountants en Belastingadviseurs B.V. (hierna: A). Klaagster en haar echtgenoot (hierna: echtpaar B) waren tot 5 augustus 2009 cliënten van dat kantoor. De contacten verliepen in hoofdzaak via de fiscalist C (hierna: C) . Deze was tot in 2005 partner van A en bleef daarna op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaam. Betrokkene verrichtte ook werkzaamheden voor het echtpaar B, voornamelijk bestaande in de samenstelling van de jaarrekening van D Holding B.V. (hierna: D Holding).

2.2 Op verzoek van de kinderen van het echtpaar B, die zich zorgen maakten over het in hun ogen excessieve uitgavenpatroon van hun ouders en in het bijzonder van hun moeder, hebben C en betrokkene op 9 juli 2009 een gesprek gevoerd met het echtpaar B en aangedrongen op matiging van dat uitgavenpatroon. In dat gesprek hebben zij het echtpaar geconfronteerd met een brief, gedateerd 11 juni 2009, gesteld op briefpapier van de Belastingdienst Oost/kantoor Arnhem en gericht aan betrokkene. In deze brief werd naar aanleiding van aanzienlijke onttrekkingen aan de bankrekeningen van D Holding de vraag aan de orde gesteld hoe in de toekomst de pensioenen door de vennootschap konden worden gefinancierd. Voorts werd gesignaleerd dat klaagsters echtgenoot als aandeelhouder beschikte over het vermogen van de vennootschap en dat er sprake zou zijn van uitdelingen. De brief besluit:

Om genoemde gevolgen te mitigeren verzoek ik u mij aan te geven hoe belastingplichtigen de pensioenen enerzijds en de aflossing van de ontstane schuld anderzijds denken te financieren. Op voorhand geef ik aan dat een door u aan te dragen oplossing zonder zekerheidsstelling en een scheiding van het bestuur van de vennootschap en de pensioengerechtigden niet door mij zal worden geaccepteerd.

2.3 Deze brief is aan klaagster en haar echtgenoot overhandigd. Bij brief van 5 augustus 2009 heeft het echtpaar B aan A laten weten dat het de relatie wenste te beëindigen en verzocht om terugzending van alle in het bezit van A zijnde financiële stukken.

2.4 De klacht richt zich ertegen:

a.       dat betrokkene nooit gewaarschuwd heeft over onwettige onttrekkingen en de fiscale gevolgen daarvan;

b.      dat betrokkene kennelijk privé-informatie betreffende het echtpaar B aan de kinderen had doorgespeeld;

c.       dat de brief van 11 juni 2009 niet van de Belastingdienst afkomstig was, maar door C en betrokkene “gefabriceerd” en dat dit valsheid in geschrifte is;

d.      dat het echtpaar B zijn administratie weliswaar na tussenkomst van een advocaat heeft teruggekregen, maar dat betrokkene er aanvankelijk niet op heeft gereageerd.

2.5 Naar aanleiding van de klacht zijn partijen met elkaar over en weer in overleg getreden en hebben zij een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij A zich verplichtte tot het betalen van een financiële compensatie aan het echtpaar B en tot het beëindigen van de overeenkomst van opdracht tussen A en C. Klaagster heeft haar klacht vervolgens ingetrokken.

3. De gronden van de beslissing

3.1 Nu klaagster de klacht heeft ingetrokken dient de Accountantskamer op grond van artikel 30 Wtra te beslissen of er aan het algemeen belang te ontlenen redenen aanwezig zijn tot voortzetting van de behandeling ervan.

3.2 De Accountantskamer ziet geen aan het algemeen belang te ontlenen redenen aanwezig tot voortzetting van de behandeling van de klachtonderdelen genoemd in overweging 2.4 onder a., b. en d. In zoverre dient de behandeling van de klacht dan ook te worden gestaakt.

3.3 Dit ligt anders voor het klachtonderdeel genoemd in overweging 2.4 onder c. Daarin wordt betrokkene beticht van betrokkenheid bij valsheid in geschrift, een misdrijf en wel een valsheidsdelict, dat niet alleen schade kan toebrengen aan individuele personen, maar dat ook in hoge mate bedreigend kan zijn voor het in accountants in het algemeen gestelde en te stellen vertrouwen. Daar wordt niet aan afgedaan als dat delict begaan wordt, niet uit eigen belang maar met de onmiskenbaar goede bedoeling de cliënt de ernst van zijn financiële situatie duidelijk te maken en hem te bewegen tot een gezonder financieel beleid. Dit maakt dat er naar het oordeel van de Accountantskamer een voldoende zwaarwegend algemeen belang mee gemoeid is dat naar dit klachtonderdeel onderzoek gedaan wordt. De Accountantskamer is daarom van oordeel dat de behandeling van dit klachtonderdeel dient te worden voortgezet.

3.4 Het vorenstaande brengt met zich dat de voorzitter van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (de NOvAA) op grond van artikel 30 sub b. Wtra als klager partij wordt bij onderhavige klacht.

3.5 Gezien het vorenstaande zullen zowel de voorzitter van de NOvAA als betrokkene in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk hun (inhoudelijke) standpunt kenbaar te maken.

4. De beslissing

De Accountantskamer:

1. staakt de behandeling van de klacht, genoemd in overweging 2.4 onder a., b. en d.;

2. zet de behandeling van de klacht, genoemd in overweging 2.4 onder c. om redenen aan het algemeen belang ontleend voort;

3. stelt de voorzitter van de NOvAA als klager in de gelegenheid om op een termijn van   vier weken na het verzenden van deze uitspraak schriftelijk te reageren. Vervolgens kan betrokkene binnen vier weken reageren.

4. draagt de secretaris op om afschriften van de stukken van de zaak aan de voorzitter van de NOvAA ter beschikking te stellen;

5. houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2010 door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en G. Mannoury, rechterlijke leden, P. van der Putten RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze beslissing is aan partijen en de voorzitter van de NOvAA verzonden op __________