ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0097 Accountantskamer Zwolle 09/1123 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0097
Datum uitspraak: 05-03-2010
Datum publicatie: 12-10-2010
Zaaknummer(s): 09/1123 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Het nalaten van overleg over voortzetting van de werkzaamheden met het voorgaande administratiekantoor en het nalaten van vastlegging van de afspraken over de werkzaamheden en de door geldende tarieven laakbaar. Vertraging in het opstellen van de jaarrekeningen verwijtbaar. Gezien het tijdstip is het niet professioneel om te weigeren een jaarrekening op te stellen zolang opdrachtgever niet akkoord gaat met een nader tariefvoorstel.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 5 maart 2010

in de zaak met nummer 09/1123 WTRA AK van

            X,

            en de besloten vennootschappen

A B.V .,

B B.V .,

C B.V. ,

D B.V. ,

vertegenwoordigd door:

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R S ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken:

- het op 8 juli 2009 ingekomen klaagschrift, gedateerd 7 juli 2009, met bijlagen;

- de op 29 juli 2009 ontvangen aanvulling op het klaagschrift, gedateerd 28 juli 2009;

- de op 12 augustus 2009 ontvangen aanvulling op het klaagschrift, gedateerd 11 augustus 2009;

- het op 1 oktober 2009 ingekomen verweerschrift, gedateerd 30 september 2009;

- de op 7 oktober 2009 ontvangen aanvulling op het klaagschrift, gedateerd 6 oktober 2009.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 30 oktober 2009. Betrokkene en X, mede als vertegenwoordiger van de besloten vennootschappen, zijn verschenen. Klagers worden verder tevens genoemd: X.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 C B.V. (verder te noemen: C) is AFM gecertificeerd; het D B.V.

(verder te noemen: D) is ingeschreven bij de AFM en voor B B.V. (verder te noemen: B) heeft X bij de AFM een vergunning aangevraagd als intermediair financiële dienstverlener.

2.2 Sedert mei 2005 is X cliënt geweest van administratiekantoor [plaats]. Dit kantoor is in februari 2008 overgenomen door accountantskantoor F B.V te [plaats], met onder meer een vestiging in [plaats]. Betrokkene was de enige op deze vestiging werkzame accountant.

2.3 Bij brief van december 2007 van het administratiekantoor is X op de hoogte gesteld van de overdracht van de activiteiten door het administratiekantoor aan het accountantskantoor per 1 februari 2008 en is hem medegedeeld dat het bestaande contract (met het administratiekantoor) onvoorwaardelijk geldig zou blijven. De contactpersoon van X bij het administratiekantoor, de heer H, is in dienst getreden bij het accountantskantoor en de contactpersoon van X gebleven.

Het accountantskantoor heeft klager geen bericht over de overname of een (nieuwe) opdrachtbevestiging gestuurd.

2.4 Op 23 juni 2005 heeft administratiekantoor [plaats] aan de vier besloten vennoot-schappen (i.o.), elk afzonderlijk, op grond van de tarieven dienstverlening 2005 een kostenopgave van dienstverlening verstrekt, waaronder voor het ‘opstellen jaarrekening 2005’. In januari 2006 en januari 2007 is op basis van de tarieven dienstverlening 2006 respectievelijk 2007, een dergelijke kostenopgave voor 2006 respectievelijk 2007 verstrekt, waaronder voor het ‘opstellen jaarrekening’. De kosten voor A B.V. (verder te noemen: A) en voor B zijn in die opgaven gecombineerd. In december 2007 tenslotte is op basis van de tarieven dienstverlening 2008 een kostenopgave van dienstverlening verstrekt, waaronder voor het ‘opstellen van de jaarrekening’ voor het C en het D. Voor B is toen geen nieuwe kostenopgave verstrekt en een nieuwe kostenopgave voor de Holding is niet ondertekend.

2.5 Met het administratiekantoor had X de afspraak dat klagers zelf de administratie zouden bijhouden en dat aan de hand van deze boekhouding door het administratiekantoor de jaarrekeningen zouden worden opgesteld. Op 6 april 2008 heeft X de boekhouding ten behoeve van het opstellen van de jaarrekeningen 2007 voor de vier vennootschappen opgestuurd naar het accountantskantoor.

2.6 De jaarrekeningen van het C en het Dzijn opgesteld op 18 maart 2009. Die van B en A op 9 juni 2009.

2.7 X, H en betrokkene hebben, na een vraag daarover van X, over de duur van de werkzaamheden voor de totstandkoming van de jaarrekeningen overleg gehad. Uit e-mailwisseling en (telefonisch) contact tussen X, H en betrokkene blijkt het volgende:

- op 17 september 2008 meldt H dat de jaarrekeningen 2007 door omstandigheden zijn vertraagd;

-  op 15 november 2008 verzoekt X gemaakte afspraken na te komen;

- op 17 november 2008 meldt H dat hij is begonnen met de jaarrekening van het D en dat achterstand is opgelopen door de overname van het administratiekantoor. H stuurt een vragenlijst met het verzoek om antwoord;

- op 28 november 2008 meldt H dat hij is gestart met de jaarrekening van het C en voegt daarbij ook een vragenlijst;

- op 9 januari 2009 heeft X met H persoonlijk een afspraak gemaakt omdat er geen reactie was gekomen nadat van X de vragen had beantwoord. X heeft in dit gesprek naar voren gebracht dat de jaarrekeningen 2008 voor alle vier besloten vennootschappen door een ander accountantskantoor worden opgemaakt. Voor het opstellen van de jaarrekeningen 2008 voor het D en het C heeft X voorschotten betaald. Hij heeft verzocht deze terug te betalen;

- op 13 januari 2009 stelt H vragen in verband met het opstellen van de jaarrekening van B;

- op 16 januari 2009 stelt H vragen inzake de jaarrekening 2007 van A;

- na een telefonisch onderhoud bleek dat H ook vragen had over de omzetbelasting van de fiscale eenheid;

- op 18 januari 2009 zijn de vragen beantwoord door X ;

- op 3 februari 2009 stelt H vragen over het D;

- op 4 februari 2009 geeft X antwoord;

-  op 4 februari 2009 stelt H vragen over het C;

- op 4 en 5 februari 2009 vraagt H eveneens, omdat daarover -volgens hem- niets is vastgelegd in de brief van het administratiekantoor aan X, of moet worden verzorgd:

·        een jaarrekening 2007, de aangifte Vennootschapsbelasting (VpB) en de publicatiecijfers 2007 voor B, en

·        aangiften VpB voor de A, en

·        publicatiecijfers voor de kamer van koophandel voor de vier besloten vennootschappen,

   in welk geval daarvoor een prijsopgave verstrekt zou worden;

- hierop antwoordt X op 5 februari 2009 dat er voor B wel afspraken zijn gemaakt en verwijst hij naar de nota van 2006. In zijn klaagschrift wijst X er op dat dit 2007 had moeten zijn;

- op 27 februari 2009 meldt H dat X de jaarrekeningen in de week daarna tegemoet kan zien;

- op 11 maart 2009 mailt H de conceptjaarrekeningen 2007 van het D en van het C;

- op 27 maart 2009 heeft betrokkene een overzicht van de stand van de werkzaamheden gegeven en heeft betrokkene een tariefsverhoging aan X voorgelegd voor het opstellen van de jaarrekening 2007 van B. Hierop heeft X per e-mail van 28 maart 2009, gericht aan betrokkene, gereageerd. Op 23 april 2009 is X hiermee onder protest akkoord gegaan;

- op 1 april 2009 vraagt betrokkene of X met het voorstel akkoord gaat;

- op 3 april 2009 heeft X aan betrokkene medegedeeld voor 2008 een andere accountant te zoeken en heeft hij verzocht om terugbetaling van betaalde voorschotten;

- op 9 april 2009 meldt H dat de statuten en het aandeelhoudersregister van A nog ontbreken;

- deze stukken heeft X kort daarna toegezonden.

2.8 Omdat de jaarrekeningen 2007 niet voor de voorgeschreven datum van 31 januari 2009 bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd heeft X bij brieven van 26 februari 2009 respectievelijk 18 maart 2009 een herinnering voor de deponering ontvangen.

Bij brieven van 18 april 2009 heeft voorts de Belastingdienst A en het C een termijn gesteld van tien dagen waarbinnen alsnog aangifte VpB zou kunnen worden gedaan, onder de mededeling dat anders de aanslag ambtshalve zou worden vastgesteld op een geschat bedrag en een boete zou kunnen worden opgelegd. De Belastingdienst heeft er eveneens op gewezen dat het niet doen van de aangifte strafbaar is.

2.9 Op 14 april 2009 heeft X conform de interne klachtenprocedure van het accountantskantoor een klacht ingediend bij het kantoor. Daarop is door bestuurder G AA beslist. In de beslissing van 22 april 2009 staat onder meer:

‘voor B B.V. werd eind 2007 geen kostenopgave verstrekt omdat de activiteitengroei niet kon worden ingeschat’;

‘alles heeft te lang geduurd, er had tijdig overleg moeten zijn over de planning van de werkzaamheden’;

‘de klacht dat de jaarrekening niet tijdig is gedeponeerd is ongegrond omdat X niet voor tijdige beantwoording van vragen heeft gezorgd’.

2.10 Bij nota’s van 31 januari 2008, 15 juli 2008, 25 september 2008 en 23 december 2008 zijn voor de loonadministratie van A in rekening gebracht:

- voor januari 2008 € 8,00;

- voor februari tot en met mei 2008 € 33,33, dat is € 8,33 per maand;

- voor juni en juli 2008 € 22,00, dat is € 11,00 per maand;

- voor augustus tot en met oktober 2008 € 33,33, dat is € 8,33 per maand.

Bij e-mail van 23 juni 2009 en 30 juni 2009 heeft X, nadat hij daarover vragen heeft gesteld, van betrokkene bericht gekregen dat en waarom over de maanden juni en juli 2008 niet de juiste bedragen zijn gefactureerd en dat de facturatie over augustus tot en met oktober 2008 een repeterende fout betrof.

2.11 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet op de Registeraccountants ( hierna Wet RA) .

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door X ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door X gegeven toelichting ter zitting de volgende verwijten:

a. betrokkene tracht zich door het e-mailbericht van 5 februari 2009 te onttrekken aan bestaande afspraken met betrekking tot B. De kostenopgave op grond van de tarieven dienstverlening 2007 heeft betrekking op de jaarrekening 2007. Voor zover deze geen betrekking heeft op de jaarrekening 2007 maar op de jaarrekening 2006 heeft betrokkene verzuimd vooraf de tarieven voor het opstellen van de jaarrekening 2007 van deze vennootschap mee te delen en deze schriftelijk vast te leggen. Betrokkene heeft daarmee in strijd met bepalingen over ‘honoraria’ en ‘opdrachtaanvaarding’ in de Verordening gedragscode RA’s (VGC) gehandeld;

b. als gevolg van grove nalatigheid van betrokkene is er een (te) grote vertraging ontstaan bij het opmaken van de jaarrekeningen 2007 en het indienen van de aangiften vennootschapsbelasting 2007. Betrokkene heeft daarmee in strijd met de VGC gehandeld omdat hij onvoldoende deskundigheid en zorgvuldigheid heeft betracht;

c. betrokkene heeft misbruik van de situatie gemaakt door te eisen dat klager, voordat de jaarrekening zou worden opgemaakt, akkoord moest gaan met een tariefsverhoging van 1000 % voor B;

d. betrokkene heeft in strijd gehandeld met de regel in de VGC ‘dat een registeraccountant in beroepsmatige en zakelijke betrekkingen eerlijk en oprecht optreedt, hetgeen betekent dat hij, in wat voor functie dan ook, de waarheid geen geweld aandoet of informatie voor eigen gewin manipuleert’. Volgens X is daarvan sprake met betrekking tot:

- de tariefstelling inzake A voor 2007; de verwijzing door betrokkene naar onduidelijkheid over de activiteitengroei is door hem verzonnen;

- de tariefsverhoging per juni 2008 voor de loonadministratie; op ondoorzichtige wijze heeft betrokkene de maandelijkse factuur van € 8,00 verhoogd naar € 11,00.

4. Beoordeling

4.1Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2De Accountantskamer stelt voorop dat in een tuchtprocedure als de onderhavige het in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van gemotiveerde betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de registeraccountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Ingevolge de VGC neemt een registeraccountant fundamentele beginselen van beroepsethiek in acht waaronder het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Het bestuur van het NIVRA heeft ex artikel 130.7 VGC aangaande dit beginsel nadere regels gesteld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NVCOS).

4.4 In de ten deze toepasselijke Standaard 4410 van de NVCOS is onder punt 7 bepaald en nader uitgewerkt dat ‘de accountant zich er van dient te overtuigen dat er tussen de opdrachtgever en hem overeenstemming bestaat over de voorwaarden van de opdracht’. Onder punt 8 wordt gewezen op het belang van een schriftelijke opdrachtbevestiging en onder punt 9 is bepaald dat “de accountant zijn werkzaamheden zodanig dient te plannen dat de opdracht doeltreffend wordt uitgevoerd”.

Klachtonderdeel sub a.

4.5 X verwijt betrokkene in klachtonderdeel sub a. in de kern dat betrokkene afspraken, welke zijn gemaakt voor het opstellen van de jaarrekening 2007 ten behoeve van A, niet is nagekomen, althans dat betrokkene in strijd met de op hem rustende verplichtingen er niet voor heeft zorg gedragen dat tussen hen duidelijk was welke werkzaamheden zouden worden verricht en onder welke voorwaarden. Betrokkene heeft het bestaan van dergelijke afspraken bestreden. In zijn schriftelijke betoog heeft hij daarvoor als reden opgegeven dat eind 2007, voor de overname, door het admini-stratiekantoor nog geen kostenopgave voor de werkzaamheden was verstrekt. Ter zitting heeft betrokkene naar voren gebracht dat de vennootschap ook op de klantenlijst van het administratiekantoor ontbrak.

De Accountantskamer overweegt dienaangaande het volgende.

4.6 De uitgangspunten 7 en 8 van Standaard 4410 brengen naar het oordeel van de Accountantskamer met zich mee dat het op de weg van betrokkene als opvolgend accountant had gelegen, om na overname van het administratiekantoor in contact te treden met degenen die cliënt waren van het administratiekantoor om de voortzetting van de werkzaamheden door het accountantskantoor te bespreken en vervolgens afspraken over werkzaamheden en tarieven te maken en deze schriftelijk vast te leggen. Dit heeft betrokkene voor geen van de vennootschappen gedaan.

Daarentegen heeft betrokkene als grondslag voor zijn werkzaamheden de brief van december 2007 van het administratiekantoor aan X genomen, is hij voortgegaan op basis van door het administratiekantoor met X gemaakte afspraken voor werkzaamheden en tarieven en is hij ten behoeve daarvan uitgegaan van de op een klantenlijst vermelde vennootschappen zonder de juistheid daarvan vast te stellen.   Daarmee heeft betrokkene, naar is gebleken, het risico genomen dat de lijst in dier voege niet volledig was en heeft hij niet nader onderzocht om welke reden de kostenopgave van december 2007 van het administratiekantoor voor A niet was getekend. Bovendien heeft betrokkene, hetgeen wel logisch was geweest,  zich niet afgevraagd om welke reden betrokkene de stukken voor B reeds in april 2008 aan betrokkene heeft verstrekt.  Daar komt bij dat betrokkene, ook nadat X -naar aanleiding van de vraagstelling daarover van H- op 5 februari 2009 heeft gewezen op met het administratiekantoor gemaakte afspraken ten aanzien van B, klaarblijkelijk niet bereid is geweest dit nader te onderzoeken.

Tenslotte merkt de Accountantskamer op dat, nu de werkzaamheden voor een belangrijk deel werden uitgevoerd door H, die van het administratiekantoor door het kantoor van betrokkene als werknemer is overgenomen en die ook al het aanspreekpunt van klagers was toen de werkzaamheden nog door het administratiekantoor werden uitgevoerd, het des te meer op de weg van betrokkene had gelegen om bij wijziging van de werkzaamheden voor klagers of de voorwaarden waaronder deze zouden worden verricht, met welke wijziging dan zijn werknemer H, en daardoor het accountantskantoor, in ieder geval bekend was, zo spoedig mogelijk na de overname met klagers daarover in contact te treden.

Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene aldus niet in overeenstemming met Standaard 4410, punt 7 gehandeld hetgeen betrokkene tuchtrech-telijk verwijtbaar is. De klacht beschreven onder 3.1 onder a. is daarom in zoverre gegrond.

Klachtonderdeel sub b.

4.7 Op grond van artikel 2:394, derde lid Burgerlijk Wetboek (BW) moet de rechtspersoon de jaarrekening uiterlijk 13 maanden na afloop van het boekjaar op de in het eerste lid van dat artikel voorgeschreven wijze openbaar hebben gemaakt. De jaarrekeningen 2007 van de vennootschappen moesten op grond van dit wettelijk voorschrift derhalve voor 1 februari 2009 nedergelegd zijn ten kantore van het handelsregister bij de (bevoegde) Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Aan dit vereiste heeft X niet kunnen voldoen doordat de jaarrekeningen pas op 18 maart 2009 respectievelijk 9 juni 2009 door betrokkene zijn opgesteld.

De Accountantskamer overweegt dienaangaande het volgende.

4.8 In april 2008 heeft X de stukken met betrekking tot alle vier de vennootschappen verstrekt aan het accountantskantoor van betrokkene. Bezien in het licht van uitgangspunt 9 van Standaard 4410 had betrokkene ten behoeve van de opstelling van de jaarrekeningen moeten zorgen voor een doeltreffende planning van de uit te voeren werkzaamheden, welke ontbreekt. Sedert 17 september 2008 heeft X er vervolgens per e-mail en telefonisch bij H en bij betrokkene op aangedrongen om de jaarrekeningen op te stellen. Doch deze bleven uit.

Het excuus van betrokkene dat de dossiers meer werk met zich mee brachten dan bij de overname van het administratiekantoor was voorzien en dat daar voorts slechts een klein budget voor beschikbaar was, rechtvaardigt naar het oordeel van de Accountantskamer niet dat de jaarrekeningen te laat zijn opgesteld. Binnen het in de artikelen A-100.5 e.v. juncto B1-200.1 e.v. VGC opgenomen conceptueel raamwerk ligt het namelijk op de weg van een accountant om bij iedere bedreiging die niet van te verwaarlozen betekenis is, die te signaleren, te evalueren en aan de orde te stellen en in reactie daarop waarborgen te treffen die deze bedreiging zouden wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau zouden terug-brengen. Gelet hierop en op onder meer artikel B1-210.8 VGC, had het naar het oordeel van de Accountantskamer op de weg van betrokkene gelegen de bedreiging te voorkomen door tijdig afspraken met X te maken over een realistische en adequate planning van de werkzaamheden.

Daarom baat ook het verweer dat de werkzaamheden conform de kwaliteitsnormen van een accountant dienden te worden uitgevoerd betrokkene niet. Ingevolge artikel A-130.1 VGC handelt de registeraccountant bij het verlenen van een professionele dienst immers zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Als betrokkene tijdig, zoals van hem verwacht mocht worden, had geconstateerd dat hij daar niet aan kon voldoen had hij, gelet op het bepaalde in artikelen A-100.7 en B1-210.8 VGC, de opdracht niet mogen aanvaarden, danwel tijdig dienen te beëindigen.

Voorts heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat X steeds laat op vragen heeft gereageerd, terwijl eerder het tegendeel blijkt uit de door X opgesomde contacten met H. Het verwijt overigens van betrokkene dat X pas om en nabij maart 2009 met hem persoonlijk in plaats van met H contact heeft opgenomen treft niet X maar betrokkene zelf. Betrokkene had zich, naar het oordeel van de Accountantskamer als verantwoordelijke accountant op de hoogte dienen te houden van de (voortgang) van de door H voor X uit te voeren werkzaamheden (zie onder meer artikel B1-210.8 sub d.).

Voor zover betrokkene naar voren heeft gebracht dat de jaarrekening 2007 voor B niet te laat is opgesteld omdat de afspraak daarvoor pas in april 2009 is, verstrekt volgt de Accountantskamer dit, gelet op hetgeen hierna is overwogen, niet.

De vertraging in het opstellen van alle jaarrekeningen acht de Accountantskamer derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.9 Dit geldt ook voor de vertraging die is ontstaan bij het indienen van de aangiften vennootschapsbelasting. In dier voege heeft klager meermalen zijn bezorgdheid geuit over het uitblijven van de aangiften en de mogelijke strafvervolging die daaraan verbonden kon worden en zijn gerechtvaardigde vrees dat zulks gevolgen kon hebben voor zijn inschrijving bij de AFM. Weliswaar kon de belastingaangifte, na verkregen uitstel nog tot 1 mei 2008 worden ingediend, maar op geen enkele wijze is gebleken dat betrokkene klager duidelijke informatie heeft verschaft of de bezorgdheid over een en ander anderszins bij klager heeft weggenomen, hetgeen van betrokkene onder deze omstan-digheden zonder meer mocht worden verwacht.

4.10 De klacht beschreven onder 3.1 onder b. is gelet op bovenstaande eveneens gegrond.

Klachtonderdeel sub c.

4.11 De klacht onder 3.1 onder c. spitst zich toe op de vraag of betrokkene had mogen weigeren de jaarrekening 2007 van B op te stellen totdat X akkoord was gegaan met het tariefvoorstel van 29 maart 2009.

De Accountantskamer is van oordeel dat deze vraag, gelet op het tijdstip waarop dit probleem door betrokkene aan de orde is gesteld, ontkennend moet worden beantwoord.

4.12 Op 4 april 2008 heeft X al de stukken voor B aan het accountantskantoor verstrekt. Op 1 februari 2009, had de jaarrekening op grond van artikel 2:394, derde lid BW gedeponeerd moeten zijn bij de Kamer van Koophandel. Door pas op 4 februari 2009 met X in contact te treden over de kosten heeft betrokkene dit wettelijk voorschrift, en derhalve de gerechtvaardigde belangen van klagers, miskend. Deze handelwijze kwalificeert de Accountantskamer, gelet op de artikelen A-100.4 onder e. jucto A-150.1  VGC als onprofessioneel gedrag.  

Daarbij merkt de Accountantskamer op dat betrokkene kennelijk deze problematiek niet heeft onderkend. Bezien in het licht van de voorgaande rechtsoverwegingen had betrok-kene in dit kader tijdig afspraken moeten maken of had hij de opdracht kunnen weigeren. Door dit niet tijdig voor de voorgeschreven datum van deponering te doen heeft betrokkene eveneens niet de in artikel A-130.4 VGC voorgeschreven zorgvuldigheid betracht die van hem bij de uitvoering van zijn werkzaamheden had mogen worden verwacht.

De klacht beschreven onder 3.1 onder c. is gelet op bovenstaande gegrond.

Klachtonderdeel d.

4.13 Voorts verwijt X betrokkene informatie over ‘activiteitengroei’ te hebben verzonnen en een tariefsverhoging voor de loonadministratie op ondoorzichtige wijze te hebben ingevoerd. Op grond van artikel A-110.1 VGC treedt een registeraccountant in zijn beroepsmatige en zakelijke betrekkingen eerlijk en oprecht op. Dit houdt onder meer in dat hij eerlijk zaken doet en de waarheid geen geweld aan doet. Bewust onjuist declareren zou daarmee naar het oordeel van de Accountantskamer in strijd komen en klachtwaardig zijn.

4.14 Betrokkene heeft er in zijn e-mail van 2 april 2009 op gewezen dat in de maand december 2007 voor B geen tariefafspraak is gemaakt met het administratiekantoor (J) omdat de activiteitengroei nog onduidelijk was. X neemt dit betrokkene zeer kwalijk omdat daarvan absoluut geen sprake was.

Naar het oordeel van de Accountantskamer is niet aannemelijk geworden dat J gesproken zou hebben over een activiteitengroei van B. Dit blijkt niet uit de overgelegde stukken terwijl X daarover zelf in de e-mail van 5 februari aan H heeft bericht dat B voor een gering bedrag is meegenomen in de kostenopgave van 2006 (lees 2007) door J. Een en ander leidt echter niet tot de kwalificatie dat door betrokkene in zoverre bewust onjuist en niet eerlijk en niet oprecht is opgetreden. Daarvoor hebben klagers onvoldoende gesteld, althans aannemelijk gemaakt.

4.15 Hoewel in de desbetreffende nota’s voor de loonadministratie verschillende maandelijkse tarieven zijn opgenomen is, gezien de verklaring daarvoor van betrokkene, eveneens niet aannemelijk geworden dat -onder verantwoordelijkheid van betrokkene- bewust onjuiste declaraties zijn verzonden. Bovendien blijkt uit het e-mail bericht van 30 juni 2009 dat over de maanden juni tot juli 2008, met een repeterende fout in de maanden augustus tot en met oktober 2008, een onjuiste declaratie is verzonden maar dat deze fout zou worden hersteld.

4.16 De klacht beschreven onder 3.1 onder d. is gelet op bovenstaande ongegrond.

4.17 Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

De Accountantskamer acht in onderhavige klachtzaak een berisping passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer mede erop gelet dat betrokkene fouten heeft gemaakt en daarvoor geen enkele schuldbewustheid heeft getoond en dat hij verzoeken van X, gericht op tijdige uitvoering van werkzaamheden, in verregaande mate heeft genegeerd of daarop niet adequaat heeft gereageerd en daarbij grotendeels geen rekening heeft gehouden met de belangen van klagers. Daarmee heeft betrokkene het accountantsberoep in diskrediet gebracht.

4.18 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de berisping wordt voldaan door de opneming ervan in het dictum van deze uitspraak. De voorzitter van het NIVRA dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA worden opgenomen.

5. Beslissing

De Accountantskamer :

1. verklaart de klacht gegrond voor zover omschreven onder 3.1 onderdeel a, b en c;

2. verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

3. legt ter zake de maatregel op van berisping;

4. verstaat dat de voorzitter van de NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgt voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register bedoeld in artikel 55 eerste lid Wet RA.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en G. Mannoury (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee secretaris.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:____________________________

_______________________________________________________________________________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag.

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.