ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0095 Accountantskamer Zwolle 09/1434 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0095
Datum uitspraak: 05-03-2010
Datum publicatie: 12-10-2010
Zaaknummer(s): 09/1434 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Betrokkene mocht na het toezenden van een opdrachtbevestiging en het retour ontvangen van een ondertekende volmacht menen dat aan hem een opdracht voor de werkzaamheden was verstrekt. Adequate informatie over voorwaarden van de opdracht. Niet aannemelijk dat gedeclareerde tijd niet is besteed.     Hoger beroep ingesteld. Uitspraak zie LJN BX8331 ( www.rechtspraak.nl )

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 5 maart 2010

in de zaak met nummer 09/1434 WTRA AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y AA ,

accountant-administratieconsulent ,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken:

- het op 26 augustus 2009 ingekomen klaagschrift, gedateerd 25 augustus 2009, met twee bijlagen;

- de brief van klager van 9 september 2009, ingekomen op 10 september 2009, met vier bijlagen;

- het op 26 oktober 2009 ingekomen verweerschrift, gedateerd 20 oktober 2009, met 12 bijlagen;

- de brief van betrokkene van 8 januari 2010, ingekomen op 11 januari 2010;

- de brief van klager van 19 januari 2010, ingekomen op 20 januari 2010, met 4 bijlagen.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 22 januari 2010. Betrokkene is verschenen, vergezeld van zijn kantoorgenoten A AA en B RA. Klager is verschenen bij C, daartoe gemachtigd krachtens schriftelijke volmacht.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer. Betrokkene heeft bij die gelegenheid nog, met toestemming van C voornoemd, een brief met bijlage d.d. 11 januari 2008 van de Belastingdienst aan hem in het geding gebracht.

1.4 De inhoud van de gedingstukken geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.2 Klager heeft een advocatenkantoor te [plaats]. Betrokkene is één van de vennoten van D Accountants & Adviseurs te [plaats] (hierna: D).

2.3 Klager heeft betrokkene op 23 mei 2007 benaderd met het verzoek de boekhouding van de nog openstaande jaren af te handelen. De boekhouding van klager werd tot die tijd gevoerd door E (hierna: E). Het verzoek van klager aan betrokkene was ingegeven door het feit dat er problemen waren ontstaan met de Belastingdienst over diverse belastingaanslagen.

2.4 Op 16 juli 2007 hebben klager en betrokkene een gesprek gehad met F van de Belastingdienst te [plaats]. Naar aanleiding van dit gesprek heeft F op 24 juli 2007 een brief geschreven aan betrokkene, waarin hij een overzicht geeft van openstaande aanslagen en de stand van zaken rond de procedures omtrent die aanslagen en van de nog in te dienen aangiftes, te weten de aangiftes IB 2004, 2005 en 2006. Uit de brief volgt dat de termijn voor het indienen van de aangiftes IB 2005 en 2006 was verstreken. De eerste alinea van deze brief luidt aldus:

Op 16 juli 2007 had ik een gesprek met u en X (hierna: belanghebbende). In dit gesprek verklaarde belanghebbende dat u ten aanzien van de belastingaangelegenheden volledig bevoegd bent om belanghebbende te vertegenwoordigen. U zorgt nog voor een schriftelijke machtiging.

2.5 Op 17 juli 2007 heeft betrokkene klager een brief gestuurd met het verzoek de bijgevoegde volmacht en opdrachtbevestiging te retourneren. De volmacht betreft

- beknopt weergegeven - de vertegenwoordiging van klager door de medewerkers van D in alle zaken betreffende de heffing en invordering van rijksbelastingen. In de opdracht-bevestiging is onder meer het volgende vermeld:

U heeft ons verzocht de volgende werkzaamheden te verrichten:

Op basis van de door u te verstrekken gegevens zullen wij de jaarrekening van de G te [plaats] per 31 december 2004, 2005 en 2006 samenstellen.

(…)

Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding van onze medewerkers belast met deze opdracht en de te maken kosten. De individuele uurtarieven zijn in overeenstemming met de mate van verantwoordelijkheid en de vereiste ervaring en bekwaamheid van elk van de teamleden.

De opdrachtbevestiging verwijst naar bijgevoegde algemene voorwaarden. Deze voorwaarden bepalen onder C:

1.             De overeenkomst komt eerst tot stand en vangt aan op het moment dat de door opdrachtgever

                 ondertekende opdrachtbevestiging door opdrachtnemer retour is ontvangen en ondertekend.

2.             Het staat partijen vrij de totstandkoming van de overeenkomst met andere middelen te bewijzen.

Klager heeft de machtiging wel, maar de opdrachtbevestiging niet ondertekend geretour-neerd.

2.6 Betrokkene heeft E in een brief van 17 juli 2007 in kennis gesteld van het feit dat hij de opdracht heeft ontvangen om de jaarrekening van klager samen te stellen.

2.7 Betrokkene heeft klager op 24 juli 2007 een factuur van € 232,05 (inclusief BTW) gestuurd met als omschrijving “beoordelen alimentatieberekening”, op 22 augustus 2007 een factuur van € 652,72 met als omschrijving “vooroverleg inspecteur Belastingdienst, correspondentie en overleg” en op 25 september 2007 een factuur van € 4.165,00 met als omschrijving “voorschot jaarrekeningen en aangiften IB 2004 en 2005”. Klager heeft deze facturen onbetaald gelaten.

2.8 In een brief van 12 november 2007 heeft klager gereageerd op laatstgenoemde factuur. Hij schrijft dat E de jaarstukken in een eerder stadium gereed heeft gemaakt en dat de nota niet in overeenstemming is met de werkzaamheden van E en verzoekt betrokkene de nota te specificeren.

2.9 In een per fax verzonden brief van 13 november 2007 heeft betrokkene geschreven dat in de periode van 1 augustus tot en met 31 oktober 2007 66,25 uur tijd is besteed, dat het daarmee corresponderende tarief € 4.763,50 bedraagt en dat daarvan € 3.500,00 als voorschot in rekening is gebracht. Bij de brief is een urenspecificatie gevoegd.

2.10 In een brief van 16 november 2007 van klager aan betrokkene heeft klager onder meer geschreven geen opdracht te hebben gegeven om de balansen over de jaren 2004 en 2005 opnieuw te maken.

2.11 In een brief van 11 januari 2008 aan klager (met een afschrift aan betrokkene) heeft F onder meer het volgende geschreven:

Het verbaast mij dat er op 13 september 2007 een brief van E wordt ontvangen als reactie op mijn brief van 14 maart 2007(!) met nadere gegevens betrekking hebbende op het bezwaarschrift inkomstenbelasting/premie volksverzekering 2003. Zoals in mijn brief van 21 september 2007 aan D is opgenomen is de beantwoording onvolledig en zijn gevraagde bescheiden niet aangetroffen.

Het verbaast mij nog meer dat er op 23 november 2007 een aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekering 2004 door E wordt ingediend gelet op het feit dat D uw gemachtigde is en deze ook bezig zijn met de samenstelling van de jaarrekening 2004.

Ik verzoek vóór vrijdag 18 januari 2008 mij schriftelijk:

a. Duidelijkheid te verschaffen omtrent welk kantoor als gemachtigde optreedt in uw belastingzaken;

(…)

2.12 In een brief van 11 januari 2008 van betrokkene aan klager heeft betrokkene onder meer het volgende geschreven:

Wij hebben inmiddels vernomen dat uw oude adviseur, E te [plaats], de aangifte inkomstenbelasting 2004 heeft ingediend bij de Belastingdienst. Op grond hiervan is het voor ons niet duidelijk of onze opdracht gecontinueerd dient ter worden. Wij verzoeken u ons hierover binnen 7 dagen te informeren. Hebben wij binnen deze termijn geen reactie van nu ontvangen, dan gaan wij ervan uit dat de opdracht is beëindigd.

2.13 In reactie op deze brief heeft klager, in een brief van 8 februari 2008 aan betrokkene, onder meer het volgende geschreven:

De opdracht en volmacht zijn inderdaad beëindigd en herroepen.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goede accountant betaamt door, ondanks het feit dat het hem bekend was dat E de jaarstukken had opgemaakt en ingediend, werkzaamheden in rekening te brengen - waarvan het de vraag is of deze daadwerkelijk zijn verricht en tegen een niet overeengekomen uurtarief -betreffende het opmaken van de jaarstukken.

4. Beoordeling

4.1Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (Wet AA) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 In een tuchtprocedure als de onderhavige is het in beginsel aan klager om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van gemotiveerde betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de accountant-administratieconsulent tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Uit de hiervoor vermelde feiten volgt naar het oordeel van de Accountantskamer dat klager betrokkene de opdracht heeft verstrekt om de jaarrekeningen 2004 tot en met 2006 van zijn advocatenkantoor samen te stellen, althans dat klager het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Klager heeft betrokkene, in verband met de ontstane problemen bij de Belastingdienst, benaderd met het verzoek de boekhouding over de afgelopen jaren af te handelen en hij heeft samen met betrokkene F van de Belastingdienst bezocht. Bij die gelegenheid heeft hij, blijkens de door klager niet weersproken brief van F d.d. 24 juli 2007, verklaard dat betrokkene bevoegd was hem bij belastingaangelegenheden te vertegenwoordigen. Bovendien heeft hij een hem door betrokkene toegezonden volmacht ondertekend en geretourneerd. Tenslotte heeft hij een opdrachtbevestiging van betrokkene ontvangen, waarin onder meer is aangegeven dat betrokkene de jaarrekeningen 2004 tot en met 2006 zou samenstellen. Dat klager deze opdrachtbevestiging niet heeft ondertekend en geretourneerd, betekent niet dat klager niet instemde met hetgeen in de opdrachtbevestiging over inhoud en reikwijdte van de opdracht was vermeld. In dit verband wijst de Accountantskamer er op dat gesteld noch gebleken is dat klager korte tijd na ontvangst van de opdrachtbevestiging aan betrokkene heeft laten weten dat de opdrachtbevestiging geen correcte weergave was van hetgeen partijen waren overeengekomen. Uit het feit dat klager de volmacht, die een uitvloeisel was van de in de opdrachtbevestiging vermelde werkzaamheden, wel heeft geretourneerd, mocht betrokkene veeleer afleiden dat klager ook met de opdrachtbevestiging instemde.

4.4  Met het toezenden van de opdrachtbevestiging en de algemene voorwaarden aan klager heeft betrokkene, naar het oordeel van de Accountantskamer, voldaan aan de op hem ingevolge artikel B1-240.2 Verordening Gedragscode (AA’s) en punten 7 en 8 van standaard 4410 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NVCOS) rustende verplichting om klager te informeren over de voorwaarden van de opdracht. Dat noch in de opdrachtbevestiging noch in de algemene voorwaarden concrete uurtarieven worden genoemd, doet niet aan dit oordeel af. Genoemde bepaling verlangt niet dat concrete tarieven worden vermeld, maar dat adequate informatie wordt verstrekt over de grondslag waarop het honorarium wordt berekend. Met de in rechtsoverweging 2.5 aangehaalde passage uit de opdrachtbevestiging is aan dit vereiste voldaan.

4.5 Naar het oordeel van de Accountantskamer is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat betrokkene zijn werkzaamheden voor klager heeft voortgezet nadat klager te kennen had gegeven dat hij de opdracht wilde beëindigen. Klager heeft eerst in zijn in rechtsoverweging 2.13 aangehaalde brief van 8 februari 2008 schriftelijk laten weten de opdracht te beëindigen. Gesteld noch gebleken is dat betrokkene na die datum nog werkzaamheden heeft verricht. Klager heeft weliswaar gesuggereerd dat betrokkene eerder had kunnen weten dat hij zijn werkzaamheden diende te staken, maar hij heeft die suggestie niet geconcretiseerd. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens klager slechts aangevoerd dat betrokkene geregeld contact had met de Belastingdienst, zodat het hem “zeer onwaarschijnlijk voorkomt” dat betrokkene niet bekend was met het feit dat E de jaarstukken heeft ingediend. Daargelaten dat klager ook met deze opmerking niet iets stelt - laat staan aannemelijk maakt - maar slechts veronderstelt, miskent hij dat E de aangifte inkomstenbelasting 2004, blijkens de niet weersproken brief van F van 11 januari 2008 (aangehaald in rechtsoverweging 2.11) eerst op 27 november 2007 bij de Belastingdienst heeft ingediend. Uit de overgelegde urenspecificaties volgt dat na 27 november 2007 slechts (een half uur) tijd is gedeclareerd in verband met een bespreking met klager.

4.6 Betrokkene heeft de (veronder)stelling van klager dat de door hem gedeclareerde tijd niet daadwerkelijk is besteed naar het oordeel van de Accountantskamer afdoende weerlegd met het in het geding brengen van urenspecificaties. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn deze specificaties niet (voldoende) concreet betwist. Het enkele feit dat klager geen concrete resultaten heeft gezien van de door betrokkene verrichte werkzaamheden in verband met het samenstellen van de jaarstukken 2004 betekent niet dat betrokkene geen werkzaamheden heeft verricht met het oog op die samenstelling. Betrokkene heeft, onweersproken door klager, gesteld dat hij het samenstellen van deze jaarrekening niet heeft kunnen afronden doordat klager hem niet alle gevraagde informatie ter beschikking stelde en vragen onbeantwoord liet. Dat betrokkene ten onrechte tijd in rekening heeft gebracht bij klager is dan ook geenszins aannemelijk geworden.

4.7 Uit het voorgaande volgt dat klager de feitelijke grondslagen van zijn klacht niet aannemelijk heeft kunnen maken. De slotsom is dat de klacht ongegrond is.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. werkhoven, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en H. de Hek (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kan klager danwel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.