ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0083 Accountantskamer Zwolle 10/1502 Wtra AK (tussenbeslissing)

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0083
Datum uitspraak: 28-09-2010
Datum publicatie: 29-09-2010
Zaaknummer(s): 10/1502 Wtra AK (tussenbeslissing)
Onderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Recidivist. Voorzitter Accountantskamer roept in een aanhangige klacht de voorzitter van de beroepsorganisatie op om eveneens een standpunt in te nemen en te overwegen om een verzoek ex art.41 lid 1 sub c. tot het treffen van een voorlopige voorziening tot doorhaling van de inschrijving hangende de klachtafhandeling in te dienen.

 

ACCOUNTANTSKAMER

VOORZITTER  

TUSSENBESLISSING van 28 september 2010 in de zaak met nummer 10/1502 Wtra AK van

drs. X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De voorzitter heeft kennis genomen van de volgende in deze zaak ontvangen stukken, waaronder:

-         het op 27 augustus 2010 ingekomen klaagschrift van 25 augustus 2010 met bijlagen;

-         de op 13 september 2010 ingekomen brief van klager met bijlagen.

1.2 Bij brief van 13 september 2010 is betrokkene in de gelegenheid gesteld om vóór 11 oktober 2010 een verweerschrift in te dienen. De Accountantskamer heeft nog geen verweerschrift ontvangen.

2. De feiten

De voorzitter heeft het volgende vastgesteld.

2.1 Klager verwijt betrokkene dat hij in strijd met de gedrags- en beroepsregels en of in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep heeft gehandeld. Betrokkene heeft, zo stelt klager, de aangifte vennootschapsbelasting 2008 van klagers vennootschap, BV1, pas 13 maanden na de daartoe overeengekomen datum ingediend na summier overleg met klager over de conceptaangifte en zonder overleg met hem over de definitieve versie. Op verscheidene verzoeken van klager om de werkzaamheden, waarvoor klager ook reeds heeft betaald, (tijdig) te verrichten en gemaakte fouten te herstellen, heeft betrokkene niet gereageerd. Klager stelt als gevolg van de handelwijze van betrokkene schade te hebben geleden, onder meer doordat hij dubbele kosten heeft moeten maken. Ook stelt hij richting verschillende instanties, waaronder de Belastingdienst, imagoschade te hebben geleden.

2.2 Bij beslissing van 24 september 2010, in de klachtzaak met nummer 10/760 Wtra, heeft de Accountantskamer betrokkene onlangs de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register. Deze uitspraak is nog niet in kracht van gewijsde gegaan.

2.3 Bij onherroepelijk geworden beslissing van 25 april 2006 van de Raad van Tucht voor Registeraccountants te Amsterdam is betrokkene berispt en bij beslissing van 2 november 2009 heeft deze Raad betrokkene de maatregel van doorhaling in het register opgelegd. Tegen laatstgenoemde beslissing is betrokkene in hoger beroep gekomen, welk hoger beroep nog niet is behandeld; ook deze uitspraak is nog niet in kracht van gewijsde gegaan.

2.4 Aan de in de punten 2.2 en 2.3 genoemde beslissingen ligt een gelijksoortig feitencomplex ten grondslag, kort weergegeven, inhoudende dat betrokkene overeengekomen werkzaamheden niet tijdig heeft voltooid en niet of onvoldoende heeft gereageerd op het rappel dier zake of op verzoeken om contact van zijn cliënten.

3. De gronden van de beslissing

3.1 Op grond van artikel 33 Wet RAis de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.2 Op grond van artikel 41, eerste lid aanhef en onder c. Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is de Accountantskamer bij wijze van voorlopige voorziening bevoegd de inschrijving van de betrokkene tijdelijk door te halen op verzoek van de voorzitter van het NIVRA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid Wet RA en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

De Accountantskamer is niet bevoegd ambsthalve, ook niet indien daartoe zwaarwegende termen aanwezig zijn, tijdens de behandeling van een aanhangige tuchtklacht bij wege van voorlopige voorziening een dergelijke tijdelijke maatregel te treffen.

3.3 De aan betrokkene bij voormelde beslissingen van 24 september 2010 en 2 november 2009 opgelegde maatregelen van doorhaling in het register, kunnen niet ten uitvoer worden gelegd omdat deze beslissingen nog niet onherroepelijk geworden zijn.

De Accountantskamer is niet bevoegd, ook niet indien daartoe zwaarwegende termen aanwezig zijn, een door haar opgelegde maatregel van doorhaling in het register uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.4 Aan de onderhavige door de Accountantskamer in behandeling genomen klacht ligt

(wederom) een vergelijkbaar feitencomplex als aan voormelde drie tuchtrechtelijke beslissingen ten grondslag. Omdat de voorzitter van het NIVRA niet op de hoogte is of behoeft te zijn van onderhavige vierde tuchtrechtelijke klacht tegen betrokkene en hij krachtens de wet in het onderhavige geval de enig aangewezen persoon is die kan afwegen of het indienen van een verzoek tot het treffen van een voorlopige maatregel opportuun is, en het NIVRA tevens als taak heeft de eer van de stand van de registeraccountants te hoeden, meent de voorzitter te voldoen aan het systeem van de wet door de voorzitter van het NIVRA als belanghebbende in de gelegenheid te stellen aan de Accountantskamer zijn standpunt kenbaar te maken over het in onderhavig klaagschrift verweten gedrag van betrokkene en over de vraag of hij aanleiding ziet ex artikel 41 Wtra een voorlopige voorziening te verzoeken.

3.5 Hierbij heeft de voorzitter acht geslagen op de omstandigheid dat het NIVRA (gelet op artikel 21 Wet RA haar voorzitter) krachtens de Wtra, in het bijzonder de artikelen 22, tweede lid (zelfstandig klachtrecht), 30 (voortzetting van de klacht na intrekking) en 43 (zelfstandig beroepsrecht) al een eigen positie heeft doordat hij in tuchtzaken als partij kan optreden en een met redenen onderbouwd standpunt kan innemen. Een processuele interventie als thans door de voorzitter wordt beoogd, moet dan ook als doelmatig worden aangemerkt en verhoudt zich met wat op andere rechtsterreinen is geregeld omtrent deelname van een derde aan een procedure tussen anderen (vgl. onder meer het bepaalde in de artikel 217 tot en met 210 en 272 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en in artikel 1:2 en de hoofdstukken 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht*.

3.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

4. Beslissing

De voorzitter van de Accountantskamer :

1.   stelt de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) als belanghebbende partij in de gelegenheid om uiterlijk op een termijn van vier weken na het verzenden van deze uitspraak schriftelijk een standpunt in te nemen als bedoeld in de rechtsoverweging 3.4 en/of een verzoek in te dienen als bedoeld in artikel 41, eerste lid onder c. Wtra;

2.   draagt de secretaris op om afschriften van de (nog te ontvangen) stukken van de zaak aan de voorzitter van het NIVRA ter beschikking te stellen;

3.   bepaalt dat zowel klager als betrokkene een afschrift van dat standpunt van de Accountantskamer zullen ontvangen en dat zij mogen reageren als nader te bepalen;

4.   houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist en in het openbaar uitgesproken door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, op 28 september 2010.

* Voor de mogelijkheid van het in een klachtprocedure oproepen van de voorzitter van de beroepsorganisatie wordt verwezen naar de uitspraak van de Accountantskamer van 2 februari 2010, kenmerk 09/1693, LJN: YH0012.