ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0081 Accountantskamer Zwolle 10/760 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0081
Datum uitspraak: 24-09-2010
Datum publicatie: 27-09-2010
Zaaknummer(s): 10/760 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie:   Doorhaling van de inschrijving. Overtreding van de beginselen deskundigheid en zorgvuldigheid, professionaliteit en integriteit. Geen of niet tijdige en gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden. Informatie aan cliente in strijd met de waarheid. Geen of onvoldoende communicatie met cliente. Recidive.     Hoger beroep ingesteld. Uitspraak zie LJN BW3459 (www.rechtspraak.nl)

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 24 september 2010 in de zaak met nummer 10/760 WTRA AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van het in deze zaak op 17 mei 2010 ingekomen klaagschrift van 10 mei 2010 met bijlagen. Bij brief van 18 mei 2010 is dit klaagschrift naar het bij de Accountantskamer bekende kantooradres van betrokkene gezonden.

1.2 Bij brief van 14 juni 2010, verzonden naar het bij de Accountantskamer bekende postbusnummer van betrokkene, is betrokkene in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het klaagschrift te reageren. Hierop heeft de Accountantskamer geen reactie ontvangen.

1.3 Bij brief van 28 juni 2010, aangetekend en per gewone post verzonden naar het postbusnummer, is betrokkene nogmaals in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren en is hij in kennis gesteld van de geplande zittingsdatum 13 augustus 2010. Op 7 juli 2010 heeft de Accountantskamer de handtekening-retourkaart van TNT post ontvangen waaruit blijkt dat betrokkene de brief op 5 juli 2010 in ontvangst heeft genomen.

1.4 Naar aanleiding van deze brief heeft betrokkene niet verzocht om wijziging van de zittingsdatum. Hij heeft evenmin een schriftelijke reactie ingediend. Bij brief van 22 juli 2010, aangetekend en per gewone post verzonden naar het postbusnummer, is betrokkene vervolgens opgeroepen om op de zitting van 13 augustus 2010 te verschijnen.

1.5 De klacht is behandeld ter openbare zitting van 13 augustus 2010. Klaagster is verschenen. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.6 Klaagster heeft bij gelegenheid van genoemde zitting haar standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is werkzaam bij A Accountants te [plaats] en sedert 2003 de accountant van klaagster.

2.2 Op 8 december 2009 heeft klaagster betrokkene in een e-mailbericht gegeven dat zij van de Belastingdienst een aanslag met een boete van € 106,00 heeft ontvangen voor het niet doen van aangifte en het niet tijdig betalen van omzetbelasting over het derde kwartaal 2009. Daarin heeft zij betrokkene er op gewezen dat hij blijkbaar heeft verzuimd om een nul-aangifte te doen en hem gevraagd hoe dit kon worden opgelost. Hierop heeft zij van betrokkene geen reactie ontvangen.

2.3 Met dagtekening 18 december 2009 heeft klaagster een aanmaning ontvangen vanwege betalingsachterstand van de naheffingsaanslag omzetbelasting derde kwartaal 2009 vermeerderd met € 14,00 aanmaningskosten. 

2.4 Op of omstreeks 17 februari 2010 heeft betrokkene klaagster per e-mailbericht verzocht alle stukken voor haar aangifte inkomstenbelasting 2009 aan hem toe te sturen.

2.5 Op 24 februari 2010 heeft klaagster betrokkene in een e-mailbericht aan gegeven dat zij van de Belastingdienst (wederom) een aanslag met een boete van € 106,00 heeft ontvangen voor het niet doen van aangifte en het niet tijdig betalen van omzetbelasting, (nu) over het vierde kwartaal 2009, en hem verzocht te reageren. Hierop heeft betrokkene haar per e-mailbericht van 25 februari 2010 medegedeeld, ‘dat zich problemen met de elektronische verzending van de aangiften hebben voorgedaan en dat hij met de Belastingdienst heeft afgesproken om deze opnieuw in te dienen wat gold als een bezwaarschrift tegen de opgelegde ambtshalve aanslag waarmee de boete zou worden ingetrokken’.

2.6 Met dagtekening 22 maart 2010 heeft klaagster een aanmaning ontvangen vanwege betalingsachterstand van de naheffingsaanslag omzetbelasting vierde kwartaal 2009 vermeerderd met € 15,00 aanmaningskosten.  

2.7 Hierna heeft klaagster de Belastingdienst gebeld inzake deze naheffingsaanslag en aanmaning. Zij kreeg het bericht dat door betrokkene geen actie ondernomen was.

2.8 Op haar e-mailberichten hierover van 24 maart 2010 en 31 maart 2010 aan betrokkene met een verzoek om antwoord, heeft betrokkene per e-mailbericht van 31 maart 2010 aan klaagster laten weten ‘met vakantie te zijn en na Pasen te kijken wat hij zou kunnen doen’.

2.9 Bij brief van 13 april 2010 heeft de Belastingdienst klaagster medegedeeld een door haar op 30 maart 2010 ingediend bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het vierde kwartaal 2009 niet in behandeling te kunnen nemen omdat de Belastingdienst over die periode geen aangifte had ontvangen.

2.10 Op 20 april 2010 heeft klaagster aan betrokkene per e-mailbericht dringend een reactie per omgaande gevraagd. Eveneens per e-mailbericht van 20 april 2010 heeft betrokkene haar laten weten dat hij de benodigde gegevens aan het verzamelen was en pas na 1 juni 2010 antwoord kon geven. Per e-mailbericht van 21 april 2010 wees klaagster betrokkene er op al maanden zonder succes gepoogd te hebben adequaat contact met hem te krijgen over de door hem gecreëerde situatie en sommeert zij betrokkene vervolgens voor 27 april 2010 de conceptjaarrekening 2009 vast te stellen en een voorstel te doen tot compensatie van minimaal de aan klaagster opgelegde boetes van € 212,00. Hierop heeft betrokkene niet gereageerd.

2.11 Klaagster heeft betrokkene op enig moment verzocht met voorrang haar aangifte inkomstenbelasting 2009 in te dienen in verband met de koop van een woning. Betrokkene heeft ter zake niet gereageerd. Klaagster heeft nog steeds geen (concept) jaarrekening 2009 ontvangen. Betrokkene heeft evenmin de aangifte inkomstenbelasting verzorgd.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt betrokkene dat hij heeft verzuimd om zijn contractuele verplichtingen na te komen en herhaaldelijk heeft verzuimd om te reageren op e-mailberichten en telefoontjes daarover van klaagster. Zo heeft betrokkene verzuimd om de aangiften omzetbelasting derde en vierde kwartaal 2009 tijdig te verzorgen, heeft hij in strijd met zijn bericht aan klaagster niet gezorgd voor een oplossing in overleg met de Belastingdienst omtrent de aangifte omzetbelasting voor het vierde kwartaal 2009 en heeft hij de jaarrekening 2009 niet samengesteld en de aangifte inkomstenbelasting 2009 niet verzorgd. Klaagster vindt dat betrokkene haar door zijn handelwijze aan het lijntje heeft gehouden waardoor zij in de problemen is gekomen.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RAis de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, plaats vond na 1 januari 2007, zodat dit dient te worden getoetst aan de sedert 1 januari 2007 vigerende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna VGC).  

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Zulke feiten en omstandigheden zijn door klaagster gesteld en door betrokkene onbetwist gebleven. Deze leiden de Accountantskamer tot het oordeel dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij is ernstig tekortgeschoten in de uitvoering van de voor klaagster te verzorgen werkzaamheden ten behoeve van het jaar 2009 en heeft gefaald in zijn contacten daarover met klaagster. Redengevend daartoe is het volgende.

4.5 Betrokkene heeft allereerst de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2009 niet tijdig verzorgd. Op het verzoek van klaagster om uitleg daarover of herstel daarvan heeft betrokkene in het geheel niet gereageerd.

Daarnaast heeft betrokkene de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2009 niet tijdig verzorgd waarna hij klaagster desgevraagd en in strijd met de waarheid heeft voorgehouden met de Belastingdienst te hebben afgesproken om de aangifte opnieuw in te dienen en heeft hij voorts deze aangifte ook toen niet alsnog verzorgd zonder klaagster daar ook maar over te informeren. Ook heeft betrokkene op de verzoeken van klaagster van 24 maart 2010 en 31 maart 2010 niet gereageerd ook al had hij toegezegd dit, zij het pas na Pasen (4 en 5 april 2010), te zullen doen.

Voorts heeft betrokkene, in strijd met gemaakte afspraken en ondanks herhaaldelijk verzoek van klaagster, de jaarrekening 2009 niet samengesteld, waarvoor hij aan klaagster nog op of omstreeks 17 februari 2010 om toezending van benodigde informatie had gevraagd, niet gereageerd op het e- mailbericht hierover van klaagster van 21 april 2010, en evenmin de aangifte inkomstenbelasting 2009 verzorgd, hoewel hij het belang daarvan in verband met de aankoop van een nieuwe woning kende.

Tenslotte heeft betrokkene op een verzoek van klaagster van 20 april 2010 om een reactie op een door haar geuite klacht aangaande de gehele situatie weliswaar toegezegd te zullen reageren na 1 juni 2010 doch een reactie van betrokkene is, nog afgezien van het feit dat deze eerst na een als rijkelijk lang te kwalificeren periode van zes weken zou worden gegeven, uitgebleven.  

4.6 Geconcludeerd moet worden dat betrokkene door niet te zorgen voor de (tijdige) uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikelen A-130.1 en A-130.4 VGC heeft geschonden. Door hierover niet te communiceren met zijn cliënte en kennelijk geen belang te hechten aan een correcte zakelijke omgang met haar, heeft betrokkene voorts het accountantsberoep in diskrediet gebracht en het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. VGC geschonden. Daarnaast heeft betrokkene door onjuiste informatie te verschaffen over zijn contact met de belastingdienst en zijn toezegging ter zake niet na te komen de waarheid geweld aangedaan en in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit, als bedoeld in artikel A-100.4 en nader uitgewerkt in A-110.1 VGC. De klacht dient dan ook in al haar onderdelen gegrond te worden verklaard.

4.7 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen dat betrokkene door diens nalatigheden als hiervoor omschreven klaagster in de problemen heeft gebracht, zowel als gevolg van de aan haar opgelegde ambtshalve aanslagen en boetes als door, onder meer bezien in het licht van de aankoop van een eigen woning waarvan betrokkene op de hoogte was, het uitblijven van de aangifte inkomstenbelasting 2009 en de jaarrekening 2009. Hij heeft haar voorts aan haar lot overgelaten door niet of onvoldoende met haar te communiceren.

De Accountantskamer houdt rekening met de eerder aan betrokkene opgelegde, onher-roepelijk geworden tuchtrechtelijke maatregel van schriftelijke berisping bij beslissing van de Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam van 25 april 2006 waaraan een gelijksoortig verwijtbaar gedrag van betrokkene ten grondslag heeft .

Voorts heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen dat aan betrokkene bij beslissing van 2 november 2009 door voormelde Raad van Tucht de tuchtrechtelijke maatregel van doorhaling in het register is opgelegd in verband met wederom een gelijksoortig feitencomplex. Tegen deze beslissing is betrokkene in hoger beroep gekomen, welk hoger beroep nog niet behandeld is.

Gelet op de in voormelde tuchtzaken gelegen parallel met onderhavige klacht ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er niet op dat betrokkene het belang ervan inziet om zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

De Accountantskamer acht daarom (ook) in deze klachtzaak de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene als accountant in het register, bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, passend en geboden. Gelet op het bepaalde in artikel 8 Wtra, zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bepalen op 10 jaren.

4.8 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.9 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.      verklaart de klacht gegrond;

2.      legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

3.      bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 jaren;

4.      verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. H. de Hek en E.F. Smeele, (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en prof. dr. G.C.M. Majoor RA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkenedan wel de voorzitter van de NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.