ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0073 Accountantskamer Zwolle 10/535 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0073 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-09-2010 |
Datum publicatie: | 17-09-2010 |
Zaaknummer(s): | 10/535 Wtra AK |
Onderwerp: | |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Niet voldoen aan PE-verplichting. Herhaalde vaststelling van het niet voldoen van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing, bestaande uit o.m. het ontbreken van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, een waarnemingsregeling en onvoldoende dossiervorming. |
ACCOUNTANTSKAMER
BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 17 september 2010in de zaak met nummer 10/535 Wtra AK van
het bestuur van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,
gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
K L A G E R ,
raadsvrouw: mr. M.L. Batting,
t e g e n
Y ,
accountant-administratieconsulent,
kantoorhoudende te [plaats] ,
B E T R O K K E N E .
1. Het verloop van de procedure
1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, te weten het op 31 maart 2010 ingekomen klaagschrift, gedateerd 29 maart 2010, met bijlagen. Door betrokkene is geen verweerschrift ingediend.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 19 juli 2010, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw/gemachtigde mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA en - aan de zijde van betrokkene - Y AA in persoon.
1.3 Partijen hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.
2.1 Betrokkene is openbaar accountant-administratieconsulent en handelt onder de naam Accountantskantoor Y te [plaats].
2.2 Op 5 juli 2004 heeft een toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene plaatsgevonden. De Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) is op 24 september 2004 op basis van de bevindingen van het toetsingsteam tot een negatief eindoordeel over het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk gekomen. De Raad heeft betrokkene een termijn van twee jaar gegeven waarbinnen het stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk dient te worden aangepast aan de normen in artikel 3 van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing (VPPT). De Raad heeft daarbij aangekondigd dat na afloop van deze termijn een hertoetsing van de accountantspraktijk zou plaatsvinden.
2.3 Op 25 november 2008 heeft de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene plaatsgevonden. Bij brief van 23 december 2008 heeft de Raad het toetsingsdossier aan betrokkene gezonden. Het toetsingsdossier bestaat uit:
- de door betrokkene ingevulde oriënterende vragenlijst, met aanvullingen van de toetsers;
- een gedetailleerde weergave van de waarnemingen van de toetsers met betrekking tot de getoetste dossiers;
- de recapitulatie;
- het besprekingsverslag;
- het formulier 'Hertoetsingen'.
De Raad heeft betrokkene gelegenheid gegeven op de inhoud van het toetsingsdossier te reageren. Ondanks daartoe verleend uitstel heeft betrokkene daarvan geen gebruik gemaakt.
2.4 De Raad is op 6 april 2009 tot het oordeel gekomen dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene nog steeds niet voldoet aan de daarvoor geldende normen, zulks op grond van de hierna te noemen vaststellingen van de toetsers.
2.4.1 Betrokkene had voor het jaar 2007 niet voldaan aan de PE verplichting, terwijl hem daarvoor geen vrijstelling was verleend.
2.4.2 Betrokkene beschikte niet over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en hij had de waarneming van zijn accountantspraktijk niet geregeld. Bij de eerste - reguliere - toetsing waren deze tekortkomingen ook al geconstateerd.
2.4.3 Met betrekking tot de beoordelingsopdracht was geen ondertekende opdracht-bevestiging of vastlegging anderszins van de opdrachtvoorwaarden aanwezig. Voor de samenstellingsopdracht gold eveneens dat een schriftelijke opdrachtbevestiging of andersoortige vastlegging van rechten en plichten ontbrak. Deze tekortkomingen ten aanzien van de acceptatie en continuering van de opdrachten waren ook al geconstateerd bij de eerste toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene.
2.4.4 Het dossier van de beoordelingsopdracht vertoonde tekortkomingen in de wijze van documentatie van de werkzaamheden door betrokkene. Een standaardindeling en een inhoudsopgave ontbraken. Verder bleken de verrichte werkzaamheden en de resultaten daarvan niet duidelijk uit het dossier en waren de aard en de omvang van de werkzaamheden met betrekking tot materiële posten in de jaarrekening niet zodanig in het dossier vastgelegd, dat daarmee de strekking van de verklaring door het dossier werd gedragen. Specificaties van verschillende materiële posten ontbraken. Deze tekortkomingen waren ook bij de eerste toetsing geconstateerd.
3. De klacht
3.1 Klager verwijt betrokkene dat hij in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4, onder c., van de VGC door:
I ) niet te voldoen aan zijn verplichtingen van permanente educatie en
II) het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk niet te laten voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de VPPT, zulks gelet op:
- het laten bestaan van tekortkomingen in de vastlegging van de verrichte werkzaam-heden en van de resultaten daarvan,
- het niet beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en
- het niet beschikken over een waarnemingsprocedure.
3.3 Betrokkene heeft hiermee volgens klager een inbreuk gemaakt op de verordeningen van de NOvAA in de zin van artikel 51 van de Wet op de Accountants-Administratie-consulenten en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
4. Beoordeling
Omtrent de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen dan wel nalaten is vastgesteld bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene die op 25 november 2008 heeft plaatsgevonden en dat dit daarom moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.
4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3 Betrokkene heeft ter zitting alle bij de hertoetsing van zijn accountantspraktijk op 25 november 2008 geconstateerde en aan de onderhavige klacht ten grondslag liggende feiten niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist.
4.4 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel, te weten het niet voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), terwijl hem daarvan geen vrijstelling was verleend, overweegt de Accountantskamer dat de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid zijn neergelegd in artikel A-100.4, onder c., en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de Nadere Voorschriften Permanente Educatie (NVPE). Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de AA dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden. In artikel 3, eerste lid, van de NVPE is bepaald dat de AA minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. Hieraan is door betrokkene niet voldaan. Mede gelet op het gegeven dat betrokkene heeft erkend dat hij over het jaar 2007 niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichting terwijl hem daarvoor geen vrijstelling was verleend, is het eerste klachtonderdeel gegrond te achten.
4.5 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel, te weten dat betrokkene niet heeft voldaan aan het vereiste in zijn accountantspraktijk te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen, overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.5.1 Het beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering is vereist op grond van de artikelen 3 en 4 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (NVAAV) en op basis van de artikelen 28 en 29 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten (NVAK). De NVAK is gebaseerd op de artikelen B1-291.1 en B1-291.2 van de VGC. De NVAAV is gebaseerd op de artikelen B1-291.2 en B1-291.3 van de VGC. Het bestaan van een waarnemingsregeling voor de accountantspraktijk is voor assurance-opdrachten verplicht op grond van artikel 30 van de NVAK en voor aan assurance verwante opdrachten op grond van artikel 5 van de NVAAV. Ingevolge deze bepalingen is de accountantspraktijk namelijk verplicht op adequate wijze de waarneming te regelen van de uitvoering van een door de praktijk uitgevoerde aan assurance verwante opdracht, dan wel assurance opdracht, in geval van ontstentenis, belet of langdurige arbeidsongeschiktheid van de voor de betreffende opdracht eindverantwoordelijke professional.
4.5.2 Mede gelet op het gegeven dat betrokkene heeft erkend dat hij voor zijn kantoor over een waarnemingsregeling noch een beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikte, moet het tweede klachtonderdeel in zoverre gegrond worden verklaard.
4.6 Betrokkene heeft ook niet voldaan aan de vereisten omtrent de acceptatie en continuering van de werkzaamheden. De regelgeving betreffende die acceptatie en continuering van de werkzaamheden is neergelegd in hoofdstuk B1-210 van de VGC. In de NVAK is dit uitgewerkt in de huidige artikelen 12 en 13. In de NVAAV is dit uitgewerkt in de artikelen 13 en 14. Voorts zijn onder de NVCOS in standaard 2400 voor de beoordelingsopdracht en standaard 4410 voor de samenstellingsopdracht regels neergelegd omtrent de vastlegging van de opdrachtvoorwaarden. Ook Leidraad 11 betreffende de kwaliteitsbeheersing binnen het accountantskantoor bevat handreikingen ter zake.
4.6.1 De aanwezigheid in een accountantsdossier van een ondertekende opdracht-bevestiging, of anderszins een vastlegging van de opdrachtvoorwaarden, is vereist op grond van de artikelen 10 tot en met 12 van de NVCOS standaard 2400. Onder 10 in die standaard is bepaald dat er tussen de accountant en de opdrachtgever overeenstemming dient te bestaan over de opdrachtvoorwaarden. Op grond van wat onder 7 is opgenomen in NVCOS standaard 4410 dient de accountant zich ervan te overtuigen dat tussen de opdrachtgever en hem overeenstemming bestaat over de voorwaarden van de opdracht en dat een en ander ook de opdrachtgever duidelijk is. Ingevolge het bepaalde onder 8 in standaard 4410 kan de opdrachtbevestiging daartoe een nuttig hulpmiddel zijn. Een andere wijze van vastlegging is echter ook denkbaar. Daarmee wordt beoogd misverstanden te voorkomen over de doelstelling en de reikwijdte van de opdracht, de aard van de verantwoordelijkheid van de accountant en de wijze van rapportering.
4.6.2 Bij betrokkene is in het dossier van de samenstellingsopdracht geconstateerd dat enkel sprake was van een mondelinge opdracht en dat wederzijdse rechten en plichten op geen enkele wijze uit het dossier bleken.
4.6.3 Voor assurance-opdrachten dient op grond van artikel 15 van de NVAK een dossier te worden ingericht aan de hand van een door de accountantspraktijk vast te stellen standaard. Dit is verder uitgewerkt in de NVCOS standaard 2400. Ook hier geldt dat Leidraad 11 betreffende de kwaliteitsbeheersing binnen het accountantskantoor handreikingen ter zake bevat.
4.6.4 Bij betrokkene ontbraken in het dossier van de beoordelingsopdracht een standaardindeling en een inhoudsopgave. Voorts bleken de verrichte werkzaamheden en de resultaten daarvan niet duidelijk uit dat dossier. Een en ander is wel vereist op basis van het gestelde onder 17 van de NVCOS standaard 2400.
4.6.5 Het ontbreken in het dossier van de beoordelingsopdracht van een zodanige vastlegging van de aard en de omvang van de werkzaamheden met betrekking tot materiële posten in de jaarrekening dat daarmee de strekking van de verklaring door het dossier wordt gedragen, in het bijzonder het ontbreken van specificaties van verschillende materiële posten, vormt een veronachtzaming van het bepaalde onder 23 van de NVCOS standaard 2400. In hoofdstuk 7 van Leidraad 11 staat ook vermeld welke informatie in het dossier dient te worden opgenomen. De strekking ervan is dat een andere accountant, die geen eerdere ervaringen heeft met de desbetreffende opdracht, een indruk moet kunnen krijgen van de uitgevoerde werkzaamheden en van de op basis daarvan genomen belangrijke beslissingen.
4.6.6 Mede gelet op het gegeven dat betrokkene voornoemde tekortkomingen in zijn dossiers niet dan wel onvoldoende heeft betwist, moet het tweede klachtonderdeel voor het overige eveneens gegrond worden verklaard.
4.7 De Accountantskamer is van oordeel dat het niet naleven van voo rmelde verordeningen, gelet op het maatschappelijk belang dat met naleving is gemoeid, ernstige overtredingen betreft. De verordeningen beogen immers de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de accountants-administratieconsulenten te bewaken. Betrokkenes nalatigheid doet afbreuk aan het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan het voeren van de beschermde titel van accountant-administratieconsulent moet kunnen worden ontleend.
4.8 Het schenden v an de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid door in een bepaald jaar niet te voldoen aan de verplichting tot permanente educatie, wordt in het algemeen gesanctioneerd met een berisping en een geldboete van € 2.000,00. Omdat aannemelijk is geworden dat betrokkene over het jaar 2007 wel aan enige PE-verplichting heeft voldaan en rekening moet worden gehouden met de weinig florissante financiële positie van betrokkene, dient in dit geval te worden volstaan met een gematigder geldboete. Voorts heeft te gelden dat ook wat betreft het bij de hertoetsing niet op orde hebben van de kantoororganisatie, terwijl daarvoor sedert de eerste toetsing ruimschoots de gelegenheid heeft bestaan, aannemelijk is geworden dat het niet naleven van verordeningen door betrokkene niet zozeer op onwil maar veeleer op onmacht berustte. Een en ander is voor de Accountantskamer overigens aanleiding om betrokkene in overweging te geven zich erop te beraden of zijn praktijk nog wel voldoende omvang heeft, zodanig dat deze - als een aan de eisen beantwoordende accountantspraktijk -levensvatbaar is.
4.9 Op grond van al het voorgaande acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel van berisping met daarnaast een geldboete van € 500,00 passend en geboden. Bij de beslissing tot het mede opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer ook rekening gehouden met het door betrokkene behaalde economisch voordeel ten opzichte van zijn collega-accountants met het niet volgen van permanente educatie en het in zijn kantoororganisatie niet beschikken over een aan de geldende normen voldoend stelsel van kwaliteitsbeheersing. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde boete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.
4.10 De voorzitter van de NOvAA dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register bedoeld in artikel 36, eerste lid WAA wordt opgenomen.
5. Beslissing
De Accountantskamer:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond in voege als hiervoor omschreven;
- legt ter zake aan betrokkene op:
· een berisping
en
· een geldboete ten bedrage van € 500,00 (vijfhonderd euro) , welke boete binnen één maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging door betrokkene dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 10/535 Wtra AK;
- verstaat dat de voorzitter van de NOvAA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én een daarop door de voorzitter van de Accountantskamer te geven last tot tenuitvoerlegging, zorgt voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register bedoeld in artikel 36, eerste lid, WAA.
Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. G. Mannoury en prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA, (rechterlijke leden), prof. dr. G.C.M. Majoor RA en J. Maan AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 17 september 2010.