ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0059 Accountantskamer Zwolle 09/1170 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0059
Datum uitspraak: 26-02-2010
Datum publicatie: 14-09-2010
Zaaknummer(s): 09/1170 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Niet voldoen aan PE-verplichting. Niet reageren op correspondentie van Nivra.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 26 februari 2010

in de zaak met nummer 09 / 1170 WTRA AK van

de voorzitter van het KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

gemachtigde: mr. N.J. Makkes,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende en kantoorhoudende te [plaats] ([land]),

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 17 juli 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 16 juli 2009, met bijlagen, alsmede van de brief van 20 december 2009, met bijlage, van betrokkene aan de Accountantskamer.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 21 december 2009, waar aanwezig waren: namens klager diens gemachtigde mr. N.J. Makkes, advocaat te Amsterdam. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, op die zitting niet verschenen.

1.3 Klager heeft bij gelegenheid van genoemde zitting zijn standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de gemachtigde van klager de Accountantskamer alsnog stukken doen toekomen, waaronder een brief, met bijlagen, van 30 december 2009 van de gemachtigde van klager aan de Accountantskamer, in-houdende een intrekking van de onderhavige klacht voor zover deze ziet op het niet (tijdig) registreren van de PE-punten over 2008 en het niet behalen van de minimale hoeveelheid van 20 punten over 2008. Hiervan zijn op 12 januari 2010 door de secretaris van de Accountantskamer kopieën naar betrokkene verzonden.

1.5 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.3 vermelde pleitnotities en de onder 1.4 vermelde nagekomen brief met bijlagen, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sinds 17 oktober 1968 ingeschreven in het accountantsregister bij het NIVRA. Hij is openbaar accountant en heeft voor het jaar 2007 geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten.

2.2 Bij brief van 14 juli 2008 is betrokkene erop gewezen dat volgens de gegevens van het NIVRA betrokkene minder dan 20 PE-punten in 2007 had behaald. Daarbij is hem een termijn van drie maanden gesteld om alsnog te voldoen aan de PE-verplichtingen over het jaar 2007. Deze termijn eindigde op 15 oktober 2008. Betrokkene is erop gewezen dat het niet voldoen aan de PE-verplichtingen als een overtreding van de beroepsregels werd beschouwd en dat in dat geval vastgesteld zou worden of er een tuchtklacht ingediend moest worden. Betrokkene heeft op deze brief niet gereageerd.

2.3 Op 20 maart 2009 heeft het NIVRA betrokkene een brief gezonden, waarin hij ervan op de hoogte werd gesteld dat door het NIVRA jegens hem een tuchtzaak werd voorbereid. Daarbij zijn de gegevens vermeld zoals die van hem bekend waren, met het verzoek deze te controleren op juistheid en een bijgevoegd antwoordformulier ingevuld te retourneren. Betrokkene is erop gewezen dat deze gegevens betrokken zouden worden bij de beslissing al dan niet een tuchtklacht in te dienen. Betrokkene heeft bij emailbericht van 3 december 2009 aan het NIVRA op deze brief gereageerd, houdende een verzoek zijn achterstand in het behalen van PE-punten in het jaar 2010 te mogen inlopen.

2.4 Tot aan de datum van de behandeling ter zitting van het onderhavige klaagschrift had betrokkene geen PE-punten voor het jaar 2007 (en al evenmin voor het jaar 2008) geregistreerd. Betrokkene heeft ook geen PE-punten over deze jaren behaald.

3. De klacht

3.1 Aan de door klager ingediende klacht liggen blijkens het klaagschrift en de daarop namens klager gegeven toelichting ter zitting de volgende verwijten ten grondslag:

a.  betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. van de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) juncto A-130.7 van de Verordening gedragscode RA’s (VGC), juncto 3, tweede lid van de Nadere voorschriften permanente educatie RA’s (NVPE) over het jaar 2007 geen PE-activiteiten verricht. Zulks levert tevens een overtreding op van de artikelen A-100.4 onder c., A-130.1, A-130.2 en A-130.3 VGC;

b.   betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. Wet RA juncto A-130.7 VGC juncto 8, eerste en zesde lid NVPE niet voldaan aan de registratieplicht van zijn PE-activiteiten ten aanzien van het jaar 2007;

c.   betrokkene heeft in strijd met artikel 33, eerste lid sub b. Wet RA in het geheel niet gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op hem       rustende PE-verplichtingen over 2007 en 2008, hetgeen onbetamelijk is en in strijd moet worden geacht met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.2 De Accountantskamer merkt op dat klager zijn klacht, voor zover deze ziet op het niet (tijdig) registreren van de PE-punten over 2008 en het niet behalen van de minimale hoeveelheid van 20 punten over 2008, heeft ingetrokken omdat de door klager aan betrokkene over dat jaar gestelde termijn als bedoeld in artikel 9, eerste lid, NVPE ten tijde van de zitting nog niet was verstreken.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen ter zitting gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Artikel 33, eerste lid Wet RA bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde

en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Betrokkene valt als een in het jaar 2007 in het register ingeschreven accountant onder het toepassingsbereik van de NVPE. Hij heeft geen verzoek tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting ingediend. Op het handelen of nalaten van betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 zijn de VGC en de NVPE van toepassing. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt in casu gedoeld op de registratie- en informatieverplichtingen voor in het jaar 2007 verrichte PE-activiteiten.

4.3 Vast is komen te staan dat betrokkene in het jaar 2007 geen PE-activiteiten heeft verricht. Hij heeft zodoende voor het jaar 2007 niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid NVPE. De NVPE zijn een nadere uitwerking van de in de VGC opgenomen bepalingen omtrent het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft aldus tevens in strijd gehandeld met het bepaalde in de VGC, in het bijzonder met de artikelen A-100.4 sub c., A-130.1, A-130.2 en A-130.3, nu evenmin is gebleken dat betrokkene op andere wijze zijn deskundigheid en vaardigheid op het vereiste niveau heeft gehouden.

Onderdeel a. van de klacht, als vermeld in rechtsoverweging 3.1, is daarom gegrond.

4.4 Uit de bewoordingen van artikel 8, eerste lid en zesde lid NVPE blijkt dat ‘PE-activiteiten plus het daarmee behaalde aantal punten’ geregistreerd dienen te worden. Hieruit vloeit voort dat, indien geen PE-activiteiten worden verricht, ook geen registratie van dergelijke activiteiten kan plaatsvinden. Nu betrokkene geen PE-activiteiten heeft verricht, volgt de Accountantskamer klager dan ook niet in zijn stelling dat betrokkene heeft nagelaten aan zijn registratieplicht te voldoen.

Onderdeel b. van de klacht, als vermeld in rechtsoverweging 3.1, is daarom ongegrond.

4.5 Betrokkene heeft in de jaren 2008 en 2009 niet gereageerd op de brief van klager van 14 juli 2008 en niet tijdig en adequaat op die van 20 maart 2009.

4.6 De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, lid 1 sub b. Wet RA) en in overeenstemming met het beginsel van professioneel gedrag (artikel 33, lid 1 sub a. Wet RA juncto artikelen A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat het NIVRA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid en 19 Wet RA), kan voldoen.

Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten is tevens gegrond op artikel 8, zevende lid NVPE.

De brief van 14 juli 2008 was er op gericht om betrokkene te wijzen op een achterstand in zijn PE-verplichting en op de klachtprocedure voor het geval betrokkene de achterstand niet binnen drie maanden (voor 15 oktober 2008) zou hebben ingehaald. Vragen werden hem daarbij niet gesteld; betrokkene behoefde daarin dan ook geen aanleiding te zien een reactie naar het NIVRA te zenden.

In de brief van 20 maart 2009 is betrokkene echter verzocht om een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Nu vast is komen te staan dat betrokkene daaraan niet heeft voldaan, heeft hij in strijd gehandeld met een goede uitoefening van het accountantsberoep en het beginsel van professionaliteit.

Onderdeel c. van de klacht, als vermeld in rechtsoverweging 3.1, is daarom eveneens gegrond.

4.7 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants als het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid Wet RA).

4.8 Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene.

4.9 Zo wordt in aanmerking genomen dat het, ondanks diverse aanmaningen, nalaten te voldoen aan de PE-verplichtingen - en daarmee aan de VGC en de Wet RA - duidt op een gebrek aan besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate, professionele dienstverlening en het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Zulks geldt temeer nu het NIVRA in de communicatie met zijn leden zeer ruime aandacht heeft gegeven aan het bestaan en de noodzaak van deze PE-verplichtingen, betrokkene daar ook persoonlijk op heeft gewezen en betrokkene op het aan hem gerichte verzoek tot het verschaffen van informatie niet heeft gereageerd.

Eén van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid, zowel in de diepte als in de breedte. Door in 2007 geen PE-punten te behalen en aldus niet te voldoen aan de verplichte permanente educatie, heeft betrokkene dit vereiste genegeerd. Het publieke vertrouwen in de stand van de registeraccountants wordt hiermee geschaad en dit moet betrokkene worden aangerekend.

4.10 De Accountantskamer ziet geen aanleiding om bij de beslissing tot het opleggen van maatregelen in deze zaak af te wijken van die in andere klachtzaken met betrekking tot het niet nakomen van PE-verplichtingen en acht dan ook oplegging van een berisping met daarnaast een geldboete passend en geboden.

Bij de beslissing tot het mede opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer rekening gehouden met het bij het niet volgen van de educatie door betrokkene behaalde economisch voordeel ten opzichte van zijn collega-accountants en met het gegeven dat betrokkene over het jaar 2007 in het geheel geen educatiepunten heeft behaald.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde boete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.11 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de berisping wordt voldaan door de opneming ervan in het dictum van deze uitspraak. De voorzitter van het NIVRA dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregelen in het register als bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA worden opgenomen.

4.12 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

  1. verklaart de klacht, voor zover weergegeven onder rechtsoverweging 3.1 sub b. ongegrond;
  2. verklaart de klacht voor het overige gegrond in voege als hiervoor weergegeven;

      3.      legt ter zake aan betrokkene op:

               -    een berisping

              en

              -    een geldboete ten bedrage van € 2.000,- (tweeduizend euro) , welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaar-digen van een last tot ten uitvoerlegging, door betrokkene dient te worden be-taald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 09/1108 WTRA AK;

  1. verstaat dat de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgt voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, prof. mr. P.M. van der Zanden RA, rechterlijk lid, D. ter Harmsel AA, accountantslid, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2010.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag.

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.