ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0049 Accountantskamer Zwolle 09/1697 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0049
Datum uitspraak: 26-02-2010
Datum publicatie: 14-09-2010
Zaaknummer(s): 09/1697 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klachten aangaande de uitvoering van een samenstellingsopdracht ongegrond. Onafhankelijkheid geen vereiste bij zo’n opdracht. Overigens onaannemelijk dat accountant ‘partij zou hebben gekozen’.     hoger beroep ingesteld. Uitspraak zie BY00050 (www.rechtspraak.nl).

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 26 februari 2010

in de zaak met nummer 09 / 1697 WTRA AK van

1. A B.V. ,

gevestigd te [plaats],

2. B ,

kantoorhoudende te [plaats],

3. C B.V. ,

gevestigd te [plaats], en

4. D ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R S ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 22 september 2009 ingekomen klaagschrift van 20 september 2009, met bijlagen;

-         het op 24 november 2009 ingekomen verweerschrift van 23 november 2009, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 18 december 2009, waar zijn verschenen: - aan de zijde van klagers - klager sub 2. B in persoon (tevens als vertegenwoordiger van klaagster sub 1), klager sub 4. D in persoon (tevens als vertegenwoordiger van klaagster sub 3.) en - aan de zijde van betrokkene - Y AA in persoon, tot bijstand vergezeld van E AA, klachtenfunctionaris/compliance-officer bij het kantoor van betrokkene, F B.V.

Klagers en betrokkene hebben bij gelegenheid van deze zitting hun standpunten nader doen toelichten en toegelicht (klager sub 2 aan de hand van een pleitnota, zulks mede namens klaagsters sub 1 en 3 en klager sub 4) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.3 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.2 genoemde pleitnota, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Betrokkene is sedert eind 2005 als accountant verbonden aan F B.V. te [plaats]. Op 8 maart 2006 heeft betrokkene van G B.V., H B.V. (nader te noemen H) en de éénmanszaak I, alle gevestigd te [plaats], opdracht ontvangen tot het samenstellen van de jaarrekeningen en het verzorgen van de aangiften vennootschapsbelasting en de aangiften inkomstenbelasting van hun bestuurder, J (hierna: J).

2.2 In de offerte voor deze opdracht van 8 maart 2006, die voor bevestiging van de opdracht namens genoemde rechtspersonen door J is ondertekend, heeft betrokkene - onder toevoeging van een structuurschema van H - een aantal aandachtspunten inzake risico’s in de organisatiestructuur van de ondernemingen aan de orde gesteld.

2.3 Betrokkene heeft op basis van door het bestuur van de onderneming aangeleverde financiële gegevens de jaarrekeningen van H over 2006 en 2007 samengesteld. De jaarrekening 2006 is op 19 april 2007 door betrokkene voorzien van een samenstellingsverklaring en op dezelfde datum goedgekeurd en vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders. De jaarrekening 2007 is op 29 april 2008 door betrokkene voorzien van een samenstellingsverklaring en op dezelfde datum goedgekeurd en vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders.

2.4 Betrokkene is eind februari 2009 begonnen met het samenstellen van de jaarrekening 2008 van H, waarvan een concept van 23 maart 2009 met opmerkingen daarbij op dezelfde datum met het bestuur van de onderneming is besproken. Daarbij werd betrokkene duidelijk dat tussen de aandeelhouders van H, te weten G B.V. en C B.V. (klaagster sub 3), een conflict was ontstaan met een onwerkbare situatie en een continuïteitsprobleem als gevolg. Deze problemen bleken bij een vervolggesprek van betrokkene met het bestuur van de onderneming op 8 april 2009 niet te zijn opgelost. Hierop is betrokkene overgegaan tot het ondernemen van actie om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de (gelet op het ontstane continuïteitsprobleem) toe te passen waarderingsgrondslagen.

2.5 Bij brief van 4 augustus 2009 heeft betrokkene aan klager sub 2 (als vertegenwoordiger van klaagster sub 1) de conceptjaarrekening 2008 van H in tweevoud gezonden. Per e-mail van 7 augustus 2009 heeft klaagster sub 1 naar aanleiding van het ontvangen van die conceptjaarrekening betrokkene om toezending van aanvullende informatie verzocht. Hierop heeft betrokkene per e-mail van 10 augustus 2008 gereageerd met: “Ik kom hier later op terug. De overige aandeelhouders zullen ook diverse vragen hebben” en per e-mail van 17 augustus 2009 (kennelijk als reactie op een brief van klaagster sub 1 aan betrokkene van 14 augustus 2009) met: “Ik stel voor dat je de door jou gewenste informatie opvraagt bij de directie van H B.V. Verder distantieer ik mij volledig van de door jou geuite beschuldigingen.”  

3. De klacht

3.1 Klagers hebben zowel in hun klaagschrift als ter zitting gesteld dat de door betrokkene vervaardigde conceptjaarrekening 2008 van H onjuiste en onvolledige (cijfer)-informatie bevat, waardoor deze geen inzicht geeft in een aantal belangrijke onderwerpen voor een behoorlijke vervulling van de bedrijfsvoering en/of informatievoorziening jegens derden en de aandeelhouders, terwijl bovenal geen zekerheid over de getrouwheid ervan wordt gegeven.

3.2 De klacht houdt in dat betrokkene daarmee volgens klagers ernstig is tekortgeschoten in zijn integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag en dat het er alle schijn van heeft dat betrokkene, door het achterhouden van relevante informatie voor de aandeelhouders en/of andere belanghebbenden, partij heeft gekozen voor de bestuurder van H, waardoor zijn onafhankelijkheid niet meer is gewaarborgd.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat de klacht betrekking heeft op handelen en/of nalaten van betrokkene, dat heeft plaatsgevonden ná 1 januari 2007, zodat het moet worden getoetst aan de sindsdien vigerende Verordening gedragscode (AA’s) (hierna:VGC).

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 De klacht heeft betrekking op werkzaamheden van betrokkene in het kader van een samenstellingsopdracht voor H, waarbij betrokkene te werk diende te gaan volgens het bepaalde onder 4410 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (de “NVCOS” ex artikel A-130.7 VGC) inzake opdrachten tot het samenstellen van financiële overzichten.

4.5 Klagers hebben weliswaar gesteld dat het er alle schijn van zou hebben dat betrokkene, door het achterhouden van relevante informatie voor de aandeelhouders en/of andere belanghebbenden, partij heeft gekozen voor de bestuurder van H, waardoor zijn onafhankelijkheid niet meer is gewaarborgd, doch zij hebben dit, tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door betrokkene, noch door middel van daartoe aangedragen feiten en/of omstandigheden noch anderszins aannemelijk gemaakt. De hiervoor onder 2.5 weergegeven e-mail van 17 augustus 2009 van betrokkene aan klager sub 2 kan niet als zodanig dienen.

Daarenboven is volgens NVCOS 4410 onafhankelijkheid geen vereiste voor het uitvoeren van een samenstelopdracht.

4.6 Voor zover het verwijt van onvoldoende “onafhankelijkheid” aldus moet worden begrepen dat betrokkene in strijd met het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid ter zake de directie van H onvoldoende heeft gewaarschuwd of anderszins onvoldoende kritisch zou hebben begeleid, oordeelt de Accountantskamer dat klagers (nu zij zulks slechts vermoeden) onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk hebben gemaakt om tot een dergelijk oordeel te kunnen komen.

Het is duidelijk dat er een diepgaand conflict bestaat tussen de aandeelhouders van H. Het behoort echter niet tot de taak van de accountant, die tot opdracht heeft de jaarrekening samen te stellen, de daardoor tussen de aandeelhouders ontstane geschilpunten tot een oplossing te brengen.

4.7 Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de door betrokkene samengestelde conceptjaarrekening 2008 van H onjuiste en onvolledige (cijfer)informatie zou bevatten, waardoor deze geen inzicht zou geven in een aantal belangrijke onderwerpen voor een behoorlijke vervulling van de bedrijfsvoering en/of informatievoorziening jegens derden en de aandeelhouders. Dat door betrokkene geen zekerheid over de getrouwheid ervan wordt gegeven, is geheel overeenkomstig de hiervoor bedoelde NVCOS 4410 inzake opdrachten tot het samenstellen van financiële overzichten.

4.8 Ook overigens is niet gebleken of aannemelijk geworden dat betrokkene zou hebben gehandeld in strijd met genoemde NVCOS 4410 dan wel enig ander bij of krachtens de VGC gegeven voorschrift, waarop de klacht betrekking zou kunnen hebben.

4.9 Betrokkene is van de onwerkbare situatie, als gevolg waarvan H in continuïteitsproblemen geraakte, eerst na het boekjaar 2008 op de hoogte gekomen. Hij heeft daar toen onverwijld actie op ondernomen om duidelijkheid te verkrijgen inzake de toe te passen waarderingsgrondslagen.

4.10 Bovendien heeft betrokkene reeds bij de bevestiging van de opdracht op 8 maart 2006 een aantal aandachtspunten inzake risico’s in de organisatiestructuur van de ondernemingen aan de orde gesteld. Daarmee heeft hij blijk gegeven bepaalde, niet te verwaarlozen bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen te hebben gesignaleerd en naar aanleiding daarvan waarborgen te hebben getroffen om die bedreigingen weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

4.11 Het vorenstaande brengt met zich mee dat de klacht ongegrond is en derhalve als volgt dient te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door:

mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. G. Mannoury en E.A. Maan, rechterlijke leden, P.A.S. van der Putten RA en S.L.J. Graafsma RA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2010.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

_____________________________________________________________________

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kan klager danwel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.