ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0040 Accountantskamer Zwolle 09/1820 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0040
Datum uitspraak: 26-04-2010
Datum publicatie: 14-09-2010
Zaaknummer(s): 09/1820 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klachten wegens schending geheimhoudingsverplichting en briefgeheim en betreffende het stellen van ontoelaatbare voorwaarden voor afronding van de werkzaamheden ongegrond.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 26 april 2010

in de zaak met nummer 09 / 1820 WTRA AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

gemachtigde mr. D.H. Andries.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 20 oktober 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 16 oktober 2009, met bijlage;

-         de op 24 december 2009 bij de Accountantskamer binnengekomen aanvulling op het klaagschrift van 21 december 2009, met bijlagen;

-         het op 5 februari 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift, met bijlagen;

-         de op 19 februari 2010 per fax bij de Accountantskamer binnengekomen brief van 19 februari 2010, met bijlagen, van de gemachtigde van betrokkene mr. D.H. Andries, advocaat te Eindhoven.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 1 maart 2010, waar aanwezig waren: klager X in persoon en - aan de zijde van betrokkene - betrokkene Y AA in persoon, tot bijstand vergezeld van haar gemachtigde mr. D.H. Andries, advocaat te Eindhoven, en haar kantoorgenote en medebetrokkene A AA.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten toegelicht, onderscheidenlijk doen toelichten (beide aan de hand van aan de Accountantskamer overgelegde pleitnotities) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.3 vermelde pleitnotities, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene maakt deel uit van het kantoor “B Accountants & Belastingadviseurs” te [plaats] (hierna: B) dat op 1 januari 2009 is ontstaan uit een fusie van het kantoor van betrokkene met dat van A AA, C AA en mr. D FB, die allen voordien werkzaam waren in hun eigen zelfstandige praktijk.

2.2 Bij de verdeling van de managementtaken heeft C automatisering en financiën toebedeeld gekregen. Klager was een kennis van C en - met zijn bedrijf “E” (hierna: E) - tevens de automatiseerder van Cs’ oude onderneming “F” (hierna: F) en hij had toegezegd klant te worden van B als C daarin ging deelnemen en de automatisering van dat kantoor door klager zou laten verzorgen. Aldus geschiedde en C heeft vervolgens de contacten met klager onderhouden over de op te zetten automatisering van B. Tevens heeft C klager gevraagd de website van F om te bouwen tot een website van B. De hosting van die website, die liep via het bedrijf van klager, is door C evenwel nooit op naam van B gezet, maar altijd op zijn eigen naam blijven staan.

2.3 C had voor de fusie reeds contact met een zekere G. Deze had een administratiekantoor en C wilde door middel van een CV-constructie samenwerken met G, ook vanwege het synergie-effect op het gebied van onder andere automatisering. Het administratiekantoor van G werd gevestigd in hetzelfde pand als dat waarin B was gevestigd en begin 2009 werd de server van G in het totale automatiseringspakket van B opgenomen. Op deze server stonden enkele software-pakketten van automatiseringsbedrijf Unit 4 Agresso Accountancy B.V. (hierna: Unit 4), waarvan administratiekantoor G de licentiehouder was. In samenspraak met Unit 4 werd besloten de licenties om te zetten op naam van B; hiervoor zijn facturen aan B gezonden.

2.4 Op 13 juli 2009 hebben de overige eigenaren (onder wie betrokkene) van B besloten de samenwerking met C te beëindigen. Over de financiële afwikkeling tussen B en C is tot op heden discussie blijven bestaan. De dossiers en de cliëntenbestanden zijn C wel overhandigd en feitelijk is deze vanaf 1 augustus 2009 op een nieuwe locatie weer werkzaam onder de naam van zijn oude onderneming F.

2.5 Omdat betrokkenes collega A AA (hierna: A) de accountant van E was, had zij van klager toegang gekregen tot het computernetwerk van E om in de administratie van E te kunnen kijken. A heeft, in aanwezigheid op de achtergrond van betrokkene, op 6 augustus 2009 vanaf 21:35 uur van afstand ingelogd op de server van E om facturen van E aan F over de jaren 2008 en 2009 te bekijken. A heeft vervolgens zo’n factuur uitgeprint en ter beschikking gesteld aan collega en kantoorgenoot D.

2.6 Naar aanleiding van de beëindiging van de samenwerking van B met C besloot G met C mee te verhuizen naar de nieuwe locatie. Voor de splitsing van de server is tussen administratiekantoor G en B een overeenkomst opgesteld. Tot de daadwerkelijke splitsing heeft B G in de gelegenheid gesteld vanaf zijn nieuwe locatie in te loggen op de server. Met G en Unit-4 zijn afspraken gemaakt omtrent het gebruik van de software in 2009. Bij de splitsing hebben zowel G als B voldaan aan de in de overeenkomst gemaakte afspraken; één van deze afspraken was dat G € 2.000,00 zou betalen. In verband met onenigheid over de automatiseerder die de server zou splitsen moest de splitsingsdatum enkele malen worden verzet. Teneinde de server te kunnen splitsen, is klager met het idee gekomen om de server te klonen. Dit is overlegd met Unit-4, Software Society (de nieuwe automatiseerder van B), C en G en bleek de enige mogelijkheid te zijn om de systemen los te koppelen. Uiteindelijk is de splitsing van de server op 14 oktober 2009 gerealiseerd door Software Society en E.

2.7 Het administratiekantoor van G en B waren tot eind 2009 gevestigd op dezelfde verdieping van hetzelfde gebouw op hetzelfde adres. Zowel de brievenbus als de postbus werden gedeeld. Zij ontvingen in die gezamenlijke brievenbus en postbus beide post, waaronder ook post met facturen van E, het bedrijf dat de automatiseerder van zowel B als G was.

2.8 Klager was (samen met zijn ondernemingen, waaronder E) begin 2009 klant geworden bij B. Besloten werd dat A de jaarrekeningen 2008 van de onder-nemingen van klager zou samenstellen. Van de opdracht zijn ondertekende opdrachtbevestigingen aanwezig. De werkzaamheden hiervoor zijn gestart eind februari 2009. Omdat er voor de voortgang van de werkzaamheden nog informatie door klager en zijn voorgaande accountant moest worden verstrekt, hebben de werkzaamheden enige tijd stilgelegen. Op 21 juli 2009 waren de jaarrekeningen van de ondernemingen van klager in concept klaar. Deze zijn bij hem afgegeven en op enkele punten toegelicht. Afgesproken werd dat klager de stukken zou doornemen en dat nog een afspraak zou worden gemaakt om de concepten helemaal te bespreken. Kort nadat de jaarrekeningen in concept klaar waren, werd de splitsing tussen B en C in gang gezet. Omdat klager een klant was die door C was ingebracht, zou hij bij de splitsing mee gaan als relatie van C. Dit is met klager besproken en diens dossiers en gegevensbestanden zijn meegegaan met C. Klager heeft daarbij de beslissing genomen het jaarwerk 2008 door A af te laten werken, maar hij heeft zijn loonadministratie na de splitsing wel door de onderneming van C laten uitvoeren. Nadat klager te kennen heeft gegeven dat hij akkoord ging met de conceptjaarrekeningen, zijn de jaarrekeningen op 21 september 2009 definitief gemaakt en zijn vervolgens de fiscale aangiftes en publicatiestukken van klagers ondernemingen opgesteld en afgewerkt. Tevens werd afgesproken dat de facturen van de B verrekend konden worden met de facturen van E aan B.

2.9 Op 28 september 2009 (in dezelfde periode waarin de perikelen waren ontstaan over de server van G) wenste klager, die de definitieve stukken reeds in zijn bezit had gekregen, de jaarrekeningen nog te zien aangepast op grond van nadere informatie. A heeft klager hierop medegedeeld: a) dat de aanpassingen drie jaarrekeningen betroffen, alsmede de aangiften vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting en de publicatiestukken, b) dat dit enkele uren in beslag zou nemen en c) dat deze uren aan hem gefactureerd zouden worden. A heeft na consent van klager alle stukken over 2008 aangepast. Op 13 oktober 2009 zijn de eindafrekeningen voor het jaarwerk 2008 gemaakt en de facturen dienaangaande naar klager verzonden.

3. De klacht

De klacht houdt, naar de Accountantskamer begrijpt en naar ook betrokkene blijkens het verweerschrift heeft begrepen, de volgende verwijten in.

3.1 Betrokkene en haar collega A hebben op 14 oktober 2009 van G geëist dat deze een illegale kopie van zijn software zou achterlaten voor B om mee te werken, omdat hij anders zijn server niet mee zou krijgen naar zijn nieuwe kantoorlocatie. Voorts werd G “afgeperst” door hem rekeningen te laten betalen waarmee hij het niet eens was en door hem te laten opdraaien voor de kosten van het maken van genoemde illegale kopie van de software.

3.2 B heeft zich onder (mede)verantwoordelijkheid van betrokkene schuldig gemaakt aan schending van het briefgeheim, door van F afkomstige en aan G geadresseerde post open te maken.

3.3 B heeft onder (mede)verantwoordelijkheid van betrokkene van E geëist te betalen voor een correctie op de door B opgemaakte jaarstukken alvorens die correctie te willen doorvoeren.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.2 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het handelen van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, nu dit plaatsvond ná 1 januari 2007, moet worden getoetst aan de sindsdien vigerende Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4.3 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel, weergegeven onder 3.1, overweegt de Accountantskamer dat, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door betrokkene en de vastgestelde feitelijke gang van zaken, niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van afpersing en/of illegaal klonen van bepaalde software. Bij de splitsing hebben zowel G als B voldaan aan de in de overeenkomst daartoe gemaakte afspraken, waaronder die dat G € 2.000,00 zou betalen. Het klonen van de (software op de) server is geschied in overleg met alle betrokken partijen, onder welke licentiegever Unit 4. Ten slotte heeft G ook niet geklaagd over ten onrechte door hem aan betrokkene of haar kantoor B betaalde of te betalen geldbedragen. Het eerste klachtonderdeel dient daarom ongegrond te worden verklaard.

4.4 In het tweede klachtonderdeel, weergegeven onder 3.2, wordt betrokkene verweten dat zij zich (mede) schuldig heeft gemaakt aan schending van het briefgeheim, door van E afkomstige en aan G geadresseerde post open te maken. Echter, tegenover wat door betrokkene als betwisting van dit klachtonderdeel is aangevoerd, te weten:

-         dat G en B waren gevestigd op dezelfde verdieping op hetzelfde adres;

-         dat zowel de brievenbus als de postbus werden gedeeld;

-         dat zowel B als G E als automatiseerder had en dat zij beiden dus wel post met facturen van E ontvingen, zodat het niet onwaarschijnlijk is dat er per ongeluk eens een factuur van E aan G is geopend door een medewerker van B, maar dat betrokkene hier niets van bekend is, heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat, indien onder deze omstandigheden door (medewerkers van het kantoor van) betrokkene al post met een factuur van F aan G is geopend, betrokkene hiervan een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, laat staan dat hier sprake is geweest van opzettelijke schending van het briefgeheim. Dit klachtonderdeel dient daarom eveneens ongegrond te worden verklaard.

4.5 Het in het derde, onder 3.3 weergegeven, klachtonderdeel aan betrokkene verweten gedrag, te weten dat (het kantoor van) betrokkene van E heeft geëist te betalen voor een correctie op de door B opgemaakte jaarstukken alvorens die correctie te willen doorvoeren, is tegenover de betwisting van betrokkene van de door klager gestelde gang van zaken te dezen evenmin aannemelijk geworden. Klager heeft op 31 augustus 2009 en 7 september 2009 A verzocht de jaarrekeningen definitief te maken. Die heeft dit gedaan en de definitieve jaarrekeningen op 25 september 2009 per e-mail aan klager gezonden. Vast staat dat klager vervolgens nog diverse aanpassingen van de jaarrekeningen wenste. De werkzaamheden daarvoor zijn door A uitgevoerd en overeenkomstig de opdracht en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden aan klager in rekening gebracht. Van een door (het kantoor van) betrokkene vooraf gestelde voorwaarde, te weten dat klager eerst moest betalen alvorens de door hem gewenste aanpassingen zouden worden aangebracht, is niets gebleken of aannemelijk geworden. Het derde klachtonderdeel moet daarom ook ongegrond worden verklaard.

4.6 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en G. Mannoury (rechterlijke leden) en prof. dr. G.C.M. Majoor RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) in tegenwoordigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van de Accountantskamer van 26 april 2010.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                      

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen klager dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.