ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0037 Accountantskamer Zwolle 09/1866 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0037
Datum uitspraak: 09-04-2010
Datum publicatie: 14-09-2010
Zaaknummer(s): 09/1866 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klachten deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de 3-jaarstermijn voor het indienen van een klacht. Overige klachten ongegrond omdat de juistheid van de verwijten niet is kunnen blijken.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 9 april 2010

in de zaak met nummer 09 / 1866 WTRA AK van

X

en

A ,

beiden wonende te [woonplaats],

K L A G E R S ,

gemachtigde: B,

tegen

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder het op 30 oktober 2009 ingekomen klaagschrift van 29 oktober 2009, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 11 januari 2010, waar zijn verschenen:

aan de zijde van klagers: X en A in persoon, tot bijstand vergezeld van hun gemachtigde B, en

aan de zijde van betrokkene: Y AA in persoon, tot bijstand vergezeld van mr. H. Braak, advocaat te Veenendaal.

Klagers en betrokkene hebben bij gelegenheid van deze zitting hun standpunten nader doen toelichten en toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.3 De inhoud van de gedingstukken geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Klager X (verder: X) drijft een handelsonderneming. Aanvankelijk deed hij dit in een éénmanszaak en sinds april 2003 in de vorm van een besloten vennootschap, te weten C B.V. Klaagster A (verder: klaagster) heeft een winkel te [plaats] in de vorm van een éénmanszaak.

2.2 Klagers werden in juli 2003 cliënt bij betrokkene, op wiens advies in 2004 nog twee besloten vennootschappen werden opgericht. Aldus ontstond een holdingconstructie, bestaande uit D Holding B.V. met daaronder C B.V. en E B.V. Voorts werd op 3 januari 2006 nog de vennootschap onder firma F opgericht, met drie vennoten, te weten: klagers en de vennootschap C B.V.

2.3 Klager is op 13 februari 2003 een leaseovereenkomst aangegaan met G B.V. met betrekking tot een auto ten bedrage van € 1.425,00 exclusief BTW per maand. Dit contract is in 2005 in verband met wanbetaling ontbonden.

2.4 In 2005 ontstonden bij klager ook betalingsproblemen met betrekking tot een op zijn naam staand huurcontract inzake een bedrijfspand in [plaats], dat in datzelfde jaar is ontbonden met een afkoopsom van € 20.000,00 exclusief BTW.

2.5 Betrokkene heeft, totdat klagers ophielden hem daarvoor te betalen, de administratie en belastingaangiften voor klagers en hun vennootschappen verzorgd. Begin 2009 zijn deze werkzaamheden van betrokkene overgenomen door het administratiekantoor H te [plaats].

2.6 Betrokkene heeft per brief van 6 juli 2009 ingestemd met het door klagers in wekelijkse termijnen van € 400,00 voldoen van hun restschuld aan hem van € 8.750,00. Nadien heeft betrokkene van het nieuwe administratiekantoor van klagers (H) brieven (van 29 juli 2009 en 2 september 2009) ontvangen, waarin werd geklaagd over diverse de administratie van klagers betreffende zaken en het doen en nalaten van betrokkene dienaangaande, waardoor klagers schade zouden hebben geleden. In de laatste brief werd voorgesteld ‘ieder zijns weegs te gaan zonder dat partijen nog iets van elkaar te vorderen hebben’.

2.7 Verdere correspondentie tussen H en betrokkene is zonder vrucht gebleven, waarna betrokkene heeft meegedeeld dat hij de vordering op klagers ter incasso uit handen zou geven en H namens klagers een tuchtklacht tegen betrokkene heeft ingediend.

3. De klacht

3.1 De klacht heeft betrekking op het in gebreke blijven van betrokkene bij zijn controle van de administratie en de administratieve bescheiden van klagers.

3.2 Aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop namens klagers gegeven toelichting ter zitting, ten grondslag de verwijten dat betrokkene:

-         aangiften omzetbelasting heeft gedaan op basis van schattingen aan de hand van eerdere jaren, waardoor te veel werd aangegeven;

-         in de jaren 2007 en 2008 geen personeelsleden heeft afgemeld bij het pensioenfonds;

-         ten onrechte niet ervoor heeft gezorgd dat het huurcontract van het bedrijfspand te [plaats] op naam van de vennootschap van klager is komen te staan in plaats van op diens naam in privé en

-         ten onrechte niet ervoor heeft gezorgd dat het leasecontract met G B.V. op naam van de vennootschap van klager is komen te staan in plaats van op diens naam in privé.

3.3 Ten slotte behelst de klacht nog het verwijt dat betrokkene nooit op ‘de klachten’ is ingegaan.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.2 Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wtra neemt de Accountantskamer een klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat het verweten handelen of nalaten is geconstateerd.

4.3 Vast is komen te staan dat de problemen, die klager had met de betaling van schulden die voortvloeiden uit het huurcontract van het bedrijfspand in [plaats] en het leasecontract met G B.V., al in 2005 zodanig waren dat die contracten moesten worden beëindigd, met als overblijfsel van beide een op klager in privé rustende forse restschuld. Immers, bij de door klagers overgelegde stukken bevindt zich een kopie van een aan klager gerichte factuur van 19 september 2005 van I betreffende de tweede van vijf termijnen ad € 4.000,00 van de afkoopsom van het huurcontract, alsmede een kopie van een crediteurenoverzicht waaruit blijkt dat de leaseovereenkomst met G B.V. reeds op 25 augustus 2005 is beëindigd met een restschuld van € 11.339,00.

4.4 Bij die stand van zaken moet worden geconcludeerd dat klagers van wat aan betrokkene wordt verweten met betrekking tot genoemde contracten meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht (op 30 oktober 2009) op de hoogte waren. Deze constatering brengt met zich dat klagers te laat zijn met het indienen van hun klacht en dat die daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.5 Ten overvloede overweegt de accountantskamer nog dat, ook indien de klacht tijdig ingediend zou zijn, door of namens klagers onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn aangedragen op grond waarvan geconstateerd had kunnen of moeten worden dat op betrokkene de plicht rustte te bewerkstellingen dat eerdergenoemde contracten op naam van een vennootschap kwamen in plaats van op naam van klager X in privé.

4.6 Het is in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Bovendien houdt artikel 22 lid 3 van de Wet tuchtrechtspraak accountants in dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken bij het klaagschrift aan de accountantskamer dienen te worden overgelegd.

4.7 In dit verband wordt overwogen dat de klacht dan ook, voor zover deze inhoudt dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij het verrichten van zijn minder dan drie jaren voor het indienen van het onderhavige klaagschrift gedane werkzaamheden voor klagers (waaronder ook het doen van aangiften omzetbelasting, het al of niet afmelden van personeelsleden in 2007 en 2008 en het al of niet reageren op klachten) - lettende op het gemotiveerde verweer van betrokkene - bij gebreke van enige inzichtelijke onderbouwing ongegrond moet worden verklaard.

4.8 Nu ook overigens niet is gebleken of aannemelijk geworden dat betrokkene zou hebben gehandeld in strijd met enige voor hem geldende regelgeving, dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

-         verklaart de klacht niet-ontvankelijk, voor zover deze betrekking heeft op betrokkenes handelen en/of nalaten met betrekking tot het huurcontract inzake het bedrijfspand van klagers te [plaats] en het leasecontract met G B.V.;

-         verklaart de klacht voor al het overige ongegrond.

Aldus beslist door:

mr. W.F. Boele, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en G. Mannoury, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 april 2010.

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen klagers dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.