ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0036 Accountantskamer Zwolle 09/1915 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0036
Datum uitspraak: 11-06-2010
Datum publicatie: 14-09-2010
Zaaknummer(s): 09/1915 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegrond verwijt met betrekking tot schending van de geheimhoudingsverplichting omdat de informatie in opdracht van zijn opdrachtgever/cliënt is verstrekt, waarbij de ontvanger van die informatie in dit geval niet als derde kan worden aangemerkt. Niet aannemelijk geworden dat de verstrekte informatie onjuistheden heeft bevat.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants van 11 juni 2010

in de zaak met nummer 09/1915 WTRA AK van

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

raadsvrouw: mw. Mr. J. Bouwhuis,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

(a) het op 4 november 2009 ingekomen klaagschrift van 3 november 2009 met een bijlage;

(b) de op 31 december 2009 ingekomen brief van de gemachtigde van klager van 30 december 2009;

(c) het op 29 januari 2010 ingekomen verweerschrift van 27 januari 2010 van betrokkene met een bijlage.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 19 februari 2010, waar aanwezig waren klager in persoon, tot bijstand vergezeld van mw. mr. J. Bouwhuis, advocaat te Leiden, en betrokkene in persoon.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht, waarbij van de zijde van klager pleitaantekeningen zijn overgelegd, en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Klager en mevrouw A hebben een relatie met elkaar gehad. Daarnaast waren zij beide vennoot van een vennootschap onder firma (vof) die een onderneming onder de naam B heeft geëxploiteerd. Betrokkene was jarenlang accountant van de vennootschap en beide vennoten. Nadat aan de relatie en de vof een einde was gekomen, heeft betrokkene in opdracht van beide vennoten diensten verricht in verband met de afwikkeling van de ontbinding van de vennootschap. In dat kader heeft hij de jaarstukken over 2007 en de belastingaangiften van de beide vennoten over dat jaar in concept opgemaakt respectievelijk verzorgd. De facturen voor de werkzaamheden van betrokkene zijn laatstelijk door klager voldaan. Klager heeft in maart 2009 aan betrokkene te kennen gegeven dat hij geen gebruik meer wilde maken van zijn diensten.

2.2 Tussen klager en mevrouw A is een geschil ontstaan over de verdeling van (een gedeelte van) de opbrengst van de verkoop van het pand waarin de onderneming van de vennootschap was gevestigd. In verband daarmee heeft zij een procedure tegen klager aangespannen, waarin zij betaling van een groot bedrag van hem vordert.

2.3 Bij brief van 6 mei 2009 heeft betrokkene aan de advocaat van mevrouw A het volgende geschreven:

“Op uw verzoek verklaart ondergetekende, dat meerdere malen besproken is dat de winst bij verkoop van het pand [straatnaam + huisnummer] te [plaats] gelijkelijk verdeeld zou worden tussen de heer X en mevrouw A.

De reden daarvoor was dat bij de aankoop van het pand de vorige adviseur het om fiscale redenen beter vond om het pand alleen door de heer X te laten kopen.

Ter onderbouwing van het feit, dat de afspraak tot verdeling op 50/50 basis meerdere malen besproken is, doen wij u de volgende bescheiden toekomen. 

1.       Een berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting bij verkoop op verzoek van beide firmanten.

2.       Een overigens niet ondertekende overeenkomst d.d. 25 september 2007.

De heer X wilde eerst nog een derde consulteren en ging vervolgens een half jaar naar het buitenland.

3.       Besprekingsverslag d.d. 23 januari 2009, waarin de fiscale gevolgen en mogelijke oplossingen besproken zijn.

4.       Verder dient u ingesloten te vinden de verklaring van mevrouw C.”

De in de vorige alinea vermelde stukken zijn door de advocaat van mevrouw A ingebracht in de procedure bedoeld onder 2.2.

3 De klacht en het verweer

3.1 In het klaagschrift, de brief van 30 december 2009 en in de pleitaantekeningen van de raadsvrouw van klager is de klacht samengevat als volgt omschreven.

3.1.1 De stukken die in de procedure vermeld onder 2.2 zijn overgelegd, bevatten onjuiste en tegenstrijdige gegevens. Anders dan uit deze stukken kan worden afgeleid hadden de beide vennoten niet afgesproken dat klager in verband met de verkoop van het pand aan mevrouw A een geldsom zou betalen. Het opstellen van deze stukken en het afleggen van de eveneens onjuiste verklaring, vervat in de onder 2.3 aangehaalde brief van betrokkene is in strijd met de voor betrokkene geldende gedragsregels.

3.1.2 Klager mocht erop vertrouwen dat hetgeen hij met betrokkene zou bespreken vertrouwelijk was en niet door hem ter bevoordeling van mevrouw A zou worden gebruikt. Betrokkene heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door informatie waarvan hij in zijn hoedanigheid als accountant van de (vennoten van de) vennootschap onder firma kennis draagt, aan (de advocaat van) mevrouw A te verstrekken.

3.1.3 Betrokkene heeft onzorgvuldig en partijdig gehandeld bij de splitsing van de vennootschap. Hij heeft nooit aangegeven dat hij de belangen van alleen mevrouw A behartigde en dat hij niet meer de belangen van klager zou kunnen behartigen. Hij heeft klager ook niet geadviseerd om een andere accountant in de arm te nemen. Daardoor is hij tekortgeschoten in de door hem te betrachten onafhankelijkheid.

3.4 Betrokkene heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat klager en mevrouw Van A hem in maart/april 2007 hebben meegedeeld dat zij de onderneming per 30 september 2007 hadden verkocht. In verband daarmee hebben zij hem verzocht om een berekening te maken van de verschuldigde inkomstenbelasting, waarbij de winst op de verkoop van het onder 2.2 vermelde pand op 50/50-basis verdeeld zou worden. Betrokkene heeft zijn berekening, vervat in een memorandum, aan beide vennoten doen toekomen en met hen besproken. Op verzoek van mevrouw A zijn de afspraken door betrokkene vastgelegd in een conceptovereenkomst, waarover hij met beiden heeft gesproken tijdens een bijeenkomst bij hem op kantoor op 25 september 2007. Klager heeft de overeenkomst toen niet getekend maar wel meegenomen omdat hij deze eerst nog met zijn adviseur wilde doorspreken. Op 23 januari 2009 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen de vennoten en betrokkene, waarbij de jaarstukken over 2007 en de belastingaangiften van beide vennoten over dat jaar voorlagen alsmede een memo van C van D Accountants en Belastingadviseurs betreffende de afwikkeling van de verkoop van het eerder vermelde pand. Ook deze stukken heeft betrokkene na afloop meegenomen. Betrokkene heeft van deze bespreking een verslag gemaakt dat aan klager is toegezonden. De verklaring, vervat in de onder 2.3 aangehaalde brief, heeft hij opgesteld op verzoek van mevrouw A. Daartoe heeft hij zich verplicht gevoeld, omdat zijns inziens de waarheid over de gemaakte afspraken tussen beide vennoten boven tafel moet komen, aldus betrokkene.

4. De beoordeling

4.1 Op grond van artikel 51 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (Wet AA) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het handelen van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, nu dit plaatsvond na 1 januari 2007, moet worden getoetst aan de sindsdien vigerende Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC). Voorop staat tevens dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 De Accountantskamer begrijpt uit klagers stellingen dat hij beoogt aan de orde te stellen of het handelen van betrokkene strijd oplevert met (een of meer van) de fundamentele beginselen betreffende integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder a., c., d. en e. (en nader omschreven in de hoofdstukken A-110, A-130, A-140 en A-150) van de VGC. Deze beginselen zullen dan ook de toetssteen vormen bij de beoordeling van de klacht en het daartegen gevoerde verweer.

4.4 Tegenover de gemotiveerde betwisting door betrokkene heeft klager zijn stelling dat de stukken die betrokkene aan de advocaat van mevrouw A heeft doen toekomen, en ook de verklaring in de begeleidende brief van betrokkene aan deze advocaat van 6 mei 2009, onjuistheden bevatten, niet aannemelijk gemaakt. Daaruit volgt dat het onderdeel van de klacht dat ziet op het opstellen van deze stukken en het afgeven van de hiervoor bedoelde verklaring aan de advocaat van mevrouw A, ongegrond moet worden verklaard.

4.5 In artikel A-100.4 onder d., is (kort gezegd) bepaald dat de accountant vertrouwelijke informatie die hij in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft verkregen, niet zonder specifieke machtiging daartoe aan een derde bekend maakt, tenzij wettelijk of beroepshalve een recht of plicht daartoe bestaat. Het is hem ook niet toegestaan zodanige informatie te gebruiken om zichzelf of een derde te bevoordelen. De accountant houdt zich aan zijn geheimhoudingsplicht ook na het beëindigen van de verbintenis met een cliënt, aldus artikel A-140.6.

4.6 Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene niet in strijd met deze bepalingen gehandeld. De informatie vervat in de stukken die betrokkene aan de advocaat van mevrouw A heeft gezonden en de informatie neergelegd in de verklaring in de brief die hij aan deze advocaat heeft geschreven, heeft hij verkregen (daargelaten of deze informatie juist is) in het kader van een opdracht verstrekt door klager en mevrouw A met het oog op de afwikkeling van de vennootschap onder firma die tussen hen heeft bestaan. Daarvan uitgaande kan (de advocaat van) mevrouw A niet als een derde worden aangemerkt. Dat de informatie is verstrekt nadat klager in maart 2009 te kennen had gegeven dat hij geen gebruik meer wilde maken van de diensten van betrokkene maakt het voorgaande niet anders omdat het nog steeds gaat om informatie die voordien is verkregen. De omstandigheid dat klager en mevrouw A ten tijde van het verstrekken van de informatie in een juridische procedure waren verwikkeld leidt evenmin tot een ander oordeel. Gezien het vorenstaande moet ook het tweede onderdeel van de klacht ongegrond worden verklaard.

4.7 Nu niet aannemelijk is geworden dat betrokkene al voor maart 2009 wist dat klager en mevrouw A twisten over het bestaan van een afspraak tussen hen over de betaling van een som geld door klager aan mevrouw A in verband met de verkoop van het pand waarin de onderneming was gevestigd, was er voor betrokkene geen grond om klager te adviseren om een andere accountant in de arm te nemen. In dit oordeel ligt besloten dat ook het derde onderdeel van de klacht faalt. Ten overvloede wijst de Accountantskamer erop dat klager ter zitting van de Accountantskamer heeft erkend dat er meerdere besprekingen zijn geweest tussen hem, mevrouw A en betrokkene, en de stelling van betrokkene dat hij - klager - na een van deze bijeenkomsten een adviseur wilde raadplegen, niet heeft weersproken.

4.8 Nu ook overigens niet is gebleken of aannemelijk is geworden dat betrokkene in de onderhavige zaak heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende regelgeving, moet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden beslist zoals hierna volgt.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en M.J. van Lee (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.