ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0013 Accountantskamer Zwolle 09/1693 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0013
Datum uitspraak: 12-07-2010
Datum publicatie: 13-07-2010
Zaaknummer(s): 09/1693 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: * Uitleg van definities 'accountantskantoor' en 'openbaar accountant' van de VGC na verkregen standpunt daarover van het Nivra. Het cijfermatig beoordelen van door een administratiekantoor samengestelde jaarrekeningen en opgestelde begrotingen ten behoeve van een cliënt van dat administratiekantoor leidt tot verbondenheid van betrokkene met dat kantoor in de zin van de VGC. Het administratiekantoor kwalificeert daardoor als accountantskantoor in de zin van de VGC en betrokkene als openbaar accountant. Toepasselijkheid van niet alleen deel A van de VGC doch ook van deel B1 van de VGC. Handelen van betrokkene in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Geen aanleiding voor maatregel.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants van 12 juli 2010

in de zaak met nummer 09/1693 Wtra AK van

X ,

en de besloten vennootschappen

BV1 ,

BV2,

BV3,

BV4 en

BV5.

allen zaakdoende te [plaats],

K L A G E R S ,

gevolmachtigde drs. P.P.C. Alkemade,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verdere verloop van de procedure

1.1 Eerder is in deze zaak is op 2 februari 2010 door de Accountantskamer een tussenuitspraak gedaan. Ingevolge deze uitspraak heeft de secretaris afschriften van de stukken van de zaak aan de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) t er beschikking gesteld.

1.2 Bij op 31 maart 2010 ontvangen brief d.d. 29 maart 2010 heeft de voorzitter van het NIVRA gereageerd.

1.3 Bij op 28 april 2010 ontvangen brief d.d. 27 april 2010 heeft de gevolmachtigde van klagers op het door de voorzitter van het NIVRA ingenomen standpunt gereageerd. Bij op 29 april 2010 ontvangen brief van 27 april 2010 heeft betrokkene gereageerd.

2. De verdere b eoordeling

2.1 In overweging 5.9 van de uitspraak van 2 februari 2010 heeft de Accountantskamer overwogen dat de vraag o f in dit geval sprake is van een situatie dat:

- betrokkene door zijn werkzaamheden in voormelde zin via zijn vennootschap een ‘eigen’ accountantskantoor en daardoor een accountantspraktijk drijft in de zin van (voormelde definities van) de VGC,

dan wel - indien betrokkene niet al een ‘eigen’ accountantskantoor drijft in voormelde zin - sprake is van een situatie dat:

- betrokkene door zijn werkzaamheden verbonden is aan de organisatorische eenheid 6 waarbinnen bedrijfsmatig professionele diensten worden verricht, bestaande uit (in ieder geval) ‘aan assurance verwante opdrachten’ (zoals het samenstellen van jaarstukken en/of het opstellen van begrotingen), waardoor 6 onder de reikwijdte valt van het begrip accountantskantoor in de zin van de VGC,

naar haar oordeel een nadere uitleg en daardoor mede een zelfstandige standpuntbepaling van de zijde van het NIVRA verdient.

2.2 Bij brief van 29 maart 2010 heeft de voorzitter van het NIVRA zijn standpunt dienaangaande kenbaar gemaakt. Zijn standpunt houdt - zakelijk weergegeven - in:

a. slechts de organisatorische eenheid die de contractuele wederpartij van de opdrachtgever is, kan worden aangemerkt als accountantskantoor. In dit geval is 6 de contractuele wederpartij van klagers;

b. de tussen 6 en klagers overeengekomen diensten betreffende het samenstellen van financiële overzichten, in dit geval jaarrekeningen, moeten worden aangemerkt als aan assurance verwante opdrachten als bedoeld in definitie sub a. van de VGC;

c. het door betrokkene cijfermatig beoordelen van de door 6 samengestelde jaarrekeningen valt onder het bereik van aan assurance verwante opdrachten;

d. betrokkene is met zijn werkzaamheden voor 6 contractuele verplichtingen van 6 jegens klagers nagekomen, voor welke werkzaamheden betrokkene van 6 een vergoeding heeft ontvangen, wat leidt tot verbondenheid van betrokkene aan 6;

e. door de verbondenheid van betrokkene aan 6 kwalificeert 6 als accountantskantoor als bedoeld in definitie sub d. van de VGC;

f. door de kwalificatie van 6 als accountantskantoor treden dientengevolge alle registeraccountants en accountants-administratieconsulenten die werkzaam zijn voor of verbonden zijn aan 6 op als openbaar accountant en

g. betrokkene is daardoor werkzaam (geweest) als openbaar accountant.

De voorzitter van het NIVRA heeft tot slot geconcludeerd dat op het handelen van betrokkene het bepaalde in de delen A en B1 van de VGC van toepassing is - in het bijzonder de artikelen A-130.7, B1-291.1 en B1-291.2 - en voorts standaard 4410 van de NVCOS en de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten.

2.3.1 Bij brief van 27 april 2010 heeft de gevolmachtigde van klagers het standpunt van de voorzitter van het NIVRA onderschreven.

2.3.2 Bij brief van 27 april 2010 heeft betrokkene het standpunt van de voorzitter van het NIVRA bestreden, daartoe stellende dat hij nimmer contacten heeft gehad met de cliënten van 6, dat hij geen contractuele verplichtingen van 6 jegens klagers is nagekomen en dat er geen sprake is van verbondenheid aan 6.

2.4 Met zijn hiervoor in overweging 2.2 weergegeven standpunt deelt (de voorzitter van) het NIVRA de door de Accountantskamer in de achter het tweede gedachtestreepje van overweging 5.9 van haar tussenuitspraak van 2 februari 2010 geduide, mogelijke uitleg van definitie d. van de VGC betreffende ‘accountantskantoor’.

2.5 Betrokkene moet geacht worden door zijn werkzaamheden - het cijfermatig beoordelen van de door 6 ten behoeve van klagers opgestelde financiële stukken - voor 6 een relevante bijdrage te hebben geleverd in de uitvoering van de door 6 jegens klagers op zich genomen werkzaamheden, te weten het samenstellen van jaarrekeningen en het opstellen van begrotingen. De omstandigheid dat betrokkene daarbij niet zelf contact heeft gehad met klagers doet daaraan niets af of toe. Hetzelfde geldt voor de door betrokkene aangedragen omstandigheid dat hij niet bij 6 in dienst is of anderszins - via een samenwerkingsovereenkomst o.i.d. - in civielrechtelijke zin aan 6 is gebonden.

2.6 Gelet op de relevantie van betrokkenes bijdrage en voorts op de tekst van die definitie en de systematiek van de bepalingen waarvan die definitie deel uitmaakt, moet dan ook de slotsom zijn dat betrokkene aan 6 is verbonden als bedoeld in definitie d. van de VGC, door welke verbondenheid 6 kwalificeert als ‘accountantskantoor’ in de zin van diezelfde definitie sub d. Betrokkene heeft dan ook te gelden als ‘openbaar accountant’ als bedoeld in definitie sub q. van de VGC. Dit leidt ertoe dat - naast de (beroeps-) verplichtingen uit deel A van de VGC - ook die van deel B1 op betrokkene rustte.

2.7 Daarbij heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen dat een andere opvatting / uitleg tot het ongerijmde gevolg zou leiden dat een registeraccountant of accountant-administratieconsulent die werkzaamheden als hier aan de orde, zou verrichten via of met behulp van een administratiekantoor zich buiten het bereik van deel B1 van de VGC zou kunnen plaatsen, waardoor een adequate naleving van de beroepsethiek van de accountant en het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep op ontoelaatbare wijze zou worden ondergraven.

2.8 Gelet op het voorgaande behoeft de Accountantskamer niet meer (nader) te beoordelen of in dit geval sprake is van een situatie als geschetst achter het eerste gedachtestreepje van overweging 5.9 van de tussenuitspraak van 2 februari 2010 en of betrokkene (ook) op die wijze kwalificeert als openbaar accountant.

2.9 Het gevolg van de toepasselijkheid van zowel deel A als deel B1 van de VGC - en daarmee van onder meer NVCOS 4400 en 4410 - op de werkzaamheden van betrokkene voor 6 is dat betrokkene er onder meer op toe diende te zien dat de werkzaamheden met voldoende zorgvuldigheid en deskundigheid als bedoeld in artikel A-100.4 sub c. en uitgewerkt in hoofdstuk A-130 zouden worden uitgevoerd. Daaronder moet worden begrepen het er zeker van zijn dat er duidelijke overeenstemming bestaat over de overeengekomen werkzaamheden en de voorwaarden van de opdracht (als bedoeld in de punt 9. tot en met 12. van de NVCOS 4400 dan wel als bedoeld in de punten 7. en 8. van de NVCOS 4410). In dit geval heeft betrokkene niet bestreden dat hij zich daar niet mee heeft bezig gehouden. Betrokkene heeft daarmee in strijd gehandeld met voormeld fundamenteel beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Dit brengt mee dat de klacht, zoals weergegeven in sub a. van overweging 3.1 van de uitspraak van 2 februari 2010, gegrond is.

2.10 Hoewel voor een dergelijke schending in beginsel een maatregel van gewicht passend en geboden is, zal de Accountantskamer hiervoor echter geen maatregel opleggen. Redengevend daartoe is dat, naar uit de uitspraak van 2 februari 2010 en het bovenstaande blijkt, de regelgeving en de uitleg omtrent het begrip ‘accountantskantoor’ niet aanstonds duidelijk was en daardoor enigszins te billijken is dat betrokkene zich niet heeft gerealiseerd dat hij te dezen als openbaar accountant had te gelden met alle gevolgen van dien.

2.11 In de overwegingen 5.13 tot en met 5.13.2 van de uitspraak van 2 februari 2010 is al overwogen dat de klachtonderdelen sub b. en c., zoals weergegeven in overweging 3.1 van die uitspraak, ongegrond zijn.

2.12 Hetgeen in de uitspraak van 2 februari 2010 en hiervoor is overwogen, leidt tot de navolgende beslissing.

3. Beslissing

De Accountantskamer :

1. verklaart de klacht voor zover weergegeven in rechtsoverweging 3.1 sub b. en c. van de uitspraak van 2 februari 2010 ongegrond;

2. verklaart de klacht voor zover weergegeven in rechtsoverweging 3.1 sub a. van de uitspraak van 2 februari 2010 gegrond;

3. legt geen maatregel op.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en H. de Hek (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op: ____________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klagers, betrokkenedan wel de voorzitter van het NIVRA tegen de uitspraak van 2 februari 2010 en tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.