ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0012 Accountantskamer Zwolle 09/1693 Wtra AK (tussenbeslissing)

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0012
Datum uitspraak: 02-02-2010
Datum publicatie: 13-07-2010
Zaaknummer(s): 09/1693 Wtra AK (tussenbeslissing)
Onderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: * Ten behoeve van een uitleg van de definities 'accountantskantoor' en 'openbaar accountant' als bedoeld in de VGC wordt aan de voorzitter van het Nivra om een standpunt gevraagd, nu de VGC is vastgesteld door (de ledenvergadering van) het Nivra en het Nivra al een zelfstandige, wettelijke positie in de tuchtrechtspraak heeft.

 

ACCOUNTANTSKAMER

TUSSENBESLISSING van 2 februari 2010

in de zaak met nummer 09/1693 WTRA AK van

X ,

en de besloten vennootschappen

BV1,

BV2,

BV3,

BV4 en

BV5,

allen zaakdoende te [plaats],

K L A G E R S ,

gemachtigde drs. P.P.C. Alkemade,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken:

- het op 25 september 2009 ingekomen klaagschrift, gedateerd 24 september 2009, met bijlagen;

- het op 12 november 2009 ingekomen verweerschrift, gedateerd 11 november 2009.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 14 december 2009. Namens klagers (verder: X) is verschenen voormelde gemachtigde. Betrokkene is in persoon verschenen.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Eind 2008 heeft X aan de besloten vennootschap BV6 te [plaats] opdracht gegeven om voor klagers administratieve werkzaamheden te verrichten, daaronder begrepen het voor voormelde vennootschappen samenstellen van de jaarrekeningen over 2008.

2.2 BV6 heeft in de periode van december 2008 tot en met mei 2009 voor X administratieve werkzaamheden verricht, waarvoor BV6 aan X bij meerdere facturen in totaal een bedrag van circa € 90.000,00 in rekening heeft gebracht.

2.3 Betrokkene heeft in februari 2009 in opdracht en voor rekening van BV6 drie door deze voor X opgestelde concept-jaarrekeningen cijfermatig beoordeeld. Met deze beoordeling is 7,5 uur gemoeid. Betrokkene heeft voorts in maart 2009 in opdracht en voor rekening van BV6 twee door deze voor X opgestelde begrotingen voor de jaren 2009 - 2011 cijfermatig beoordeeld. Met deze beoordeling is 5 uur gemoeid. Betrokkene heeft in het kader van deze werkzaamheden geen contact gehad met X. Betrokkene heeft zijn tijdsbesteding aan BV6 in rekening gebracht.

2.4 BV6 heeft de door betrokkene bestede tijd aan X doorbelast, zoals uit de bijlage/specificatie bij vijf facturen blijkt. Betrokkenes naam wordt daarbij vermeld in de rubriek ‘activiteit/medewerker’ onder vermelding van de activiteit ‘beoordelen jaarrekening; 2008’ respectievelijk ‘algemene advisering; begroting’.

2.5 Bij de door BV6 aan X voorgelegde concept-jaarrekeningen waren gevoegd concept-samenstellingsverklaringen die op naam van betrokkene waren gesteld. Die verklaringen maken overigens geen deel uit van de processtukken.

2.6 Betrokkene drijft via zijn besloten vennootschap BV7 een onderneming gericht op het financieel adviseren van bedrijven. In opdracht van BV6 besteedt betrokkene op jaarbasis zo’n 80 uur aan het cijfermatig beoordelen van jaarrekeningen en andere financiële stukken van cliënten van BV6. Betrokkene is niet op andere wijze aan BV6 verbonden. Voor een ander (administratie)kantoor besteedt betrokkene naar zijn zeggen eveneens zo’n 80 uur op jaarbasis aan het cijfermatig beoordelen van dergelijke financiële stukken.

3. De klacht

3.1 De klacht luidt - geparafraseerd - dat:

            a. betrokkene zich niet van zijn zorgplicht heeft gekweten doordat X niet van  alle relevante informatie over de dienstverlening is voorzien, wat blijkt uit het      ontbreken van een klantdossier, althans een opdrachtbevestiging, waarin de             administratieve wensen van X en de werkwijze van BV6 dienen te worden      vastgelegd, en uit het uitblijven van ieder contact en iedere communicatie van         betrokkene met X;

            b. betrokkene ten onrechte heeft toegelaten dat X excessieve uren c.q. bedragen in     rekening zijn gebracht, welke facturen overigens te laat aan X werden verzonden;

c. betrokkene ten onrechte heeft toegelaten dat in de balans van de vennootschap      BV1 een tweetal rekening-courant posten zijn opgenomen, terwijl het bestaansrecht van die posten moet worden betwijfeld en

            d. betrokkene ten onrechte heeft toegelaten dat in december 2008 aan X een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven en geen correcte beloftes zijn gedaan over de (wijze van) uitvoering en de kosten van de werkzaamheden van BV6.

3.2 Volgens X heeft betrokkene met een en ander als openbaar accountant niet professioneel en niet integer gehandeld, en het accountantsberoep in diskrediet gebracht.

4. Het verweer

Betrokkene heeft verweer gevoerd en de ongegrondverklaring van de klacht bepleit. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat hij geen enkele bemoeienis heeft met BV6, anders dan het in opdracht en voor rekening van BV6 cijfermatig beoordelen van stukken, dat hij geen bemoeienis heeft met de cliënten van BV6 en dat hij de declaraties van BV6 niet kent. De vermelding van zijn naam op de concept-samenstellingsverklaringen is onjuist en berust enkel op een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarover door BV6 aan hem is toegezegd dat een dergelijke naamsvermelding niet opnieuw zal plaatsvinden.

5. Beoordeling

5.1Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

5.2De Accountantskamer stelt in voormeld kader voorop dat het handelen, althans het nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 geldende Verordening gedragscode (VGC).

5.3 De Accountantskamer stelt voorts voorop dat in een tuchtprocedure als de onderhavige het in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van gemotiveerde betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de registeraccountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.4 Voor de beoordeling van de klacht is van belang dat X in de kern gevat stelt dat betrokkene in feite is opgetreden als openbaar accountant, met daaraan verbonden het gevolg dat op betrokkene de verplichtingen zijn komen te rusten zoals weergegeven in de delen A en B1 van de VGC, terwijl betrokkene ontkent te hebben opgetreden als openbaar accountant, waaraan hij de conclusie verbindt dat op hem jegens X geen (beroeps)verplichtingen zijn komen te rusten.

5.5 Op iedere registeraccountant - openbaar accountant, intern accountant, overheids-accountant of accountant in business - is deel A van de VGC van toepassing. Dat deel bevat de fundamentele beginselen van de beroepsethiek voor de registeraccountant alsmede het conceptueel raamwerk voor de toepassing van deze fundamentele beginselen. Op de gevolgen van de toepasselijkheid van deel A in dit geval zal later worden ingegaan.

5.6 Of betrokkene in dit geval moet worden aangemerkt als een openbaar accountant in de zin van de VGC, zoals X aanvoert en betrokkene betwist, dient te worden beoordeeld aan de hand van de in VGC neergelegde definities.

5.7 Van belang zijn daarbij de volgende definities:

- sub q. openbaar accountant: de registeraccountant die werkzaam is bij of verbonden is aan een accountantspraktijk. Hieronder is begrepen de externe accountant, als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

- sub f. accountantspraktijk: het accountantskantoor en de accountantsorganisatie;

- sub d. accountantskantoor: hieronder wordt verstaan:

•           de organisatorische eenheid waarbij een registeraccountant werkzaam is of waaraan een           registeraccountant verbonden is en waarbinnen één of meer registeraccountants of             Accountants-Administratieconsulenten voor een cliënt bedrijfsmatig professionele diensten       verrichten, bestaande uit assuranceopdrachten of aan assurance verwante opdrachten en        eventueel overige opdrachten, die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel           5 van de Wet toezicht accountantsorganisaties; of

•           de accountantsorganisatie ter zake van uitgevoerde professionele diensten bestaande uit             assuranceopdrachten of aan assurance verwante opdrachten en eventueel overige      opdrachten, die niet onder de werkingssfeer van de Wet toezicht accountantsorganisaties            vallen;

- sub t. professionele dienst: de door een registeraccountant verrichte diensten waarvoor accountantsdeskundigheid en aanverwante kennis is vereist, waaronder die op het terrein van financiële verslaglegging, controle, belastingen, administratieve organisatie en bedrijfseconomie;

- sub a. aan assurance verwante opdrachten: de opdracht tot het samenstellen van financiële informatie en de opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden;

5.8 Onomstreden is dat betrokkenes werkzaamheden in dit geval hebben bestaan uit het cijfermatig beoordelen van door zijn opdrachtgever ten behoeve van X samengestelde jaarrekeningen en van door zijn opdrachtgever ten behoeve van X opgestelde begrotingen. Naar betrokkene stelt, verricht hij dergelijke werkzaamheden in het kader van zijn onderneming en hebben die werkzaamheden op jaarbasis een omvang van zo’n 160 uren, waarvan een gedeelte van zo’n 80 uren voor BV6.

5.8.1 Die werkzaamheden vallen naar het oordeel van de Accountantskamer daardoor onder het bereik van voormelde definitie sub t. professionele dienst, nu niet ter discussie staat dat betrokkene vanwege zijn accountantsdeskundigheid door zijn opdrachtgever is aangezocht en waarbij die dienst als ‘bedrijfsmatig’ moet worden aangemerkt.

5.8.2 Betrokkenes werkzaamheden vallen naar het oordeel van de Accountantskamer voorts onder het bereik van de definitie sub a. aan assurance verwante opdrachten. Het gaat hier immers om het cijfermatig beoordelen (op de onderlinge samenhang en aansluiting van de cijfers naar de Accountantskamer begrijpt) van financiële stukken, wat voldoet aan de omschrijving ‘specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie’ in bedoelde definitie en zoals bedoeld in de Standaard NV COS 4400.

5.9 Of in dit geval sprake is van een situatie dat:

- betrokkene door zijn werkzaamheden in voormelde zin via zijn vennootschap een ‘eigen’ accountantskantoor en daardoor een accountantspraktijk drijft in de zin van (voormelde definities van) de VGC,

dan wel - indien betrokkene niet al een ‘eigen’ accountantskantoor drijft in voormelde zin - sprake is van een situatie dat:

- betrokkene door zijn werkzaamheden verbonden is aan de organisatorische eenheid BV6 waarbinnen bedrijfsmatig professionele diensten worden verricht, bestaande uit (in ieder geval) ‘aan assurance verwante opdrachten’ (zoals het samenstellen van jaarstukken en/of het opstellen van begrotingen), waardoor BV6 onder de reikwijdte valt van het begrip accountantskantoor in de zin van de VGC,

verdient naar het oordeel van de Accountantskamer een nadere uitleg en daardoor mede een zelfstandige standpuntbepaling van de zijde van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA).

5.10 Daarvoor is mede redengevend dat noch de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) noch de daarmee samenhangende wettelijke regelgeving een nadere invulling van het begrip ‘accountantskantoor’ geeft en die definitie thans vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten lijkt te geven om zonder nadere duiding tot een redelijke uitleg daarvan te komen, terwijl de VGC - waarvan bedoelde definitie deel uitmaakt - is gebaseerd op het bepaalde in artikel 19 lid 4 Wet RA en is vastgesteld door (de ledenvergadering van) het NIVRA.

5.11 De Accountantskamer acht het dan ook nuttig en aan deze zaak dienstig dat het NIVRA vanwege de in deze zaak aan orde zijnde (rechtstreekse) belangen, zijn positie als regelgever, en zijn belang bij eenduidige uitleg een standpunt inneemt. Daarbij heeft de Accountantskamer mede acht geslagen op de omstandigheid dat het NIVRA krachtens de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra), in het bijzonder de artikelen 22 lid 2 (zelfstandig klachtrecht), 30 (voortzetting klacht na intrekking), 43 (zelfstandig beroepsrecht), al een eigen positie heeft doordat hij in tuchtzaken als partij kan optreden en een met redenen onderbouwd standpunt kan innemen. Een processuele interventie als thans door de Accountantskamer wordt beoogd, moet dan ook als doelmatig worden aangemerkt en verhoudt zich met wat op andere rechtsterreinen is geregeld omtrent deelname van een derde aan een procedure tussen anderen (vgl. onder meer het bepaalde in de artikelen 217 tot en met 219 en 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en in artikel 1:2 en de hoofdstukken 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).

5.12 Gezien het vorenstaande zal (gelet op artikel 21 Wet RA de voorzitter van) het NIVRA als belanghebbende in de gelegenheid worden gesteld om tegen de achtergrond van wat in deze zaak is komen vast te staan en wat in rechtsoverwegingen 5.6 tot en met 5.9 is overwogen, zijn (schriftelijk verwoorde) standpunt op de klacht te bepalen en zijn uitleg van de definities sub d. en q. naar voren te brengen, op welk standpunt / welke uitleg zowel X als Y schriftelijk mogen reageren als nader te melden.

5.13 Daargelaten wat hiervoor in de rechtsoverweging 5.4 tot en met 5.12 is overwogen, moet in het licht van wat in rechtsoverweging 5.3 voorop is gesteld en lettend op het gemotiveerde verweer van betrokkene worden geoordeeld dat X niet aannemelijk heeft gemaakt en overigens ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat de klacht, voor zover weergegeven in rechtsoverweging 3.1 sub b. en c., op goede gronden berust.

5.13.1 De enkele stelling dat in een periode van zes maanden aan X een bedrag van circa € 90.000,00 in rekening is gebracht, rechtvaardigt zonder nadere toelichting en/of nadere onderbouwende stukken niet het oordeel dat van excessief declareren sprake is geweest, zodat betrokkenes eventuele verantwoordelijkheid dienaangaande in het midden kan worden gelaten.

5.13.2 Verder is de stelling dat in de balans van de vennootschap BV1 een tweetal betwijfelbare posten zijn opgenomen, van iedere onderbouwing of nadere toelichting gespeend gebleven, zodat in zoverre de klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag faalt.

5.14 Gezien wat hiervoor is overwogen, zal worden beslist als volgt.

6. Beslissing

De Accountantskamer :

1.   stelt de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants      (NIVRA) als belanghebbende partij in de gelegenheid om op een termijn van acht            weken na het verzenden van deze uitspraak schriftelijk de uitleg te geven / het            standpunt in te nemen als bedoeld in de rechtsoverweging 5.12;

2.   draagt de secretaris op om afschriften van de stukken van de zaak aan de voorzitter    van het NIVRA ter beschikking te stellen;

3.   bepaalt dat zowel X als betrokkene schriftelijk op die uitleg / dat standpunt     mogen reageren als nader te bepalen;

4.   houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en H. de Hek (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op: ____________________