ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0003 Accountantskamer Zwolle 09/1107 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0003
Datum uitspraak: 05-03-2010
Datum publicatie: 24-06-2010
Zaaknummer(s): 09/1107 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: - niet voldoen aan registratieplicht PE-activiteiten - niet reageren op informatieverzoeken/aanmaningen NIVRA

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING

van 5 maart 2010

in de zaak met nummer 09 / 1107 WTRA AK van

de voorzitter van het

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R

gemachtigde: mr. N.J. Makkes, advocaat te Amsterdam,

t e g e n

Y

registeraccountant,

,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E

1. Het verloop van de procedure

1.1 In deze klachtprocedure is reeds op 29 september 2009 een tussenbeslissing gewezen. Bij deze tussenbeslissing heeft de Accountantskamer beslist dat, ondanks de intrekking van de klacht door klager, de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend wordt voortgezet. Op grond van artikel 30 sub c. Wtra is de voorzitter van het Nivra klager gebleven.

De Accountantskamer blijft bij hetgeen in deze tussenbeslissing is overwogen, tenzij hierna daarvan wordt afgeweken, en beslist. Voor een goed begrip van onderhavige einduitspraak acht de Accountantskamer het opportuun delen van voormelde tussenbeslissing hierna te herhalen.

1.2 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken:

- het op 7 juli 2009 binnengekomen klaagschrift van de voorzitter van het NIVRA, van 6 juli 2009, met bijlagen;

- het op 22 september 2009 binnengekomen verweerschrift van 18 september 2009, met bijlagen.

- de op 23 september 2009 binnengekomen schriftelijke intrekking van de klacht van 21 september 2009.

1.3 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 30 november 2009, waar aanwezig waren: namens klager diens gemachtigde mr. N.J. Makkes, advocaat te Amsterdam, en betrokkene in persoon.

1.4 Ter zitting heeft betrokkene een verzoek tot wraking van een lid van de behandelend kamer, de heer P. van de Streek AA, ingediend. Vervolgens is de behandeling geschorst. Hierna is door de wrakingskamer van de Accountantskamer op 30 november 2009 het verzoek van betrokkene behandeld en vervolgens niet-ontvankelijk en voor zover nodig ongegrond verklaard. Hierna is de behandeling van de klacht door de Accountantskamer direct voortgezet.

1.5 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht (de gemachtigde van klager aan de hand van pleitnotities, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.6 De inhoud van de gedingstukken, waaronder ook de hiervoor onder 1.5 vermelde pleitnotities, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

a. Betrokkene heeft in ieder geval tot het moment van indienen van de onderhavige klacht op 7 juli 2009 over het jaar 2007 geen zogenaamde PE-punten op de in de Nadere Voorschriften Permanente Educatie (RA’s), zoals deze luidden op het moment van het aan betrokkene verweten handelen of nalaten, hierna aan te duiden als de NVPE, voorgeschreven wijze geregis-treerd.

b. Betrokkene is door klager bij brief van 14 juli 2008 gewezen op zijn verplichtingen ter zake over het jaar 2007, zowel wat betreft het behalen van PE-punten als de registratie daarvan, met de mededeling dat hij volgens de bij de Orde bekende gegevens daar niet aan had voldaan. Betrokkene is daarbij een termijn van 3 maanden gegeven om alsnog aan zijn PE-verplichtingen te voldoen. Betrokkene heeft op deze brief niet gereageerd, noch heeft hij door hem behaalde PE-punten alsnog geregistreerd.

c. Betrokkene is op 20 maart 2009 door het bestuur van het NIVRA aangeschreven, waarbij het bestuur hem heeft bericht dat geconstateerd was dat betrokkene nog steeds in het geheel niet aan zijn verplichtingen had voldaan en hij in de gelegenheid werd gesteld voor 10 april 2009 aan te geven of hij over het jaar 2007 (en overigens ook over 2008) toch PE-punten had behaald, na ommekomst van welke termijn het bestuur het antwoord van betrokkene zou betrekken in zijn beslissing om tegen betrokkene een tuchtklacht in te dienen. Betrokkene heeft ook op deze brief niet gereageerd, noch heeft hij door hem behaalde PE-punten alsnog geregistreerd.

d. Naar aanleiding van de tegen betrokkene vervolgens ingediende tuchtklacht heeft betrokkene op 22 september 2009 bij de Accountantskamer een verweerschrift ingediend en voor het eerst aangegeven dat hij in 2007 wel PE-activiteiten heeft verricht. Hierna is komen vast te staan dat betrokkene over het jaar 2007 36 PE-punten heeft behaald.

3.1 Aan de door klager ingediende klacht liggen blijkens het klaagschrift en de daarop namens klager gegeven toelichting ter zitting de volgende verwijten ten grondslag:

a. betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. van de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) juncto A 130.7 van de Verordening gedragscode RA’s (VGC), juncto 3, tweede lid NVPE over het jaar 2007 geen, althans onvoldoende PE-activiteiten verricht;

b. betrokkene heeft in strijd met de artikelen 33, eerste lid sub a. Wet RA juncto A-130.7 VGC juncto 8, leden 1 en 6 NVPE niet voldaan aan de registratie-plicht van zijn PE-activiteiten ten aanzien van het jaar 2007;

c. betrokkene heeft in strijd met artikel 33, eerste lid sub b. Wet RA in de jaren 2008 en 2009 in het geheel niet gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op hem rustende PE-verplichtingen over het jaar 2007, hetgeen in strijd moet worden geacht met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

Omtrent de klacht en het daartegen ter zitting gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Artikel 33, eerste lid Wet RA bepaalt dat de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde

en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Betrokkene valt als een in het jaar 2007 in het register ingeschreven accountant onder het toepassingsbereik van de NVPE. Hij heeft geen verzoek tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de PE-verplichting ingediend. Op het handelen of nalaten van betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2009 zijn de VGC en de NVPE van toepassing. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt in casu gedoeld op de registratie- en informatieverplichtingen voor in het jaar 2007 verrichte PE-activiteiten.

4.3 In onderhavige tuchtprocedure is alsnog vast komen te staan dat betrokkene in het jaar 2007 voldoende PE-activiteiten heeft verricht. Hij heeft zodoende voor het jaar 2007 voldaan aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid NVPE.

Onderdeel a. van de klacht, als vermeld in rechtsoverweging 3.1, is daarom ongegrond.

4.4 Uit de bewoordingen van artikel 8, eerste lid en zesde lid NVPE blijkt dat ‘PE-activiteiten plus het daarmee behaalde aantal punten’ geregistreerd dienen te worden. Nu is komen vast te staan dat betrokkene in het jaar 2007 PE-activiteiten heeft verricht en hij die door hem verrichte PE-activiteiten niet heeft geregistreerd, volgt de Accountantskamer klager dan ook in zijn stelling dat betrokkene heeft nagelaten aan zijn registratieplicht te voldoen. Het beroep van klager op de verzachtende omstandigheid van concentratiestoornissen en tijdelijk verlies van korte geheugen-functies, door persoonlijke omstandigheden veroorzaakt, doet aan (de verwijtbaarheid van ) dit nalaten reeds daarom niet af nu dat niet verklaart waarom betrokkene de in de maanden november en december 2007 gevolgde PE-activiteiten en het daarmee behaalde aantal PE-punten, waarvan de registratie is voorgeschreven op uiterlijk laatste dag van februari in het jaar 2008, in het geheel niet heeft geregistreerd, zelfs niet nadat betrokkene door het bestuur van het NIVRA bij brieven van 14 juli 2008 en 20 maart 2009 nog op zijn verplichtingen is gewezen en hem uitstel daarvoor was verleend.

Onderdeel b. van de klacht, als vermeld in rechtsoverweging 3.1, is daarom gegrond.

4.5 Betrokkene heeft niet betwist dat hij in de jaren 2008 en 2009 niet heeft gereageerd op de brieven van klager van 14 juli 2008 en van 20 maart 2009.

De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, lid 1 sub b. Wet RA) en in overeenstemming met het beginsel van professionaliteit (artikel 33, lid 1 sub a. Wet RA juncto artikelen A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat het NIVRA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid en 19 Wet RA), kan voldoen.

Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten is tevens gegrond op artikel 8, zevende lid NVPE.

De brief van 14 juli 2008 was er op gericht om betrokkene te wijzen op een achterstand in zijn PE-verplichting en op de klachtprocedure voor het geval betrokkene de achterstand niet binnen drie maanden (voor 15 oktober 2008) zou hebben ingehaald. Vragen werden hem daarbij niet gesteld; betrokkene behoefde daarin dan ook geen aanleiding te zien een reactie naar het NIVRA te zenden.

In de brief van 20 maart 2009 is betrokkene echter verzocht om een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Nu vast is komen te staan dat betrokkene daaraan niet heeft voldaan, heeft hij in strijd gehandeld met een goede uitoefening van het accountantsberoep en het beginsel van professionaliteit.

Onderdeel c. van de klacht, als vermeld in rechtsoverweging 3.1, is daarom eveneens gegrond.

4.6 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants als het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid Wet RA).

Het ter zitting gevoerde verweer dat betrokkene per 1 april 2008 niet meer werkzaam is als openbaar accountant maar aan het accountantsberoep gelieerde werkzaamheden verricht, voor minder dan twee honderd uur per kalenderjaar, baat hem daarbij niet. Met dit verweer miskent betrokkene enerzijds dat hij voor de periode waarin hij nog werkzaam was als openbaar accountant, in ieder geval het jaar 2007, valt onder het toepassingsbereik van de NVPE zoals hiervoor is beschreven en een redelijke uitleg van de NVPE met zich brengt dat een registratieverplichting voor in het ene jaar als openbaar accountant verplicht verrichte PE-activiteiten niet vervalt, indien de openbaar accountant in een opvolgend jaar tot de groep van accountants in business gaat behoren. Anderzijds miskent betrokkene met dit verweer dat dan volgens zijn eigen standpunt het NIVRA ervan mocht uitgaan dat betrokkene per 1 januari 2008 nog openbaar accountant was, hetgeen met zich meebrengt dat hij ingevolge het systeem van artikel 6 NVPE voor de toepassing van deze regeling gedurende het gehele jaar 2008 geacht wordt openbaar accountant te zijn, tenzij het bestuur van het NIVRA op verzoek van betrokkene diens status voor deze regeling zou hebben gewijzigd. Vaststaat dat betrokkene zo’n verzoek niet heeft ingediend.

Ook het ter zitting door betrokkene gevoerde betoog dat de kwaliteit van de uitoefening van het accountantsberoep niet met procedures bewaakt kan worden, kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, de NVPE zijn op rechtsgeldige wijze door het bestuur van de NIVRA vastgesteld en zijn voor betrokkene als registeraccountant verbindend.

4.7 Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel neemt de Accountantskamer in aanmerking dat het, ondanks diverse aanmaningen, nalaten te voldoen aan de verplichting om PE-activiteiten te registreren - en daarmee aan de VGC en de Wet RA - en het niet reageren op informatieverzoeken van het NIVRA, duidt op een gebrek aan besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en een goed functionerend informatieverkeer tussen beroepsgenoot en beroepsorganisatie hebben voor een adequate, professionele dienst-verlening en het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accoun-tantsberoep. Zulks geldt temeer nu het NIVRA in de communicatie met zijn leden zeer ruime aandacht heeft gegeven aan het bestaan en de noodzaak van deze PE-verplichtingen, waaronder de registratieverplichting, betrokkene daar ook persoonlijk op heeft gewezen en betrokkene op het aan hem gerichte verzoek tot het verschaffen van informatie niet heeft gereageerd.

Eén van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid, zowel in de diepte als in de breedte. Toezicht daarop door de beroepsorganisatie bevordert zonder meer een goede beroepsuit-oefening als bedoeld in artikel 1, derde lid Wet RA en waarborgt het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Door niet kenbaar te maken dat betrokkene in 2007 de benodigde PE-punten heeft behaald en aldus niet te voldoen aan de verplichte registratie van permanente educatie, heeft betrokkene een en ander genegeerd. Het publieke vertrouwen in de stand van de registeraccountants wordt hiermee geschaad en dit moet betrokkene worden aangerekend.

Zulks geldt te meer daar betrokkene blijkens de beslissing van de Raad van Tucht van 2 september 2004 reeds eerder tekort is geschoten in de op hem jegens het NIVRA rustende informatieverplichtingen.

4.8 De Accountantskamer ziet hierin aanleiding aan betrokkene een waarschuwing op te leggen.

4.9 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de waarschuwing wordt voldaan door de opneming ervan in het dictum van deze uitspraak. De voorzitter van het NIVRA dient ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zodra deze uitspraak onherroepelijk is èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register als bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA wordt opgenomen.

4.10 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

1. verklaart de klacht, voor zover weergegeven onder rechtsoverweging 3.1 sub a. ongegrond;

2. verklaart de klacht voor het overige gegrond in voege als hiervoor weergegeven;

3. legt ter zake aan betrokkene op:

- een waarschuwing;

4. verstaat dat de voorzitter van het NIVRA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgt voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register bedoeld in artikel 55, eerste lid Wet RA.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.A. Maan en E. F. Smeele rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en P. van de Streek AA, accountantsleden, in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2010

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

__________________________________________________________________________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkene danwel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag.

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.

4. De gronden van de beslissing

3. De klacht

., KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS (NIVRA),