ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0601 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW228.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0601
Datum uitspraak: 28-12-2010
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDW228.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager beticht de gerechtsdeurwaarder van ambtsmisbruik. De Kamer is van oordeel dat er geen sprake is van opzettelijk gemaakte fouten of slordigheden. Er zijn wel fouten gemaakt maar niet gebleken is dat hier sprake is van dusdanig grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De Kamer verklaart de klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 228.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 maart 2010, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 8 april 2010 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Dat is op 22 juni 2010 aan klager toegezonden.

Bij brief van 19 september 2010 heeft klager verzocht de behandeling van de zaak aan te houden tot in de bodemprocedure is beslist.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 november 2010. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 december 2010.

1. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft klager op 14 januari 2010 gedagvaard om te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te [     ]op 10 februari 2010. De rechtbank heeft klager -  in reactie op diens brief van 2 februari 2010 waarin hij om uitstel van de behandeling verzoekt - per brief van gelijke datum meegedeeld dat de procedure niet bekend is en dat er die dag geen zitting is. Bij brief van gelijke datum heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager gemeld dat in de dagvaarding een onjuiste zittingsdatum was vermeld en dat klager een nieuwe dagvaarding zou ontvangen.

2. De klacht

Verkort samengevat verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij zich met het uitbrengen van deze dagvaarding aan ambtsmisbruik schuldig heeft gemaakt. Hij stelt dat er sprake is van teveel fouten en slordigheden om van toeval te kunnen spreken. Hij acht het ongeloofwaardig dat de gerechtsdeurwaarder de fout tegelijkertijd met de rechtbank heeft ontdekt en meent dat de procedure is gevoerd vanwege de incassokosten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Allereerst wordt opgemerkt dat het enkele feit dat de bodemprocedure nog niet is afgerond onvoldoende is om de behandeling van de zaak aan te houden zoals door klager verzocht. Het antwoord op de vraag of klager het van hem gevorderde verschuldigd is, is immers niet relevant voor de hier te beantwoorden vraag of de gerechtsdeurwaarder zich schuldig heeft gemaakt aan tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Gerechtsdeurwaarder [     ] wordt aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.3 Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.

4.3 De Kamer ziet geen aanleiding om aan te nemen dat hier sprake zou zijn van opzettelijk gemaakte fouten of slordigheden, zoals gesteld door klager. Dat fouten zijn gemaakt wordt erkend door de gerechtsdeurwaarder, maar niet gebleken is dat hier sprake is van dusdanig grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.4 Gelet op vorenstaande zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter en

mr. H.M. Patijn en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan door partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.