ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0598 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet620.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0598
Datum uitspraak: 28-12-2010
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet620.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer vernietigt de beslissing van de voorzitter. De klacht -dat een gerechtsdeurwaarder voor zichzelf of voor de vennootschap waarvan hijzelf deel uitmaakt heeft gehandeld- wordt gegrond verklaard. De gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd. Er is hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 28 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 620.2010 ingesteld door:

[     ] B.V.,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 augustus 2010 (zaaknummer 305.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 17 augustus 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 26 augustus 2010 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 december 2010. Klaagster, bij haar gemachtigde, en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 december 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft opzettelijk de verkeerde persoon aangesproken tot betaling van zijn onbetaald gebleven vordering en hij heeft de dagvaarding namens de maatschap waarvan hijzelf deel uitmaakt betekend. Hij heeft daarmee wel in strijd gehandeld met artikel 3 lid 2 sub a van de Beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder kort samengevat dat deze op 13 januari 2010 een door hem uitgebrachte dagvaarding heeft betekend voor een vordering van de maatschap voor verrichte ambtshandelingen waartoe de gerechtsdeurwaarder zelf behoort (namelijk de maatschap naar burgerlijk recht Van Beest, Knol en Vermeulen Gerechtsdeurwaarders gevestigd te Delft) terwijl het geen vordering op klaagster betrof maar op een andere onderneming.  

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1. De gerechtsdeurwaarder heeft in verzet aangevoerd dat hij een rechtgeldige dagvaarding heeft uitgebracht en heeft daarbij verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. Daarbij heeft hij een beroep gedaan op de beslissing van de kantonrechter op het door klaagster ingestelde verzet. De kantonrechter was van oordeel dat wel degelijk een rechtgeldige dagvaarding was uitgebracht en klaagster op opdrachtgeefster zelf aansprakelijk blijft voor de betaling van de factuur nu de werkzaamheden op haar verzoek zijn uitgevoerd. Dat de factuur op verzoek van klaagster op naam van de andere onderneming is gesteld doet daaraan niet af, aldus de kantonrechter. De kantonrechter was het volgens de gerechtsdeurwaarder dus eens met het door de maatschap ingenomen standpunt in haar conclusie van antwoord in oppositie waarin zij heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met artikel 3 lid 3 sub b. De dagvaarding is immers niet betekend ten behoeve van een rechtspersoon maar ten behoeve van de maatschap bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder binnen die maatschap niet alleen de zeggenschap en is hij evenmin directeur.

6.2 De Kamer deelt dit standpunt van de gerechtsdeurwaarder niet. De Kamer acht het verzet gegrond en de klacht eveneens. De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd gehandeld met de regel dat een gerechtsdeurwaarder niet voor zichzelf of voor de vennootschap waarvan hijzelf deel uitmaakt mag handelen. Daarvan is hier sprake geweest. Dit beginsel is uitgewerkt in artikel 3, lid 2 sub a van de Gerechtsdeurwaarderswet en verder in artikel 2 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. Dit is dus een andere maatstaf dan die door de kantonrechter is gehanteerd bij diens beslissing. Die heeft alleen geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was uitgebracht.

6.3 Of al dan niet de juiste rechtspersoon is gedagvaard staat niet ter beoordeling van de Kamer maar van de burgerlijke rechter.

6.4 Gelet op de ernst van het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder te maken valt acht de Kamer na te noemen maatregel geƫigend.

6.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met de aanzegging dat indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen worden gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.