ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0531 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.593

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0531
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 04-01-2011
Zaaknummer(s): GDW2010.593
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: Handelen in strijd met het bepaalde van artikel 16 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De klacht wordt gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van een berisping met aanzegging opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 593.2010 ingediend door:

HEt BESTUUR VAN DE Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders ,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

klaagster,

gemachtigden: [     ] en [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 20 augustus 2010, ingekomen op 23 augustus 2010, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 24 september 2010, ingekomen op 24 september 2010, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 8 november 2010 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 november 2010 alwaar de gemachtigden van klaagster zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 december 2010.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is met ingang van 1 januari 1981 benoemd tot gerechtsdeurwaarder met als vestigingsplaats [     ]. De gerechtsdeurwaarder is van 1 juni 2007 tot 1 juli 2010 benoemd geweest als waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ], gemeente [     ].

b)      Bij email van 12 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder het secretariaat van klaagster bericht dat zijn vestigingsadres te [     ] met ingang van 1 juli 2010 is gewijzigd in [     ] te [     ].

2. De klacht

2.1 Klaagster heeft van een aantal leden van de beroepsorganisatie bericht ontvangen dat de gerechtsdeurwaarder geen kantoor houdt aan de [     ] te [     ] maar zou door verwijzen naar een kantoor in de gemeente [     ]. De telefoon zou zijn doorgeschakeld naar het kantoor van [     ] te [     ]. Alvorens tot indiening van een klacht over te gaan heeft klaagster de situatie ter plaatste opgenomen en geconstateerd dat in het pand aan de [     ] te [     ] een [     ] gevestigd is.

2.2 Klaagster voert aan dat de gerechtsdeurwaarder geen kantoor houdt zoals wordt verstaan als kantoor in de zin van artikel 16 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Onder een kantoor in die zin wordt verstaan een instelling of ruimte waar administratieve handelingen worden verricht ten behoeve van de gerechtsdeurwaarderspraktijk, met mogelijkheden voor opslag en bewaring van het register en repertorium. Met het oog op het ambt van de gerechtsdeurwaarder en gelet op zijn werkzaamheden, taken en bevoegdheden zoals die uit de wet voortvloeien, zal het kantoor in de plaats van vestiging ook feitelijk met moderne communicatie middelen bereikbaar moeten zijn, met mogelijkheden voor bezoek en ontvangst en met mogelijkheid om stukken te kunnen afgeven, bezorgen of betekenen (LJN YB0306). Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder handelt in strijd met artikel 16 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

2.3 De gerechtsdeurwaarder handelt tevens in strijd met het bepaalde in artikel 9 van de verordening en het reglement KBVG Normen voor kwaliteit. De verordening KBvG Normen voor kwaliteit is een concrete invulling van artikel 1 van de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders en artikel 4 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. De verordening geeft een werkbare kwaliteitsstandaard voor gerechtsdeurwaarders, met het oog op het ondernemerschap van de gerechtsdeurwaarder in samenhang met de verantwoordelijkheid die hij draagt als bijzonder ambtenaar.

2.4 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder als laatste dat hij welbewust onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt aangaande zijn plaats van vestiging. Het Gerechtshof achtte in haar beslissing van 13 juli 2010 (LJN BN1178)dit een ernstig feit en zeer kwalijk.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zijn grieven zich in eerste instantie richten tegen de adressering en de wijze waarop de klacht aan hem is toegezonden. In de door het bestuur van klaagster ingediende klacht wordt geen adres van hem vermeld, terwijl deze gegevens wel bij klaagster bekend zijn. Bij email van 12 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat zijn vestigingsadres te [     ] met ingang van 1 juli 2010 is gewijzigd in [     ] te [     ]. Men mag verwachten dat een bestuur van een organisatie die een klacht tegen een van haar leden indient, de juiste adresgegevens vermeld van diegene tegen wie de klacht is gericht. Het gevold daarvan was dat de klacht is gericht aan het postadres van zijn voormalige kantoor. De envelop is daar geopend en door zijn voormalige kantoorgenoot eigenhandig verzonden naar het prive-adres van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder dient voorts te constateren dat hij van de klachtbrief slechts een gekopieerd exemplaar heeft ontvangen met een onleesbare bijlage. De gerechtsdeurwaarder acht dit een schandalige gang van zaken temeer daar het de gerechtsdeurwaarders van zijn oude kantoor zijn geweest die klaagster hebben bericht dat de gerechtsdeurwaarder geen kantoor meer zou houden te [     ].

3.2 Om zijn ambtelijke taken te kunnen uit oefenen had de gerechtsdeurwaarder een nieuw vestigingsadres nodig. De gerechtsdeurwaarder meende dat te hebben gevonden op het adres [     ] te [     ]. Het is juist dat op dat adres een [     ] gevestigd is. In het pand heeft de gerechtsdeurwaarder op de verdieping een eigen werkplek. Opslag en bewaring van register en repertorium is daar geregeld. Tevens is er een afgesloten kantoorruimte met mogelijkheden voor bezoek en ontvangst en de mogelijkheid tot afgifte van stukken. Het kantoor beschikt over een baliefunctie die 6 dagen per week geopend is gedurende de reguliere kantoortijden. De gerechtsdeurwaarder meent daarmee te hebben voldaan aan de normen die artikel 16 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet stelt. De gerechtsdeurwaarder bestrijdt onjuiste informatie te hebben verschaft. De verstrekte informatie over zijn vestigings- en postadres is feitelijk juist. Deze gegevens heeft de klaagster echter pas in september 2010 op haar website gezet. Na de vooraankondiging van de klacht heeft de gerechtsdeurwaarder contact opgenomen met klaagster en aangeboden alsnog voor een voor haar acceptabele locatie te willen zorgen binnen een daartoe gestelde redelijke termijn. Klaagster weigerde dit voorstel in overweging te nemen.

3.3 Om redenen van persoonlijke aard is de gerechtsdeurwaarder voornemens per 1 december 2010 zijn ontslag aan te bieden.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De Kamer betreurt het dat de klacht en de oproep voor de zitting is toegezonden aan het voormalige kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Dit heeft echter verder geen gevolgen voor de behandeling van de door klaagster ingediende klacht.

4.2  Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 In de onderhavige zaak is de vraag aan de orde of de gerechtsdeurwaarder met zijn handelwijze inbreuk heeft gemaakt op het voor gerechtsdeurwaarders geldende vestigingsbeleid en in het bijzonder op het bepaalde in artikel 16 GDW. Dat artikel luidt als volgt: "1. De gerechtsdeurwaarder houdt een kantoor dat in zijn plaats van vestiging is gelegen. Hij is verplicht daar zijn register en repertorium te bewaren. 2. Op verzoek van een gerechtsdeurwaarder kan Onze Minister, gehoord de Commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 6, hem toestaan om elders een nevenkantoor te vestigen."   

4.4 Onder “kantoor” in de zin van artikel 16 GDW moet worden verstaan een instelling of ruimte waar administratieve handelingen worden verricht ten behoeve van de gerechtsdeurwaarderpraktijk, met mogelijkheden voor opslag en bewaring van het register en het repertorium. Met het oog op het ambt van de gerechtsdeurwaarder en gelet op zijn werkzaamheden, taken en bevoegdheden zoals die uit de wet voortvloeien, zal het kantoor in de plaats van vestiging ook feitelijk en met moderne communicatiemiddelen bereikbaar moeten zijn, met mogelijkheden voor bezoek en ontvangst en met een mogelijkheid om stukken te kunnen afgeven, bezorgen of betekenen.

4.5 Tot uitgangspunt dient dat het een gerechtsdeurwaarder vrij staat zijn kantoor te verplaatsen binnen de plaats waar hij is gevestigd. In het onderhavige geval is op grond van de stukken en hetgeen door klaagster ter zitting nader is toegelicht het volgende gebleken. De gerechtsdeurwaarder is op 1 januari 1981 benoemd als gerechtsdeurwaarder met als standplaats [     ]. Van 1 juni 2007 tot 1 juli 2010 is de gerechtsdeurwaarder als waarnemend-gerechtsdeurwaarder benoemd in [     ].

4.6 Klaagster heeft voordat de waarneming afliep bij de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd wat zijn adres- en contactgegevens van zijn kantoor in [     ] waren. Na opgave daarvan heeft klaagster gebeld met het door de gerechtsdeurwaarder opgegeven kantooradres om aanvullende informatie te verkrijgen. Het door de gerechtsdeurwaarder opgegeven telefoonnummer bleek het nummer van het kantoor te [     ] te zijn en degene die de telefoon beantwoordde was niet bekend met het bestaan van het gerechtsdeurwaarderskantoor aan de [     ] te [     ]. Klaagster heeft vervolgens ter plaatse geconstateerd dat op het door de gerechtsdeurwaarder opgegeven adres een [     ] gevestigd was. De receptioniste van dat bedrijf deelde desgevraagd in eerste instantie mede niet te weten dat op dat adres een gerechtsdeurwaarderskantoor gevestigd was. Na enkele minuten heeft zij een persoon erbij gehaald die wist te melden dat de gerechtsdeurwaarder niet aanwezig was maar wellicht in [     ] wel. Voor een afspraak moest de gerechtsdeurwaarder worden gebeld.

4.7 Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder het voorgaande onvoldoende weersproken. Naar het oordeel van de Kamer volgt daaruit dat er geen sprake is van het houden van een kantoor zoals onder 4.4 is uiteengezet. Dat er een baliefunctie is die 6 dagen per week is geopend, is, gezien wat door klaagster op dit punt is aangevoerd, daartoe niet voldoende. De gerechtsdeurwaarder was op dat adres immers evenmin telefonisch bereikbaar. Alleen al op grond daarvan voldeed de gerechtsdeurwaarder niet aan de door de wet gestelde eisen. De klacht dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4.8 De Kamer heeft begrip voor het feit dat de gerechtsdeurwaarder gelet op de onderhandelingen over de overname van zijn aandelen in het kantoor te [     ] zijn positie als gerechtsdeurwaarder niet prijs wenste te geven. Dat ontslaat hem niet van de eisen waaraan de gerechtsdeurwaarder op grond van de wet dient te voldoen. Het had op zijn weg gelegen eerder bij de minister te rappeleren waar het antwoord op zijn verzoek tot het wijzigen van standplaats bleef. Nu lijkt het erop alsof de gerechtsdeurwaarder heeft getracht een praktische oplossing te vinden voor de periode tussen het einde van zijn waarneming en de datum van zijn defungeren.

5. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhot, voorzitter en mr. A.W.J. Ros en M. Colijn als leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.