ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0528 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.538

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0528
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 04-01-2011
Zaaknummer(s): GDW2010.538
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet tijdig inleveren van jaarstukken. Omdat het de eerste keer betreft wordt geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 538.2010 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigden: [     ] en [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 23 juli 2010 heeft het BFT een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 1 september 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 november 2010 alwaar de gemachtigden van het BFT en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 december 2010.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder, de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 8 juli 2010 waarin hij daarop is gewezen. Het betreft de privé-vermogensopstelling (V-staat) over het boekjaar 2009 die niet tijdig is ingediend.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Die tekortkoming belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderspraktijk.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij zijn accountant opdracht heeft gegeven alle benodigde stukken tijdig aan het BFT te doen toekomen. Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn accountant alle stukken tijdig op de voorgeschreven weg had ingediend. Dat is niet gebeurd. Op 19 juli 2010 heeft zijn accountant hem medegedeeld dat de stukken zijn ingediend, dat wil zeggen binnen de door het BFT gestelde deadline van 20 juli 2010.

3.2 De gerechtsdeurwaarder werd onaangenaam verrast door de klacht. Navraag bij zijn acountant wees uit dat deze niet op de hoogte was van het feit dat de privé-vermogensopstelling middels een andere DiginBFT aangeleverd diende te worden dan de stukken betreffende de besloten vennootschap. De oorzaak hiervan was dat de voorganger van zijn acountant een en ander onvoldoende heeft besproken bij de werkoverdracht. De accountant heeft enkele malen getracht de privé-vermogensopstelling via de zakelijke DiginBFT aan te leveren en heeft met het BFT contact opgenomen waarom een en ander niet lukte. Uiteindelijk is het ontbrekende stuk op 30 juli 2010 correct ingediend.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2. De klacht wordt door de Kamer aldus opgevat dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting. Niet in geschil is dat de volledige jaarstukken niet tijdig zijn ingediend. Hetgeen door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd ter verklaring van de te late inlevering van de stukken komt voor zijn rekening en risico. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld zodat de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.6. Omdat het de eerste keer is dat hij de jaarstukken te laat heeft ingediend zal de Kamer het opleggen van een maatregel achterwege laten.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M. Colijn,

leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.