ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0527 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.536

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0527
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 04-01-2011
Zaaknummer(s): GDW2010.536
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet tijdig inleveren van jaarstukken. Omdat het de eerste keer betreft wordt geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 536.2010 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigden: [     ] en [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 23 juli 2010 heeft het BFT een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 1 september 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 november 2010 alwaar de gemachtigden van het BFT en gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 december 2010.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken over 2009 niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Het betreft de verslagstaten van kantoor, de verklaring van een accountant, de administratiemedeling, de privé-vermogensopstelling en de inkomensopstelling. Bij brief van 9 juli 2010 heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder hierop gewezen en verzocht voormelde stukken voor 20 juli 2010 aan het BFT toe te zenden.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Die tekortkoming belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderspraktijk.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat hetgeen hij in eerste instantie in zijn verweerschrift heeft opgeschreven is voortgevloeid uit emotie.

Hij erkent thans dat hij verkeerd heeft gehandeld en heeft zijn excuses aangeboden. Zijn accountant heeft gefaald. Dat valt echter onder zijn verantwoordelijkheid.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2. De klacht wordt door de Kamer aldus opgevat dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting. Niet in geschil is dat de volledige jaarstukken niet tijdig zijn ingediend. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld zodat de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.3. Omdat het de eerste maal is dat de jaarstukken te laat zijn ingediend, zal de Kamer het opleggen van een maatregel achterwege laten.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M. Colijn,

leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.