ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0526 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.535

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0526
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 04-01-2011
Zaaknummer(s): GDW2010.535
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Geldboete van de derde categorie
Inhoudsindicatie: Jaarstukken niet ingeleverd. Omdat er sprake is van herhaalde recidive wordt een geldboete opgelegd van € 2.000,00

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 535.2010 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigden: [     ] en [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

 

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 23 juli 2010 heeft het BFT een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 24 oktober 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 november 2010, alwaar de gemachtigden van het BFT zijn verschenen. De gerechtsdeurwaarder is niet verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 december 2010.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder, de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend, ondanks een brief van het BFT van 8 juli 2010 waarin hij daarop is gewezen. Het betreft de privé-vermogensopstelling (V-staat) over het boekjaar 2009 die niet tijdig is ingediend.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Die tekortkoming belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderspraktijk. Het BFT wijst erop dat hij al eerder klachten inzake het niet tijdige indiening van de jaarstukken over de boekjaren 2007 en 2008 tegen de gerechtsdeurwaarder heeft ingediend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij nog een schriftelijke reactie zal geven op de klacht. In samenwerking met zijn accountant stuurt hij aan op zo spoedig mogelijke aanlevering van de ontbrekende stukken. Tot zijn spijt moet hij mededelen dat er niet op adequate wijze door hem op de klacht is gereageerd. De oorzaak daarvan heeft te maken met zijn eigen prioriteitstelling. In de dagelijkse waan van de dag heeft hij onvoldoende tijd en aandacht aan de afhandeling gegeven. Dat is hem persoonlijk toe te rekenen.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat  een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2 De klacht wordt door de Kamer aldus opgevat dat de gerechtsdeurwaarder weigert te voldoen aan de wettelijke verplichting.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht niet weersproken. Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder door te handelen op de wijze als hiervoor omschreven dan ook tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld zodat de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.4 Omdat de gerechtsdeurwaarder nu al voor het derde achtereenvolgende jaar niet op tijd is met inlevering van de gevraagde stukken en hem daarvoor eerder de maatregel van een berisping en vervolgens de maatregel van een berisping met aanzegging is opgelegd, ziet de Kamer aanleiding voor het opleggen van na te melden maatregel.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel op tot betaling van een boete van een bedrag van € 2.000,00 waarbij de in artikel 43 lid 5 van de gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de Kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M. Colijn,

leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.