ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0525 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.533

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0525
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 04-01-2011
Zaaknummer(s): GDW2010.533
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Niet tijdige indiening van de jaarstukken. Er is sprake van recidive reden waarom de maatregel van berisping wordt opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 533.2010 ingesteld door:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigden: [     ] en [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ] advocaat te [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 23 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 30 september 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 november 2010 alwaar de gemachtigde van het BFT en gerechtsdeurwaarder vergezeld door zijn gemachtigde zijn verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 december 2010.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

Het BFT heeft geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken over 2009 niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Het betreft de verslagstaten van kantoor, de verklaring van een accountant, de administratiemedelingen de privé-vermogensopstelling. Bij brief van 8 juli 2010 heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder hierop gewezen en verzocht voormelde stukken voor 20 juli 2010 aan het BFT toe te zenden.

2. De klacht

Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de jaarstukken niet (volledig) tijdig heeft ingediend. Die tekortkoming belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderpraktijk.

Het BFT wijst erop dat hij al eerder een klacht inzake het niet tijdige indiening van de jaarstukken over het boekjaar 2008 tegen de gerechtsdeurwaarder heeft ingediend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zijn accountant op 9 juli 2010 al klaar was met zijn werkzaamheden over het jaar 2009. Vanaf die datum is echter een discussie met de accountant ontstaan over een verschil in aansluiting tussen de post onderhanden werk uit het grootboek en uit de staten kosten groter-lager dan ontvangsten. Deze posten moeten op elkaar aansluiten om de juistheid van de bewaarpositie te kunnen vast stellen.

3.2 De accountant is verzocht om op zijn kantoor te verschijnen teneinde te onderzoeken wat de oorzaak was van het verschil. De accountant stelde zich echter op het standpunt dat dit niet tot zijn taak behoorde. Een andere accountant heeft hier vervolgens naar gekeken en de oorzaak snel gevonden. Het betrof het toekennen aan een verkeerde code. Vervolgens is met zijn eigen accountant een geschil ontstaan met betrekking tot de bevestiging van de jaarrekening. Na een langdurige discussie is dit geschil in het voordeel van de gerechtsdeurwaarder beslecht. De overschrijding van de termijn is hiermee verklaard. Het verwijt treft de nalatigheid van de accountant. De gerechtsdeurwaarder heeft er alles aan gedaan om er voor te zorgen dat de stukken tijdig konden worden ingediend.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, verplicht is tot het indienen van jaarstukken bij het BFT binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. De gerechtsdeurwaarder moet immers op grond van voormelde wettelijke bepalingen jaarlijks, zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze stukken dienen te worden vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt.

4.2 De klacht wordt door de Kamer aldus opgevat dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting. Niet in geschil is dat de volledige jaarstukken niet tijdig zijn ingediend. Ter zitting is gebleken dat de prive-vermogensopstelling nog ontbrak. Hetgeen door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd ter verklaring van het te laat indienen van de stukken komt voor zijn rekening en risico. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld zodat de klacht gegrond zal worden verklaard.

4.3 Omdat het de tweede keer is dat hij de jaarstukken te laat heeft ingediend, zal de Kamer gelet op het feit dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden over gaan tot het opleggen van na te melden maatregel.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M. Colijn,

leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.