ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0523 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.223

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0523
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 31-12-2010
Zaaknummer(s): GDW2010.223
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Meerdere klachtonderdelen waarvan het onderdeel dat er te weing en te laat wordt afgedragen gegrond wordt verklaard. Ook wordt er een verkeerd verdelingspercentage gehanteerd. De gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 223.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 24 maart 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 28 april 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij email van 7 oktober 2010 heeft klaagster medegedeeld niet terzitting aanwezig te zullen zijn.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2010 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 december 2010.

Gronden van de beslissing

1. De feiten

a)      Op 5 januari 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder in een ander dossier dan dat van klaagster ten laste van de ex-echtgenoot van klaagster beslag gelegd onder het [     ] op een uitkering en die vordering ingediend bij de eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder. Op 29 januari 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van de ex-echtgenoot van klaagster beslag gelegd onder [     ]. Aanvankelijk zou een collega-gerechtsdeurwaarder eerste beslaglegger zijn voor het onder [     ] gelegde beslag, maar vanaf 11 maart 2009 niet meer, althans dat is door deze collega-gerechtsdeurwaarder bericht en de gerechtsdeurwaarder heeft op 9 april 2009 [     ] verzocht om de inhoudingen rechtstreeks naar hem over te maken.

b)      Bij brief van 11 mei 2009 heeft de toenmalige advocaat van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat een collega-gerechtsdeurwaarder op 10 september 2008 op verzoek van klaagster beslag had gelegd wegens achterstallige alimentatie. Hoewel de collega-gerechtsdeurwaarder eerste beslaglegger was, werden door [     ] de uit te keren bedragen rechtstreeks op de rekening van klaagster gestort. De collega-gerechtsdeurwaarder had op dat moment geen lopend dossier. Omdat het geld al door [     ] op de rekening van de gerechtsdeurwaarder was gestort, leek het de advocaat het meest praktisch indien de gerechtsdeurwaarder het ontvangen geld naar rato zou verdelen. Hij heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht in dit geval het geld rechtstreeks naar klaagster over te maken en hij heeft verzocht om een overzicht van de vordering en de wijze waarop de verdeling zou plaatsvinden.

c)      De collega –gerechtsdeurwaarder is hiermee akkoord gegaan zodat de gerechtsdeurwaarder eerste beslagleggend gerechtsdeurwaarder is geworden. De gerechtsdeurwaarder is hierna de inhoudingen gaan verdelen.

d)     Bij brief van 4 juni 2009 heeft de toenmalige advocaat van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder de hoogte van haar vordering meegedeeld met het verzoek tot spoedige betaling over te gaan, omdat klaagster geheel afhankelijk was van de alimentatie.

e)      Op 17 juni 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de advocaat een opgave van de verdeling gedaan. Uit die brief blijkt dat de gerechtsdeurwaarder maandelijks een bedrag van € 1.890 wordt ontvangen. Uit de brief blijkt voorts dat 34 % van het ontvangen geld is bestemd voor een ander dossier en 66 % voor klaagster.

f)       Eveneens bij brief van 17 juni 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster meegedeeld dat hij op dat moment na aftrek van de verdeelkosten € 3.857,08 had ontvangen, waarvan hij het voor klaagster bestemde percentage, zijnde 51% van het bedrag ten gunste van klaagster zou boeken.

g)      Bij brief van 4 maart 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder het door hem onder [     ] gelegde beslag opgeheven.

2. De klacht

Verkort samengevat en in hoofdzaak verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij te weinig uit het door hem onder [     ] gelegde beslag aan haar wordt afgedragen. Ook heeft zij nooit een duidelijk overzicht ontvangen. Na het verzoek van haar advocaat om maandelijks af te dragen heeft zij iedere maand moeten smeken om haar geld. Er werd dan uiteindelijk wel geld overgemaakt maar klaagster heeft nooit een overzicht van de geïncasseerde en afgedragen gelden gekregen. Pas nadat zij hierover had geklaagd, vernam klaagster dat er een nieuwe schuldeiser was bijgekomen. Ook heeft zij geen fatsoenlijk overzicht van de gerechtsdeurwaarder gekregen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. In de periode augustus 2009 konden door hem, althans door zijn medewerkers, geen gelden worden overgemaakt door zijn afwezigheid. Volgens de voorschriften is hij als enige bevoegd tot het tekenen van betalingsopdrachten. Door een medewerkster is een collega van een kantoor waarmee de gerechtsdeurwaarder samenwerkt gevraagd om een bedrag van € 1.400,00 aan klaagster over te maken. Helaas is deze tussentijdse afdracht te lang blijven liggen. Door een medewerker is steeds aan klaagster uitgelegd dat de voor haar gereserveerde gelden ook aan haar worden afgedragen. In die gesprekken is duidelijk uitgelegd welk bedrag er in kas was en welk bedrag er nog te betalen openstond. Het komt de gerechtsdeurwaarder voor dat klaagster de bedragen direct doorgestort wil hebben, maar dat is haast niet mogelijk, daar de gerechtsdeurwaarder alle tussentijdse afdrachten door middel van zijn automatiseringspakket verwerkt. Op de wijze als door klaagster gewenst zou dat betekenen dat dit door de gerechtsdeurwaarder dagelijks gedaan zou dienen te worden. Dat is een vrij zware belasting voor zijn kantoor. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij een bedrag van € 13.628,94 aan klaagster doorgestort. De gerechtsdeurwaarder heeft naar zijn bijlage vier verwezen. Uit die productie blijkt volgens hem welke bedragen wanneer zijn doorgestort.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen.

Het gerechtsdeurwaarderskantoor van [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. De aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder [     ] heeft zich opgeworpen als beklaagde en werd als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder op grond van het bepaalde in artikel 7 van de Administratieverordening er onder meer voor zorg dient te dragen dat er maatregelen worden genomen die waarborgen dat het juiste bedrag tijdig aan de rechthebbende wordt uitgekeerd. In de toelichting op dit artikel staat vermeld dat het daarbij gaat om een tijdige betaling, wat in het algemeen een betaling ten behoeve van de opdrachtgever binnen 1 tot 2 weken na ontvangst van de gelden met zich mee zal brengen.

4.4 Uit de stukken en de behandeling ter zitting is de Kamer gebleken dat het automatiseringssysteem van de gerechtsdeurwaarder automatisch een reservering voor kosten maakte terwijl dat in het geval van klaagster niet nodig was. Daarnaast is een verkeerd verdelingspercentage gehanteerd, in plaats van 66% werd 50,1 % afgedragen. Hierdoor werd in eerste instantie en met een te ruime tussenperiode de eerste maanden te weinig aan klaagster afgedragen.

4.5 Dat acht de Kamer in strijd met het daaromtrent in de Administratieverordening bepaalde en daarom tuchtrechtelijk laakbaar. Klaagster was van de betalingen afhankelijk voor haar levensonderhoud. Zeker bij alimentatie is het van belang dat er zo spoedig mogelijk wordt afgedragen. Er werd maandelijks een behoorlijk bedrag geïncasseerd en dan moet er ook maandelijks worden afgedragen. Dat de gerechtsdeurwaarder een maand afwezig was en er gedurende die periode geen betalingen konden worden verricht komt voor zijn rekening en risico. Dat het automatiseringssyteem van de gerechtsdeurwaarder ten onrechte automatisch kosten inhield, komt naar vaste jurisprudentie eveneens voor rekening en risico van de gerechtsdeurwaarder. De klacht is terecht voorgesteld.

4.6 Voor het overige is niet van tuchtrechtelijk laakbaar handelen gebleken. Niet gebleken is dat er nog een vordering was waar klaagster niet vanaf wist.

Het betrof hier een vordering op de ex-echtgenoot van klaagster waarvoor de gerechtsdeurwaarder eveneens beslag onder [     ] had gelegd. Uit de stukken blijkt ook dat de advocaat van klaagster een overzicht van de geïncasseerde en afgedragen gelden heeft gekregen.

4.7 Naar het oordeel van de Kamer is de klacht daarom terecht voorgesteld en dient deze grond te worden verklaard. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht dat er de eerste maanden te weinig en te traag aan klaagster is afgedragen gegrond;

-                     legt de gerechtsdeurwaarder daarvoor de maatregel van berisping op;

-                     verklaart de overige klachten ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.