ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0522 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.147

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0522
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 31-12-2010
Zaaknummer(s): GDW2010.147
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Opdracht te beperkt opgevat en onjuist advies met betrekking tot verjaring van dwangsommen. De klachten worden gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 147.2010 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

vertegenwoordigd door [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 25 februari 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 4 maart 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2010 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 28 oktober 2010 de ter zitting toegezegde gespreksnotitie van 17 september 2008 nagezonden.

De uitspraak is bepaald op 7 december 2010.

Gronden van de beslissing

1. De feiten

a)      Ten gunste van een cliënte van klaagster is op 11 februari 2008 een vonnis gewezen. De wederpartij van de cliënte van klaagster (hierna: de debiteur) is daarbij onder meer veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en afgifte van loonstroken binnen drie maanden na betekening van het vonnis, dit laatste op straffe van verbeurte van een dwangsom.

b)      Op 12 februari 2008 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder opgedragen het vonnis te betekenen en te executeren. Bij exploot van 22 februari 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan de debiteur betekend met bevel tot betaling van een geldsom en bevel tot afgifte van salarisstroken en met aanzegging dat bij niet voldoening aan het bevel tot afgifte een dwangsom zou worden verbeurd van € 25,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.

c)      De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van de debiteur executoriale derdenbeslagen gelegd. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster maandelijks overzichten van de stand van zaken gestuurd.

d)       Bij e-mail van 23 april 2008 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder erop gewezen dat haar cliënte nog geen loonstroken had ontvangen. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht of hij dit wellicht zou kunnen opnemen in het dossier. Toen bleek dat de beslagen niet tot het gewenste resultaat leidden, heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht over te gaan tot beslag op roerende zaken.

e)       Op 17 september 2008 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder laten weten dat de geplande beslaglegging roerende zaken geen doorgang behoefde te vinden. Een door de gerechtsdeurwaarder van dat gesprek opgemaakte telefoonnotitie bevat de navolgende tekst :"klant ad lijn. beslag hoeft geen doorgang te vinden. Alles is voldaan. En what about the aanzegging dwangsommen? Moet dat nog. Na overleg liet mevr. van [     ] mij weten dat dat voorlopig niet hoeft. De zaakbehandelaar is op vakantie en komt begin okt terug en dan lat zij ons weten of wij dat alsnog moeten doen. Prima."

f)       Op 3 oktober 2008 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat zij twee betalingen van de werkgever had ontvangen en dat de dwangsom nog betaald diende te worden. Op 8 oktober 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster uitgelegd dat de dwangsom naar zijn oordeel was verjaard.

g)      Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk gesteld voor schade. Zij heeft de rekening van de gerechtsdeurwaarder ad € 1.020,86 ten behoeve van haar cliënte zelf voldaan. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de gerechtsdeurwaarder heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

2. De klacht

2.1 Verkort samengevat en in hoofdzaak verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat deze op eigen initiatief de opdracht heeft beperkt tot het executeren van het achterstallig loon en daarmee de mogelijkheid tot het innen van de dwangsom heeft laten verjaren. Klaagster stelt dat zij opdracht heeft gegeven tot executie van het gehele vonnis, dus inclusief de dwangsommen. Vanaf dat moment was het de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder om alles in het werk te stellen om de executie mogelijk te maken en de verjaring van de dwangsommen te stuiten, dan wel klaagster erop te wijzen dat de verjaringstermijn zou gaan verstrijken. Volgens klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder hierdoor in strijd gehandeld met de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

2.2 De gerechtsdeurwaarder is onzorgvuldig omgegaan met de verjaringstermijnen en heeft klaagster hiervan niet op de hoogte gesteld. Klaagster stelt dat zij door deze gang van zaken schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Haar cliënte heeft geweigerd om de kosten voor de werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder te betalen, die klaagster conform de afspraak aan haar heeft doorberekend. Klaagster heeft daarom de rekening van de gerechtsdeurwaarder voldaan.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klaagster hem apart had moeten opdragen over te gaan tot inning van de dwangsommen. Hij behoefde dat niet uit de opdracht af te leiden. In de praktijk van alle dag worden dwangsommen zeker bij een zaak als deze, waarbij de debiteur bij verstek veroordeeld is, niet altijd daadwerkelijk gevorderd. Partijen proberen meestal alsnog tot overeenstemming te komen. Dat is hier ook gebeurd. De opdracht tot inning van de dwangsommen is pas verstrekt toen de dwangsommen al verjaard waren. Klaagster is nooit van plan geweest om de dwangsommen te innen. Tijdens de onderhandelingen zijn deze ook niet aan de orde geweest, omdat klaagster aan de gerechtsdeurwaarder na de onderhandelingen heeft meegedeeld, op 17 september 2008, dat “alles” was betaald. Ook uit overzichten de stand van zaken heeft klaagster steeds kunnen opmaken welke bedragen werden gevorderd en welke niet, aldus de gerechtsdeurwaarder.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft verder aangevoerd dat de opdracht luidde om zo spoedig mogelijk het vonnis te betekenen en in dien nodig eventuele executiemaatregelen te treffen. De gerechtsdeurwaarder bestrijdt dat uit de gegeven opdracht had moeten worden afgeleid dat de dwangsommen daadwerkelijk gevorderd moesten worden.

4.4 Naar het oordeel van de Kamer kan de gerechtsdeurwaarder in dit laatste standpunt niet worden gevolgd. Uit het ter zitting overgelegde exploot van betekening van het vonnis blijkt immers dat er bevel is gedaan tot afgifte van de loonstroken met aanzegging dat indien aan dat bevel niet zou worden voldaan een dwangsom verbeurd zou worden. Hieruit kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder zich bij het geven van de opdracht heeft gerealiseerd dat de mogelijkheid bestond dat op enig moment de dwangsommen gevorderd zouden moeten worden.

4.5 Uit de tekst van de door klaagster aan de gerechtsdeurwaarder verzonden email van 23 april 2008, een mededeling van klaagster van 15 september 2008 dat de dwangsom wel geïncasseerd kan worden en het op 17 september 2008 met een medewerkster van de gerechtsdeurwaarder gevoerde gesprek, had de gerechtsdeurwaarder kunnen afleiden dat de aangezegde dwangsom nog niet was prijsgegeven. In onderlinge samenhang en verband bezien had dit naar het oordeel van de Kamer voor de gerechtsdeurwaarder aanleiding moeten zijn klaagster erop te wijzen dat het risico bestond dat de dwangsom zou verjaren of een brief moeten schrijven aan de debiteur waarmee de verjaring zou worden gestuit.

4.6 De Kamer heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat indien een dwangsom per dag wordt opgelegd met daaraan verbonden een bepaald maximum, op grond van rechtspraak van de Hoge Raad alle dwangsommen eerst zijn verjaard een half jaar nadat de laatste dwangsom wordt verbeurd. Op het moment dat aan klaagster is medegedeeld dat de dwangsommen waren verjaard, was dit dus nog niet het geval.

4.7 Naar het oordeel van de Kamer is de klacht daarom terecht voorgesteld en dient deze gegrond te worden verklaard. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.