ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0519 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWschorsing2010.732II

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0519
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 31-12-2010
Zaaknummer(s): GDWschorsing2010.732II
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Schorsing
Inhoudsindicatie: Verzoek tot verlenging van een schorsing ex arikel 38 van de Gerechtsdeurwaarderwet. Het verzoek wordt toegewezen. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 december 2010 zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 734.2010 in de zaak van:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ], advocaat te [     ].

Verloop van de procedure

Bij beslissing van 16 november 2010 heeft de Kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van art. 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet geschorst tot aan de datum van uitspraak op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 3 december 2010, met bijlage, heeft klaagster een verzoek tot verlenging van de schorsing ingediend. Het verzoek is op 6 december 2010 per email verzonden naar de advocaat van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft op dezelfde datum een reactie gezonden naar de secretaris van de Kamer. De Kamer heeft op haar verzoek een afschrift van na te noemen e-mail-bericht van 22 november 2010 ontvangen van de KBvG. De gerechtsdeurwaarder is de geadresseerde van het e-mail-bericht en beschikt derhalve reeds over dat bericht.

Bij separate beslissing van 7 december 2010 met nummer 734.2010 heeft de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders op klacht van eveneens het Bureau Financieel Toezicht de gerechtsdeurwaarder de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd.

2. Het verzoek

2.1 Aan het verzoek tot verlenging van de schorsing heeft klaagster ten grondslag gelegd dat de aan gerechtsdeurwaarder bij beslissing van 16 november 2010 opgelegde schorsing vervalt op het moment dat de beslissing in de hoofdzaak is uitgesproken, in dit geval op 7 december 2010. Ter voorkoming van eventuele misverstanden over de duur van de schorsing en ter vermijding van lacunes, dient de schorsing te worden verlengd totdat een eventueel op te leggen maatregel ten uitvoer zal worden gelegd. De Kamer heeft de bevoegdheid om de voorlopige beslissing te verlengen voor ten hoogste zes maanden of totdat een beslissing tot voordracht tot ontslag onherroepelijk is geworden. Voor de verdere onderbouwing van het verzoek verwijst klaagster naar de door haar ter zitting van 9 november 2010 overgelegde pleitnota.

2.2 Voorts heeft klaagster aangevoerd dat de KBvG haar op 1 december 2010 heeft geïnformeerd dat de KBvG aangifte van een poging tot verduistering heeft gedaan tegen de gerechtsdeurwaarder op grond van het feit dat de gerechtsdeurwaarder gedurende de schorsing opdrachten aan de bank zou hebben gegeven tot het overboeken van gelden van zijn derdengeldrekening naar zijn kantoorrekening. De KBvG heeft dit ontdekt doordat een e-mail van [     ] 2010 van de bank aan de gerechtsdeurwaarder, “cc” naar haar was gestuurd. Klaagster verzoekt ook daarom de aan de gerechtsdeurwaarder opgelegde schorsing te verlengen.

3. Het verweer

3.1 De gerechtsdeurwaarder betwist dat hij enig strafbaar feit zou hebben gepleegd en stelt dat hij enkel bij de bank heeft geïnformeerd waarom ineens al zijn rekeningen zonder vooraankondiging waren geblokkeerd. De bank heeft eerst toen de gerechtsdeurwaarder laten weten dat die blokkade op verzoek van de KBvG had plaatsgevonden. De waarnemer van de gerechtsdeurwaarder heeft niet geconstateerd dat er sprake zou zijn geweest van een poging tot verduistering, hetgeen kan blijken uit zijn eindverslag.

4. Beoordeling van het verzoek

4.1 Bij de beoordeling van dit verzoek geldt als uitgangspunt dat de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders bevoegd is, een gerechtsdeurwaarder tegen wie een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd, in afwachting van een beslissing hierover te schorsen voor een periode van ten hoogste zes maanden. De Kamer kan deze periode eenmaal verlengen voor een periode van ten hoogste zes maanden of totdat een beslissing tot voordracht tot ontslag onherroepelijk is geworden. De gerechtsdeurwaarder is op deze grond al geschorst bij beslissing van 16 november jl.

4.2 Gelet op de beslissing van heden, waarbij aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van ontzetting uit het ambt is opgelegd wegens ernstige gedragingen gepleegd in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en daaruit voortvloeiende verordeningen en regels, wordt het ongewenst geacht dat door de schorsende werking van een naar verwachting volgend hoger beroep, de gerechtsdeurwaarder zijn werkzaamheden zou kunnen hervatten. De Kamer acht reeds daarom een verlenging van de voorlopige schorsing op zijn plaats, totdat een beslissing tot voordracht tot ontslag onherroepelijk is geworden. Op grond van het bepaalde in artikel 52 lid 2 sub b van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt aan een gerechtsdeurwaarder bij koninklijk besluit ontslag verleend “op een onherroepelijke beslissing tot ontzetting uit het ambt als bedoeld in artikel 43 tweede lid onderdeel e”.

4.3 De Kamer heeft kennis genomen van de mededeling van de KBvG dat zij aangifte van poging tot verduistering heeft gedaan tegen de gerechtsdeurwaarder, alsmede van de e-mail van de bank van 22 november 2010 aan de gerechtsdeurwaarder, luidend – voor zover van belang- als volgt:

Wij hebben er goede nota van genomen dat u onze bank ertoe tracht te bewegen u te laten beschikken over derdengeldrekening(en) van uw kantoor.(…) Ofschoon u daarop gewezen bent blijft u onze bank manen de derdengeldenrekening(en) te deblokkeren. Het formele juridische standpunt van onze bank is dat u geschorst bent en dat u uw functie als gerechtsdeurwaarder niet mag noch kunt uitoefenen. Dit houdt in dat u niet meer bevoegd bent te beschikken over de betreffende derdengeldrekening(en). Wij zijn dan ook geenszins bereid aan uw opdracht tot overboeking van het saldo van uw derdengeldrekening (nb: naar uw kantoorrekening) gehoor te geven.(…)”.

4.4 Naar het oordeel van de Kamer bestaat er op grond van voormelde mededeling omtrent de gedane aangifte en de tekst van het e-mail-bericht een ernstig vermoeden dat de gerechtsdeurwaarder gedurende de periode waarin hij is geschorst, één van de in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd. Ook die omstandigheid vormt grond voor verlenging van de schorsing.

4.5 Op grond van het voorgaande bestaat er n aar het oordeel van de Kamer voldoende aanleiding om de verlenging van de schorsing aanstonds, dat wil zeggen zonder dat de gerechtsdeurwaarder nog gelegenheid krijgt voor een nadere (mondelinge of schriftelijke) reactie, toe te wijzen. Nog daargelaten de vraag of de wet voorschrijft dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaande aan een beslissing tot verlenging nogmaals moet worden gehoord, overweegt de Kamer dat daar, gezien de ernst van het een en ander, geen plaats voor is.

5. Derhalve wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          Verlengt de aan de gerechtsdeurwaarder bij beslissing van 16 november 2010 opgelegde schorsing vanaf de datum van deze uitspraak totdat een beslissing tot voordracht tot ontslag onherroepelijk is geworden in de zin van de Gerechtsdeurwaarderswet.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en M. Colijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep schorst de beslissing waartegen het is gericht niet.