ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0518 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet2010.606

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0518
Datum uitspraak: 23-11-2010
Datum publicatie: 31-12-2010
Zaaknummer(s): GDWverzet2010.606
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De beslissing van de voorzitter wordt vernietigd en de klacht, het leggen van een onterecht beslag en het aanzeggen van een te hoog bedrag aan verbeurde dwangsommen, wordt gegrond verklaard. De gerechtsdeurwaarders wordt de maatregel van berisping opgelegd

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 23 november 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 606.2010 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ], [     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 augustus 2010 (zaaknummer 287.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagden ingediende klacht. Bij brief van 11 augustus 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 17 augustus 2010 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2010. Klaagster is verschenen bij haar gemachtigde (vergezeld door diens echtgenoot). Namens de gerechtsdeurwaarders is hun gemachtigde verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 november 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarders hebben beslag gelegd zonder dat daaraan een titel ten grondslag lag. Afgezien daarvan was de beslaglegging gelet op de omvang van het verschuldigde bedrag aan BTW buitensporig. De executierechter heeft het beslag daarom terecht opgeheven.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders, kort samengevat, dat deze ten onrechte beslag hebben gelegd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders niet in strijd hebben gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Gebleken is dat tussen de procespartijen, waarvan klaagster er één was, in een aan de bemoeienis van de gerechtsdeurwaarders voorafgaande procedure, nadat tussen hen op 30 december 2009 een vonnis was gewezen, een nadere vaststellingsovereenkomst is gesloten op 27 mei 2010. Die vaststellings-overeenkomst behelsde de afspraak dat geen aanspraak zou worden gemaakt op de in het vonnis opgenomen dwangsommen en de levering van de volledige oogst, indien een bedrag van € 150.000,00 te vermeerderen met BTW zou worden betaald.

In de vaststellingsovereenkomst is opgenomen: “partij (…) zal binnen 14 dagen een BTW-factuur voor de knollen sturen waarin de prijs voor de knollen wordt bepaald op € 150.000,00 en de BTW op € 9.000,- (6%)” Het bedrag van € 150.000,00 is tijdig betaald. Met betrekking tot de verschuldigde BTW heeft klaagster zich op het standpunt gesteld dat alvorens die BTW werd betaald en onder verwijzing naar daaraan conforme wetsbepalingen, daarvoor nog (apart) gefactureerd moest worden. Uit de aan de gerechtsdeurwaarders verleende opdracht, die ter zitting is overgelegd, is gebleken dat zij beslag dienden te leggen voor € 125.000,00 aan verschuldigde dwangsommen omdat de vaststellingsovereenkomst niet was nagekomen. Nu er tussen de betrokken partijen een vaststellingsovereenkomst bestond, kon het eerdere vonnis niet worden geëxecuteerd en bestond er derhalve geen titel voor de verbeurte van dwangsommen. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen om hun opdrachtgever dienovereenkomstig te informeren. Bovendien hebben zij aanvankelijk ook voor een veel te hoog bedrag verbeurde dwangsommen aangezegd en vervolgens voor een disproportioneel en te hoog bedrag beslag gelegd. De nog verschuldigde BTW bedroeg € 9.000,00 en er is voor € 125.000,00 beslag gelegd. De gerechtsdeurwaarders hebben derhalve naar het oordeel van de Kamer onzorgvuldig gehandeld. Dit onzorgvuldig handelen was, gelet op de mogelijke gevolgen van beslaglegging voor dergelijke hoge bedragen, dermate ernstig dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtdeurwaarders. Het verzet is dan ook gegrond, de beschikking van de voorzitter van de kamer zal worden vernietigd en de klacht van klaagster is gegrond.

6.2 Gelet op de ernst van het verwijt dat de gerechtsdeurwaarders te maken valt kan niet worden volstaan met de enkele gegrondverklaring van de klacht. De Kamer acht na te melden maatregel op zijn plaats.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.