ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0516 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet2010.360

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0516
Datum uitspraak: 23-11-2010
Datum publicatie: 31-12-2010
Zaaknummer(s): GDWverzet2010.360
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De beslissing van de voorzitter wordt vernietigd. Van de negen klachtonderdelen wordt er een gegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 

Beslissing van 23 november 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 360.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 20 april 2010 (zaaknummer 38.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 26 april 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 10 mei 2010 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2010. Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 november 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Volgens klager heeft de voorzitter negen klachten gereduceerd tot één klacht. De feiten zijn veel te summier omschreven en ook de beoordeling is niet juist. De voorzitter heeft zijn klacht niet zorgvuldig behandeld.  

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze:

1)      brieven niet heeft beantwoord;

2)      bij herhaling te hoge incassokosten heeft berekend en dat heeft geprobeerd te maskeren door het voeren van een onduidelijke administratie;

3)      erg onzorgvuldig heeft gehandeld door bij herhaling ongeoorloofde druk uit te oefenen door het willen incasseren van onterechte vorderingen. Hierdoor is in strijd gehandeld met de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders;

4)      facturen die al betaald waren onterecht als vorderingen heeft opgevoerd;

5)      bewust onjuistheden in een exploot heeft vermeld;

6)      bewust een inadequate administratie voert en daarmee bijvoorbeeld voor één zaak drie dossiers aanlegt om zodoende de kosten te kunnen opvoeren;

7)      niet heeft gereageerd op facturen en aanmaningen;

8)      geen rekening wil houden met de privacy van klager. De vordering betreft ziektekosten. Teneinde inzage te kunnen krijgen in de juistheid van de vordering dient klager vragen te kunnen stellen aan zijn schuldeiser, de ziektekostenverzekeraar, de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Deze verzekeraar verstrekt echter geen inlichtingen en de gerechtsdeurwaarder werkt daaraan mee. Vanwege de aard van de vordering kan klager teneinde zijn privacy niet te schaden, daarover geen vragen stellen aan de gerechtsdeurwaarder;

9)      met de opdrachtgever heeft samengespannen om klager te beletten om een klacht in te dienen bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is, omdat de gerechtsdeurwaarder de stellingen van klaagster gemotiveerd heeft betwist en klaagster gelet op dat verweer onvoldoende aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Klager is van oordeel dat de voorzitter in zijn beslissing de klacht niet volledig heeft weergegeven. De Kamer volgt klager in dit opzicht en zal het verzet tegen de beslissing van de voorzitter op dit punt dan ook gegrond verklaren.

6.2 De Kamer komt vervolgens toe aan de behandeling van de klacht. De Kamer acht het eerste onderdeel van de klacht gegrond. Ter zitting is gebleken dat de brief van klager van 7 augustus 2008 door de gerechtsdeurwaarder niet inhoudelijk is beantwoord. In plaats daarvan is door de gerechtsdeurwaarder op 20 augustus 2008 een nieuwe incassobrief verstuurd. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder op dit onderdeel van de klacht was dus niet juist. In het algemeen gesproken dienen gerechtdeurwaarders brieven te beantwoorden, behalve als deze een herhaling van standpunten bevatten. Naar aanleiding van deze brief van klager had van de gerechtsdeurwaarder wel een inhoudelijke reactie verwacht mogen worden.

6.3 Klager heeft niet aangetoond dat de gerechtsdeurwaarder de buitengerechtelijke incassokosten heeft berekend op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm.

6.4 Klager heeft niet onderbouwd op welke wijze de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

6.5 Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder met betalingen van klager geen rekening heeft gehouden.

6.6 Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder exploten heeft opgesteld op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. Klager doelt hiermee kennelijk op de dagvaarding waarin de gerechtsdeurwaarder de gevorderde vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten heeft onderbouwd met de stelling dat daarvoor onder ander onderhandelingen zijn gevoerd. Klager kan zijn bezwaren hiertegen in de procedure bij de kantonrechter naar voren brengen. Dat de gerechtsdeurwaarder hier bewust over heeft gelogen is niet gebleken.

6.7 Klager heeft niet duidelijk gemaakt waar precies zijn zesde klachtonderdeel op ziet.

6.8 Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder klager niet adequaat heeft geïnformeerd en bewust niet heeft gereageerd op stukken van klager.

6.9 Indien een schuldenaar een vordering betwist dan dient een gerechtsdeurwaarder de bezwaren tegen de vordering voor commentaar aan zijn opdrachtgever, in casu

[     ], toe te sturen. Indien de opdrachtgever bij haar standpunt blijft dat van een vordering sprake is dan kan dat de gerechtsdeurwaarder niet verweten worden. Niet gebleken is dat het verweer van klager niet is teruggekoppeld aan [     ]. Indien [     ] zich op het standpunt heeft gesteld met klager verder niet meer in discussie te gaan, ook omdat de vordering nu eenmaal uit handen is gegeven, kan klager dat evenmin aan de gerechtsdeurwaarder verwijten. Hij kan bij de kantonrechter verweer voeren tegen de vorderingen. Overigens heeft [     ] wel degelijk gereageerd op bezwaren van klager tegen de vordering.  

6.10 Het laatste onderdeel van de klacht is inderdaad weinig concreet, zoals door de gerechtsdeurwaarder is gesteld. Indien klager hiermee bedoelt dat hij het er niet mee eens is dat [     ] pas bereid is de incassoprocedure op te schorten indien zij bericht ontvangt van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering, en de gerechtsdeurwaarder dus doorgaat met zijn werkzaamheden die hem zijn opgedragen, dan kan klager dat evenmin aan de gerechtsdeurwaarder verwijten.

7. Al met al acht de Kamer de klacht op een klein onderdeel na ongegrond. De kamer ziet, gelet op het geringe verwijt dat de gerechtdeurwaarder uiteindelijk valt te maken, geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond voor zover deze ziet op het niet beantwoorden van een brief van klager van 7 augustus 2008;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-        ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.