ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0507 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWschorsing2010.734

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0507
Datum uitspraak: 16-12-2010
Datum publicatie: 30-12-2010
Zaaknummer(s): GDWschorsing2010.734
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Schorsing
Inhoudsindicatie: Schorsing ex artikel 38 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Het verzoek wordt toegewezen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 november 2010 zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 734.2010 in de zaak van:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

(hierna ook: het BFT)

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigden: [     ] en [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde mr. [     ], advocaat te [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief van 11 oktober 2010, ingekomen op 12 oktober 2010, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 november 2010, alwaar de gemachtigden van klager en de gerechtsdeurwaarder vergezeld door zijn advocaat zijn verschenen.

Ter zitting heeft klager verzocht om de gerechtsdeurwaarder in afwachting van een beslissing op de klacht te schorsen.

Van de behandeling ter terechtzitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak op dit verzoek is nader bepaald op 16 november 2010.

2. De klacht

2.1 Op gronden als nader in het klaagschrift omschreven verwijt klager de gerechtsdeurwaarder verkort samengevat dat de gerechtsdeurwaarder;

a)      zijn administratie niet op orde heeft is waardoor de bewaringspositie niet te bepalen is;

b)      klager heeft misleid met betrekking tot een op 26 maart 2010 gedane opgave van de bewaringspositie op dat moment;

c)      van 1 januari 2010 tot 21 april 2010 een bewaringstekort heeft gehad en op dit punt sprake is van recidive;

d)     een lening heeft afgesloten voor een bedrag van € 600.00,00 bij een externe investeerder en geen informatie heeft gegeven onder welke voorwaarden deze lening is afgesloten.

2.2 Aan het verzoek tot schorsing heeft klager ten grondslag gelegd dat bij een (eventueel) door de Kamer op te leggen maatregel de druk op de gerechtsdeurwaarder zal toenemen om het geleende geld direct terug te betalen. Aangezien de gerechtsdeurwaarder in het verleden aanzienlijke bewaringstekorten heeft laten ontstaan, klager heeft misleid en onduidelijkheid laat bestaan over een belangrijke geldlening, acht klager het risico groot dat de derdengelden niet beschikbaar blijven op de kwaliteitsrekening.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Ter zitting heeft hij aangevoerd dat er geen enkele aanleiding is voor toewijzing van het schorsingsverzoek. Voor het geval de Kamer toch overweegt het verzoek toe te wijzen heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om een ruime interpretatie te geven aan het bepaalde in lid 6 van artikel 38 van de Gerechtsdeurwaarderswet.  Met de ruime interpretatie beoogt de gerechtsdeurwaarder te bereiken dat het tegen de schorsingbeslissing in te stellen hoger beroep de beslissing waartegen het is gericht schorst.

4. Beoordeling van het verzoek

4.1 Bij de beoordeling van dit verzoek geldt als uitgangspunt dat de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders bevoegd is, een gerechtsdeurwaarder tegen wie een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd, in afwachting van een beslissing hierover te schorsen voor een periode van ten hoogste zes maanden. Blijkens de memorie [1] van toelichting op artikel 30 (thans 38) van de Gerechtsdeurwaarderswet kan, ingeval er ernstige bezwaren tegen een gerechtsdeurwaarder zijn gerezen, het aangewezen zijn hem met onmiddellijke ingang te schorsen teneinde het aanzien van het ambt te beschermen. Het betreft hier een autonome bevoegdheid van de Kamer. Een schorsing heeft alleen betrekking op de ambtelijke taken (art. 50 Gdw). Met betrekking tot de niet-ambtelijke werkzaamheden heeft de schorsing geen effect [2] .

4.2 D e Kamer is van oordeel dat op grond van de door het BFT en de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken en hetgeen ter zitting over en weer is aangevoerd, een en ander bezien in samenhang met de voorlopig als zeer risicovol te bestempelen geldlening als vermeld in de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte schuldbekentenis, een ernstig vermoeden is gerezen dat hij één van de in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd. Naar het oordeel van de Kamer bestaat er daarom voldoende aanleiding de gerechtsdeurwaarder te schorsen in afwachting van de beslissing op de klacht die op 7 december 2010 zal worden gegeven.

4.3 De Kamer zal geen toepassing geven aan de door de gerechtsdeurwaarder verzochte interpretatie van het bepaalde in artikel 38 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De aard van de op te leggen ordemaatregel staat daaraan in de weg.

Immers het effect van de maatregel zou nihil zijn indien de schorsing door het enkele instellen van een rechtsmiddel ongedaan zou kunnen worden gemaakt.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          schorst de gerechtsdeurwaarder met ingang van heden tot aan de datum van de beslissing op de klacht.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en M. Colijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep schorst de beslissing waartegen het is gericht niet.


[1] MvT II, vergaderjaar 1991 – 1992, 22 775 nr. 3 p. 23

[2] MvT II, vergaderjaar 1991 – 1992, 22 775 nr. 3 p. 24