ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0502 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet2010.319

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0502
Datum uitspraak: 02-11-2010
Datum publicatie: 30-12-2010
Zaaknummer(s): GDWverzet2010.319
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Omdat op een onderdeel van de klacht niet was beslist, wordt de beslissing van de voorzitter vernietigd. De klacht wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 november 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 20 april 2010 met nummer 95.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 319.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van  21 april 2010 aan klager verzonden.

Bij brief van 23 april 2010 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 september 2010, waar partijen beide niet zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 november 2010.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat niet is beslist op zijn klacht dat hij onnodig lastig wordt gevallen over een vordering die hij al heeft betaald. Voorts beklaagt hij zich over de slordige werkwijze van de gerechtsdeurwaarder. Ter onderbouwing van die stelling verwijst klager naar het gestelde in het, door de gerechtsdeurwaarder bij het verweerschrift in deze zaak meegezonden, verweerschrift in de zaak met nummer 650.2009.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager dat hij op 3 februari 2010 een brief heeft ontvangen van de gerechtsdeurwaarder die is gedagtekend 25 januari 2010. Daar zit een termijn van 9 dagen tussen. Tevens staat nooit een naam of een handtekening op de brieven zodat niemand weet waar de brieven vandaan komen. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder hem lastig te vallen met een vordering waarvan hij kan aantonen dat die al is voldaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft omtrent de vraag of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder overwogen voor zover hier van belang:

‘ 4.3 Dat is niet het geval. Het is niet aan de tuchtrechter te beoordelen of een tegen klager ingestelde vordering terecht is of niet. De beoordeling daarvan is voorbehouden aan de gewone rechter.

4.4 Gesteld noch gebleken is welk nadeel klager heeft ondervonden van het feit dat een op 25 januari 2010 geschreven brief door hem eerst op 3 februari 2010 is ontvangen. Dat in de brieven geen naam of handtekening wordt vermeld doet niets af aan het feit dat door de naamsvermelding van het kantoor en verdere op de brief voorkomende gegevens het glashelder is dat de brief afkomstig is van het kantoor [     ] . Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is in dat opzicht niet gebleken.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.2 Klagers verzet is in zoverre gegrond dat de voorzitter niet heeft beslist op de klacht dat de gerechtsdeurwaarder klager onnodig lastig blijft vallen. Dit betekent dat de Kamer de klacht, en met name dit klachtonderdeel in deze procedure zal behandelen.

6.3 In het klachtschrift van 4 februari 2010 stelt klager dat zijn klacht gaat over de maandpremie van de periode 1 tot en met 30 november 2008.

Bij het verzetschrift voegt klager een brief van de gerechtsdeurwaarder van 8 oktober 2009 met betrekking tot een achterstand bij [    ]. Op de bijgevoegde acceptgiro staat als betalingskenmerk [     ] . Uit het bij het verzetschrift gevoegde bankafschrift blijkt dat van klagers bankrekening op 29 oktober 2009 i.v.m. acceptgiro [     ] een bedrag van € 74,22 is afgeschreven. Uit het enkele feit dat toen een bedrag is overgemaakt aan [    ] blijkt niet zonneklaar dat de gerechtsdeurwaarder klager onnodig lastigvalt over de vordering van [    ], zoals door klager gesteld. Het valt immers niet uit te sluiten dat deze betaling op een andere periode ziet, zeker nu de nummers van de acceptgiro en het betalingskenmerk verschillen. Dit klachtonderdeel is derhalve niet gegrond.

6.4 Zoals de voorzitter al heeft over wogen is de (inhoudelijke) beoordeling van de vraag of de ingestelde vordering terecht is, niet aan de tuchtrechter en dient klager zich door een antwoord daarop te wenden tot de burgerlijk rechter.

6.5 Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door klager in verzet aangevoerde gronden voor het overige geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter werpen. Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, maar de klacht ongegrond

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter van 20 april 2010;

-                     verklaart de klacht alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter,

mrs. J.H. Dubois en J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing  hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.