ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0500 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet2010.293

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0500
Datum uitspraak: 02-11-2010
Datum publicatie: 30-12-2010
Zaaknummer(s): GDWverzet2010.293
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 november 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 20 april 2010 met nummer 102.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 317.2010 ingesteld door:

[     ] , wonende te [     ] ,

[     ] , wonende te [     ] , gemeente [     ] ,

[     ] , wonende te [     ] ,

[     ] , wonende te [     ] ,

klagers,

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ] ,

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter van is bij brief van 21 april 2010 aan klagers verzonden.

Bij fax van 23 april 2010 hebben klagers tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 september 2010.  Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 november 2010.

2. De gronden van het verzet

Klagers stellen in verzet – samengevat – dat zij het niet eens zijn met de uitspraak van de voorzieningenrechter te [     ] van 28 januari 2010. Met name betwisten klagers de datum waarop door hen af te leveren stukken op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder zouden zijn ontvangen. Voor het overige volharden klagers in wat zij in de oorspronkelijke klacht hebben aangevoerd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder samengevat dat mevrouw [     ] onmenselijk is behandeld tijdens het bezoek aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Klagers hebben ook bezwaar tegen de dwangsom die thans wordt ingevorderd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft omtrent de vraag of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder overwogen voor zover hier van belang:

“ 4.3 Dat is niet het geval. K lagers zijn het niet eens met het bedrag aan dwangsommen dat thans wordt gevorderd. Klagers zijn van mening dat zij ten onrechte zijn veroordeeld tot betaling van de dwangsommen. Klagers kunnen niet in deze klacht worden gevolgd. Wat door klagers wordt aangevoerd is al aan de orde geweest in een door klagers aangespannen executiegeschil tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 juni 2009. In die zaak is ook aan de orde geweest het door klagers gemaakte bezwaar met betrekking tot het van de afgifte van roerende zaken opgemaakte proces-verbaal. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 28 januari 2010 uiteindelijk geoordeeld dat klagers een bedrag van € 6.500,00 per persoon aan dwangsommen verbeurd zijn. In het kader van het tuchtrecht kan dit niet opnieuw aan de orde worden gesteld.

4.4 Dat mevrouw [     ] onmenselijk is behandeld is door klagers op geen enkele wijze onderbouwd en ook anderszins niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft dit ook bestreden. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan niet worden vastgesteld.” 

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat de postbus van zijn kantoor iedere dag wordt geleegd en dat de inhoud daarvan ook iedere dag wordt verwerkt. Aangetekende stukken worden direct nadat de melding in de postbus is ontvangen, opgehaald. Hij betwist dat de doos met daarin de paardenpaspoorten eerder dan op 6 juli 2009 op zijn kantoor is ontvangen. Tegenover deze betwisting is door klagers niets aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de gerechtsdeurwaarder de stukken eerder zou hebben ontvangen.

6.2  Mede gelet op vorenstaande is de Kamer van oordeel dat de door klagers in verzet aangevoerde gronden geen nieuwe licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter,

mrs.  J.H. Dubois en J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.