ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0497 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2010.70

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0497
Datum uitspraak: 02-11-2010
Datum publicatie: 30-12-2010
Zaaknummer(s): GDW2010.70
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Schorsing
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft naar in deze zaak blijkt in een andere klachtzaak een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. De gerechtsdeurwaarder reageert nergens op en verschijnt niet ter zitting. De klachten worden gegrond verklaard en dermate laakbaar geacht dat de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing wordt opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 november 2010 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 70.2010 ingesteld door:

[     ] ,

wonende te [     ] ,

klager,

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ] ,

beklaagde,

Verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen ingekomen op 29 januari 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           De klacht is bij brief van 1 februari 2010 doorgezonden aan de gerechtsdeurwaarder met het verzoek binnen 30 dagen een verweerschrift in te dienen.

-           Bij brief van 22 maart 2010 is de gerechtsdeurwaarder verzocht om alsnog binnen veertien dagen een verweerschrift in te zenden.

-           Bij brief van 5 mei 2010 is de gerechtsdeurwaarder uitgenodigd ter openbare terechtzitting van deze Kamer van 21 september 2010 te verschijnen.

-           Van de gerechtsdeurwaarder is geen enkele reactie ontvangen op voormelde brieven en hij is niet ter zitting verschenen.

-           Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 november 2010.

1. De feiten

In 2008 heeft klager eveneens een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder onder nummer 65.2008. Die klacht is behandeld ter zitting van 13 mei 2008 waar zowel klager als de gerechtsdeurwaarder in persoon is verschenen.

Bij beslissing van deze kamer van 24 juni 2008 is de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en gedeeltelijk ongegrond verklaard en is aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.

Klager heeft nadien ook een klacht ingediend tegen de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder in voormelde procedure (mevr. mr. [     ] , advocaat te [     ] , hierna ook: de advocaat). Die klacht is door de Raad van Discipline te [     ] bij beslissing van 2 oktober 2008 gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de advocaat is de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd. Klager heeft aan de gerechtsdeurwaarder bij brief van 26 maart 2009 een aantal vragen gesteld ten behoeve van de door hem aangespannen procedure tegen de advocaat. De gerechtsdeurwaarder heeft hier niet op gereageerd

In de door de advocaat tegen de uitspraak van de Raad voor Discipline ingestelde hoger beroepsprocedure bij het Hof van Discipline, is een e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 22 januari 2010 ingebracht.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij in een zaak waarin hij zelf is berispt, een ontlastende verklaring opstelt in een tegen zijn opdrachtgever ingediende klacht. De betreffende verklaring bevat op een aantal punten een onjuiste of onvolledige weergave van de feiten en gebeurtenissen zoals die zich hebben voorgedaan.

Klager heeft ter onderbouwing van zijn klachten het navolgende naar voren gebracht. Bij brief van 28 november 2007 is klager aangeschreven voor achterstallige betaling van € 10.756,07. Volgens berekening van de klager bedroeg die achterstand toen

€ 7.484,98. Klager heeft daarover een klacht ingediend bij de Kamer (klacht met nummer 65.2008).  Bij de behandeling van die klacht heeft de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt gesteld dat hij niet willens en wetens klager teveel wilde laten betalen, maar dat hij op basis van de toen voorliggende gegevens opgave heeft gedaan. De advocaat van executant mr. [     ] (hierna ook: de advocaat) heeft hem laten weten dat hij uit moest gaan van de situatie per 1 september 2007. Op grond van dit verweer is de klacht op dit punt ongegrond verklaard. Klager heeft vervolgens een klacht ingediend tegen de betreffende advocaat. Bij het Hof van Discipline heeft de advocaat zich op het standpunt gesteld dat zij bij de opstelling van de brief van 28 november 2007 niet betrokken is geweest. Zij heeft ter bevestiging een e-mail overgelegd van de gerechtsdeurwaarder aan haar van 22 januari 2010. In deze e-mail vermeldt de gerechtsdeurwaarder dat hij een opgave heeft gedaan die niet in overeenstemming was met de opdracht van de advocaat. Hij meldt voorts dat het laakbare gedrag omtrent berichtgeving en communicatie door zijn kantoor de advocaat niet aan te rekenen valt. Op deze grond heeft het Hof van Discipline de beslissing van de Raad van Discipline, waarbij de advocaat de maatregel van enkele waarschuwing werd opgelegd, vernietigd. Klager voelt zich de dupe van een één-tweetje tussen de gerechtsdeurwaarder en de advocaat.

Voorts heeft klager in de door hem tegen de advocaat ingediende klacht de gerechtsdeurwaarder bij brief van 26 maart 2009 een aantal vragen voorgelegd. Deze brief is nimmer beantwoord. Ook telefonische verzoeken om de gerechtsdeurwaarder te spreken te krijgen hebben er niet toe geleid dat enig contact met de gerechtsdeurwaarder tot stand is gekomen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweerschrift ingezonden en is ook niet ter zitting verschenen om de klacht te weerspreken.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen. Ter beoordeling staat of de handelswijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.2 Vooropgesteld wordt dat de Kamer uitgaat van de juistheid van het feitencomplex als door klager in zijn klacht en tijdens de zitting van 21 september jl. naar voren is gebracht omdat de gerechtsdeurwaarder ondanks rappel geen verweer heeft ingediend en ook niet ter zitting is verschenen om de klacht te weerspreken.

4.3 Vast staat dan ook dat de gerechtsdeurwaarder bij de behandeling van de klacht in 2008 aan de Kamer een andere voorstelling van zaken heeft gegeven dan in zijn e-mail van 22 januari 2010 aan de advocaat. Bij de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder in 2008 gesteld dat hij handelde op instructie van de advocaat en in zijn e-mail van 22 januari 2010 meldt hij dat hij niet gehandeld heeft in opdracht van de advocaat en voegt daar zelfs aan toe dat zijn laakbare gedrag de advocaat in deze niet valt aan te rekenen. Gevolg van deze handelwijze van de gerechtsdeurwaarder is dat de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder op dit punt ongegrond is verklaard en dat ook de klacht tegen de advocaat bij het Hof van Discipline niet gegrond is verklaard. In het midden kan blijven welke voorstelling de juiste is. Een gerechtsdeurwaarder dient als openbaar ambtenaar integer te handelen. Het in verschillende klachtprocedures een andere lezing geven van de feiten om daarmee blijkbaar te verdoezelen dat er fouten gemaakt zijn – los van de vraag of dat zijn fouten zijn of die van zijn opdrachtgever - past daar niet bij. De Kamer is dan ook van oordeel dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder. De klacht is op dit punt gegrond.

4.4 Blijkens vaste jurisprudentie mag van de gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij hem gezonden brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling (geweest) zijnde zaak binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu beantwoording van klagers brief van 26 maart 2009 is uitgebleven en de gerechtsdeurwaarder op geen enkele wijze heeft gereageerd naar klager, is ook dit onderdeel van de klacht gegrond.

4.5  De gerechtsdeurwaarder heeft zowel in deze zaak als in de eveneens op deze zitting geplande zaak met zaaknummer 36.2010 niet gereageerd. Dit was eveneens het geval in een eerder door deze Kamer behandelde zaak met nummer 779.2010. In de beslissing op die klacht van 29 juni 2010 heeft de Kamer al overwogen dat een dergelijke handelwijze in hoge mate onfatsoenlijk wordt geacht. In die zaak zijn daar nog geen consequenties aan verbonden.

4.6 Gezien de ernst van de gegronde klacht, alsmede gezien de onder 4.5 vermelde handelwijze acht de Kamer in dit geval een schorsing de enige passende maatregel. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat bedoelde handelwijze op gespannen voet staat met het doel van het tuchtrecht om in het algemeen belang een optimaal functioneren van het ambt van gerechtsdeurwaarder binnen het rechtsbestel te verzekeren.

5.  Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-     verklaart de klacht gegrond;

-     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van twee maanden, welke maatregel van kracht wordt op een na het onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer meegedeelde datum.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter,

mrs. J.H. Dubois en J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.