ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0468 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 149.2010verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0468
Datum uitspraak: 25-05-2010
Datum publicatie: 17-09-2010
Zaaknummer(s): 149.2010verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 mei 2010 inzake de beschikking van 16 februari 2010 met nummer 656.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 149.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Verloop van de procedure

Klaagster heeft op 27 oktober 2009 een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Deze klacht is als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen bij beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van 16 februari 2010.

Op 25 februari 2010 is een verzetschrift van klaagster ontvangen. Dit is doorgezonden aan de gerechtsdeurwaarder. Per e-mail van 23 maart 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld van mening te zijn dat alles reeds naar voren is gebracht, zodat hij niet ter zitting zal verschijnen.

Klaagster heeft bij brief van 16 april 2010 op voormelde e-mail gereageerd en daarbij gemeld dat ook zij niet ter zitting zal verschijnen.

Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 april 2010, waar beide partijen, zoals aangekondigd, niet zijn verschenen. Daarom is van deze behandeling geen proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 mei 2010.

[     ], die als plaatsvervangend voorzitter heeft deelgenomen aan de zitting en het daaropvolgende raadkameroverleg, is vóór de datum van deze uitspraak overleden. Daarom wordt de beslissing in zijn plaats mede gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, tevens plaatsvervangend voorzitter van deze Kamer.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij gedurende de procedure het verweerschrift niet heeft ontvangen, waardoor het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, alsmede dat de beweerde opdrachtgever [     ] aan haar heeft gemeld nooit opdracht tot tenuitvoerlegging te hebben gegeven aan de gerechtsdeurwaarder Zij heeft verzocht de gerechtsdeurwaarder tot betaling van schadevergoeding te veroordelen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

De beslissing van de voorzitter is bij brief van 17 februari 2010 aan klaagster verzonden. Het verzetschrift is binnen veertien dagen daarna ontvangen zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

Zoals vermeld in de aangehechte beschikking van de voorzitter van 16 februari 2010 verschilt klaagster met de gerechtsdeurwaarder van mening over de executie van het tegen haar gewezen vonnis van de kantonrechter te Zaandam.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht onder meer als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen omdat de gerechtsdeurwaarder slechts uitvoering heeft gegeven aan zijn in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet neergelegde plicht tot het verrichten van ambtshandelingen. Klachtwaardig handelen van de gerechtsdeurwaarder is niet gebleken.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Ingevolge artikel 39 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan de voorzitter zonder nader onderzoek – onder meer- kennelijk ongegronde klachten bij met redenen omklede beschikking afwijzen. Klaagster heeft kennis genomen van het verweerschrift en de producties daarbij, dat haar is toegezonden tegelijk met de beschikking van de voorzitter. In het verzet heeft zij, gelijk zij heeft gedaan, haar reactie kunnen geven op dat verweer en het oordeel van de voorzitter. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is dan ook geen sprake.

6.2 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft terecht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder slechts heeft voldaan aan zijn ministerieplicht en dat de vraag of de oorspronkelijke vordering al dan niet is voldaan in een tuchtrechtprocedure als deze niet aan de orde kan komen. Voorts is terecht geconcludeerd dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken.

6.3 De overige door klaagster aangevoerde gronden zijn voor het eerst in verzet gedaan. Vaste rechtspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is dat klachten niet voor het eerst in verzet kunnen worden ingediend. Deze klachten dienen daarom buiten beoordeling te blijven.

 6.4 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.