ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0466 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 168.2010verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0466
Datum uitspraak: 25-05-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 168.2010verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 mei 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 168.2010

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ], [     ] en [     ],

(toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 9 februari 2009 (zaaknummer 646.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 24 februari 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 27 februari 2010, ingekomen op 2 maart 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Klager en de gerechtsdeurwaarders hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 april 2009.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 25 mei 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat zijn klacht niet goed is bestudeerd. Hij maakt bezwaar tegen het feit dat de aan de gemeente [     ] verstrekte gegevens een zaak betrof die niet bij de beklaagde gerechtsdeurwaarders in behandeling was. Destijds is door de genoemde gerechtsdeurwaarder onrechtmatig beslag gelegd ten laste van klager en de gemeente is hiervan op de hoogte. Klager heeft ook bezwaar tegen het feit dat hij eerst door de beslissing van de voorzitter op de hoogte is gekomen van het verweer van de gerechtsdeurwaarder.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders, kort samengevat, dat deze de gemeente Groningen hebben geïnformeerd over een onrechtmatig ten laste van klager gelegd beslag.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarders als eerste beslaglegger belast zijn geweest met de verdeling van de onder het beslag vallende gelden. Op enig moment is er een schikking getroffen waardoor het door de gerechtsdeurwaarders gelegde beslag opgeheven kon worden. De gerechtsdeurwaarders hebben de gemeente hiervan op de hoogte gesteld. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de derde, de gemeente [     ], door de mededeling van de gerechtsdeurwaarders weet dat niet meer moet worden afgedragen aan de eerste beslaglegger, hier de gerechtsdeurwaarders, maar aan de gerechtsdeurwaarder die het daaropvolgende beslag heeft gelegd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft terecht overwogen dat de mededeling die de gerechtsdeurwaarders aan de gemeente hebben gedaan niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Dat klager eerst door de beschikking van de voorzitter op de hoogte is geraakt van het verweer van de gerechtsdeurwaarder kan niet tot gegrond verklaring van het verzet leiden. De procedure, als neergelegd in artikel 39 van de Gerechtsdeurwaarderswet gaat er vanuit dat de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders bij wijze van versnelde behandeling de klachten zonder nader onderzoek kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond kan verklaren.

Op grond van de memorie van toelichting op dit artikel impliceert de term “zonder nader onderzoek” dat na enig onderzoek de voorzitter, indien voldoende overtuigd, tot deze uitspraak kan komen. Op grond hiervan staat het de voorzitter vrij om de gerechtsdeurwaarder een reactie op de klacht te vragen. Deze door de Kamer gehanteerde procedure staat ook vermeld in de brochure die bij ontvangstbevestiging van de klacht aan klager wordt toegezonden. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.