ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0437 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 250.2010verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0437
Datum uitspraak: 20-07-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 250.2010verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juli 2010 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 250.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 9 maart 2010 (zaaknummer 693.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 23 maart 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 31 maart 2010, ingekomen op 1 april 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 juni 2010 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 juli 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat de kern van de problematiek niet is gelegen in het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de kinderalimentatie, maar in de discussie over de omvang van het bedrag dat met terugwerkende kracht moest worden voldaan. Die discussie is niet correct gevoerd omdat zijn ex- echtgenote onjuiste dan wel onvolledige informatie heeft verstrekt. Dat had voorkomen kunnen worden als de gerechtsdeurwaarder sneller met een andere specificatie van de vordering was gekomen en niet eerst na het beslag.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze te kwader trouw heeft gehandeld doordat hij van een te grote vordering is uitgegaan. Volgens klager heeft hij over 2008 en 2009 een bedrag van € 6.250,00 betaald, terwijl de gerechtsdeurwaarder uitgaat van een bedrag van € 4.274,56.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat er voor de gerechtsdeurwaarder geen grond was om te twijfelen aan de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag. De gerechtsdeurwaarder kon daarbij volstaan met een summier onderzoek.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder had een opdracht ontvangen tot betekening en executie van twee beschikkingen over te gaan waarbij aan klager een (kinder)alimentatieverplichting was opgelegd. Op grond van de in de wet vastgelegde ministerieplicht is de gerechtsdeurwaarder gehouden deze ambtshandelingen te verrichten. Dat klager de gerechtsdeurwaarder op de hoogte heeft gebracht over de lopende discussie met de advocaat van de wederpartij doet hieraan niet af. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder om zich in die discussie te mengen.

6.2 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.