ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0436 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 251.2010verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0436
Datum uitspraak: 20-07-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 251.2010verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juli 2010 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 251.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ]

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 16 maart 2010 (zaaknummer 3.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 23 maart 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 1 april 2010, ingekomen op 2 april 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 18 mei 2010 heeft klager de gronden van zijn verzet aangevuld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 juni 2010 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 juli 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen, omdat het gelegde beslag niet terecht was gelegd, gezien de beslissing van de voorzieningenrechter om het beslag op te heffen. De kosten van het onterecht gelegde beslag behoren dan voor rekening van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder te blijven. Dat in de beslissing van de voorzieningenrechter niet is gerept over terugbetaling van de kosten van het beslag is volgens klager niet nodig. Het is evident dat bij een onterecht gelegd beslag de kosten komen voor rekening van hem of haar die onterecht beslag heeft gelegd. De handelwijze van de gerechtsdeurwaarder om die kosten voor rekening van klager te laten is dan ook onjuist, aldus klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze de kosten van het gelegde loonbeslag onterecht bij hem in rekening brengt, nu de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beslag ten onrechte is gelegd. Klager acht het merkwaardig dat de gerechtsdeurwaarder zich in zijn handelen laat leiden door de advocaat van de wederpartij.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat k lager en zijn advocaat van mening verschillen met de gerechtsdeurwaarder en zijn opdrachtgever over de vraag voor wiens rekening de kosten voor het gelegde en opgeheven beslag komen. Het door de gerechtsdeurwaarder ten aanzien daarvan ingenomen en met argumenten onderbouwde standpunt is verdedigbaar, althans niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan. D e door klager ingediende klacht stuit hierop af.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Uit de beslissing van de voorzieningenrechter blijkt niet dat het beslag onrechtmatig was gelegd. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven op de grond dat het niet redelijk en billijk werd geacht dat de ex-echtgenote van klager, gezien de door klager ten bate van het levensonderhoud gedane betalingen, gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het gelegde beslag te continueren.

6.2 De voorzitter heeft daarom terecht geoordeeld dat het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm was. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

6.3 De door klager overgelegde aanvullende argumentatie kan onbesproken blijven ook al omdat daarin nieuwe feiten of bezwaren worden aangevoerd die niet in de inleidende klacht staan vermeld en daarom niet voor het eerst in verzet naar voren kunnen worden gebracht.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.