ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0434 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 261.2010verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0434
Datum uitspraak: 20-07-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 261.2010verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juli 2010 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 261.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 23 maart 2010 (zaaknummer 34.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 24 maart 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 6 april 2010, ingekomen op 6 april 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brieven van 1 en 3 juni 2010 hebben de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 juni 2010 waar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 juli 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard nu geen beschikking had kunnen worden gegeven zonder partijen te horen. Het gaat immers om het vaststellen en interpreteren van feiten rondom het aangaan en wijzigen van een betalingsregeling ten aanzien waarvan in eerste instantie is betoogd dat daaromtrent door de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig is gehandeld. Ook is geen acht geslagen op onderbouwde verzoeken de regeling te wijzigen in die zin dat aansluiting wordt gezocht bij de draagkracht van klager. Klager verwijst naar een door hem overgelegde beschikking waarin in een vergelijkbaar geval wel tot onzorgvuldig handelen van de betreffende deurwaarder werd geconcludeerd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat bij het tot stand komen van het aflossingsbedrag per maand geen maatwerk is geleverd. Klager stelt dat een gerechtsdeurwaarder er niet op mag vertrouwen dat de schuldenaar reële voorstellen doet. Klager verwijst naar door hem overgelegde medische informatie waaruit blijkt dat hij beïnvloed kan zijn in het maken van keuzes. Daarnaast verwijt klager de gerechtsdeurwaarder op verzoek en na overlegging van concrete informatie, ten onrechte niet heeft bezien wat de aflossingscapaciteit van klager zou kunnen zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van twee tegen klager uitgevaardigde dwangbevelen. Met klager is een regeling getroffen welke regeling klager wenst te wijzigen. Hoofdregel is dat een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Deze regel brengt daarom mee dat de schuldeiser een voorstel voor een betalingsregeling (en ook een wijziging daarvan) kan weigeren. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg hier wijzigingen in aan te brengen.

5.2  Zijn standpunt dat een gerechtsdeurwaarder er niet op mag vertrouwen dat de schuldenaar geen reële voorstellen heeft gedaan, heeft klager onvoldoende onderbouwd. De door klager overgelegde medische verklaring kan daartoe niet dienen nu deze dateert van 4 mei 2005 en gesteld noch gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder hiervan op de hoogte was op het moment dat de regeling werd afgesloten. Dat de regeling niet op eigen initiatief van klager is gedaan, kan niet worden afgeleid uit de inhoud van de brief van 8 december 2009. In die brief wordt slechts medegedeeld dat het aflossingsbedrag door klager uit de losse pols is bepaald.

5.3 Niet valt in te zien op welke grond de aflossingscapaciteit door de gerechtsdeurwaarder dient te worden vastgesteld. Wat door klager ten aanzien daarvan is gesteld stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen en de weigering van de gerechtsdeurwaarder akkoord te gaan met een lager aflossingsbedrag, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. In artikel 39 van de  Gerechtsdeurwaarderswet is de voorzitter de bevoegdheid verleend kennelijk ongegronde klachten zonder nader onderzoek af te wijzen . De term “zonder nader onderzoek” impliceert volgens de memorie van toelichting dat na enig onderzoek de voorzitter, indien voldoende overtuigd, tot deze uitspraak kan komen. Hij is niet wettelijk verplicht de belanghebbenden eerst te horen.

6.2 Het doen van enig nader onderzoek is door de Kamer vanaf de datum van inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet aldus procedureel ingevuld dat de gerechtsdeurwaarder altijd om een reactie op de klacht wordt verzocht waarna de voorzitter beslist hoe de procedure verder verloopt.

6.3 Hieruit volgt dat een beschikking kan worden gegeven zonder partijen te horen en dit onderdeel van het verzet niet kan leiden tot gegrond verklaring daarvan.

6.4 De door de gemachtigde van klager overgelegde beslissing kan daartoe evenmin leiden omdat deze ziet op het handelen bij de berekening van de beslagvrije voet. In deze zaak gaat het om het vaststellen van een niet afdwingbare betalingsregeling

6.2 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.