ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0431 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 315.2010verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0431
Datum uitspraak: 20-07-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 315.2010verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juli 2010 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 315.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 13 april 2010 (zaaknummer 87.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 14 april 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 26 april 2010, ingekomen op 27 april 2010, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzet is behandeld ter zitting van 15 juni 2010 waar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 juli 2010

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij zich ten tijde van de betekening van het exploot, op 30 oktober 2009, op haar woonadres bevond. Er heeft zich gedurende die tijd niemand aan de voordeur gevoegd, noch is haar hond aangeslagen. Er wordt met nadruk bestreden dat de gerechtsdeurwaarder aan haar woonadres is geweest op genoemde datum. De gerechtsdeurwaarder wordt verzocht daarvan bewijs te leveren op basis van een rittenstaat of anderszins. Dat er op 19 januari 2010 een poststuk naar klaagster is verzonden behoort tot de mogelijkheden maar dit bericht heeft klaagster niet bereikt. Er worden geregeld poststukken niet bezorgd. Het is echter de keus van de gerechtsdeurwaarder om postbezorging via TNT post te laten plaatsvinden. Dat het vonnis bij klaagster bekend was ontslaat de gerechtsdeurwaarder niet van de plicht het vonnis te betekenen. Klaagster maakt er in het geheel niet de gewoonte van om te klagen maar in een andere klacht ging het om dezelfde gerechtsdeurwaarder die aan de deur is geweest.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht voert klaagster aan dat zij na het vonnis nimmer enige berichtgeving van de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen. Ook van het onder haar werkgeefster gelegde beslag heeft klaagster geen bericht ontvangen. Door het leggen van loonbeslag ontstaan extra kosten. De gemachtigde van klaagster heeft het sterke vermoeden dat gerechtsdeurwaarderskantoren deze manier van werken toepassen om extra geld te kunnen incasseren. Het probleem voor degene die hiermee geconfronteerd wordt is het feit dat gerechtsdeurwaarders beëdigd zijn. Als gerechtsdeurwaarders beweren dat een exploot is afgegeven onder het mom van “wij troffen u niet thuis” dan wordt voor de wet geacht dit bericht daadwerkelijk te zijn bezorgd. Er is geen vonnis aan klaagster betekend, noch andere stukken zijn door haar ontvangen. Het bedrag waarvoor loonbeslag is gelegd is hoger dan het bedrag waarvoor klaagster door de rechter is veroordeeld. Het vermoeden bestaat dat er aanvullende kosten in rekening zijn gebracht. Er is geen titel voor nakosten aanwezig waardoor het vonnis door de gerechtsdeurwaarder in kwestie onjuist wordt uitgevoerd. Klaagster verzoekt een en ander uit te zoeken en de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van haar gemachtigde.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat n iet onderbouwde vermoedens over de wijze waarop van gerechtsdeurwaarderskantoren ambtshandelingen uitvoeren, niet voldoende zijn om te komen tot het oordeel dat tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Bovendien geldt het volgende. Vonnissen werken van rechtswege vanaf de dag dat zij worden uitgesproken. Klaagster had dan ook direct na 29 september 2009 actie kunnen ondernemen teneinde te voorkomen dat de gerechtsdeurwaarder het vonnis zou komen betekenen

5.2 Ten aanzien van het betekenen van exploten heeft de voorzitter voorts overwogen dat afhankelijk van de situatie die de gerechtsdeurwaarder ter plaatse aantreft, het aan hem te beslissen is waar, aan wie en op welke wijze het gerechtelijke stuk wordt aangeboden en achtergelaten. In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering staat beschreven wat een gerechtsdeurwaarder moet doen wanneer hij iemand aantreft, niemand aantreft of wanneer een aangetroffen persoon weigert het exploot in ontvangst te nemen. Omdat niemand werd aangetroffen heeft de gerechtsdeurwaarder het exploot betekend op grond van het bepaalde in artikel 47 Rv.

5.3 Dat is inderdaad een probleem voor degene die hiermee wordt geconfronteerd. Het exploot van een gerechtsdeurwaarder is namelijk een authentieke akte waarvan de bewijskracht – ook van de wijze waarop het exploot is achtergelaten – op voorhand vaststaat. De wetgever heeft dit probleem onderkend. Er kan tegenbewijs worden geleverd ten aanzien van de betekening van een exploot in een procedure voor de civiele rechter. Die kan vervolgens een oordeel geven of een betekening op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Een tuchtprocedure is daarvoor niet de geëigende weg omdat de mede ter bescherming van een gedaagde in een civiele procedure strekkende bewijsregels op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad niet gelden in een tuchtprocedure. Behoudens bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken is het niet aan de tuchtrechter verder op dit punt in te gaan.

5.4 Dat er nasalaris in rekening zou zijn gebracht is door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer afdoende en op juiste gronden weerlegd en ook anderszins niet gebleken, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Het exploot van een gerechtsdeurwaarder is een authentieke akte waarvan de bewijskracht – ook van de wijze waarop het exploot is achtergelaten – op voorhand vaststaat. Er kan tegenbewijs worden geleverd ten aanzien van de betekening van een exploot in een procedure voor de civiele rechter. Het is dus niet de gerechtsdeurwaarder die aan de hand van een rittenstaat dient aan te tonen dat hij of zij aan de deur is geweest.

6.2 De door klager overgelegde rittenstaat doet hieraan niet af. Daaruit blijkt weliswaar dat klaagster op de dag van betekening geen ritten heeft gemaakt maar daaruit kan niet worden afgeleid dat klaagster thuis was en beschikbaar en bereid om het vonnis in ontvangst te nemen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.