ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0430 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 4.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0430
Datum uitspraak: 31-08-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 4.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beginenen met opdracht terwijl anders was verzocht. Zonder overleg met opdrachtgever overleg voeren met advocaat wederpartij. Declaratie. Het tweede klachtonderdeel wordt gegrond geacht. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder buiten de gegeven opdracht is getreden. De overige klachten worden ongegrond verklaard. De gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 augustus 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 4.2010 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

vertegenwoordigd door [     ], directeur,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 29 december 2009, ingekomen op 30 december 2009, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 22 januari 2010, ingekomen op 26 januari 2010, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij email van 6 april 20010 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet in de gelegenheid te zijn ter zitting te verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 mei 2010 alwaar de vertegenwoordiger van klaagster is verschenen.

Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 31 augustus 2010.

Gronden van de beslissing

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Bij brief van vrijdag 18 december 2009, per fax verzonden om 11:24 uur, heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder de navolgende opdracht gegeven :”Bijgaand zenden wij u alle relevante correspondentie tot nu toe met het verzoek om op een zo’n kortst mogelijke termijn beslag tot levering te leggen voor ons bij de firma (…..) gekochte goederen. (…..). Het beslag dient spoedig (liefst maandag) te worden gelegd omdat het gevaar bestaat dat verkoper de goederen weg laat halen uit het door hem gehuurde magazijn aan de (…..). (…..) Zoals besproken gaat u hiermede aanstaande maandag aan de slag. Indien zich onverhoopt in de middag tot nog een oplossing zal aandienen en partijen de zaak zullen afhandelen dan laten wij dit aanstaande maandag direct weten voordat u een aanvang zal hebben gemaakt met uw werkzaamheden.”

b)     Bij (fax)brieven van 18 december 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster de gegeven opdracht bevestigd onder toepassing van zijn algemene voorwaarden en om betaling van een voorschot verzocht.

c)      Bij faxbrief van 18 december 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op de hoogte gebracht van met de advocaat van de wederpartij van klaagster gemaakte betalingsafspraken.

d)      Bij brief van 20 december 2009 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer geschreven :”Hiermede verwijzen wij u naar onze faxbrief van 18 december 2009 (14:16 uur) en in het bijzonder naar de laatste alinea van deze brief. Met nadruk wijzen wij u er nogmaals op dat wij u nog geen officiële opdracht hadden gegeven om namens de vennootschap op te treden. Dit omdat partijen zoals wij u lieten weten nog in gesprek waren en er zich mogelijkerwijze nog een oplossing zou aandragen. Wij zouden u dus pas aanstaande maandag de 21e december 2009 definitief laten weten of u met uw werkzaamheden (het doen leggen van beslag tot levering) kon beginnen. Naar aanleiding van het door ons nog op die vrijdag gevoerde telefoongesprek waren wij dan ook zeer verbaasd van u te vernemen dat u inmiddels al contact had gelegd met de advocaat van onze leverancier (……). U gaf aan dat u de heer (…..) goed kende en al vast wat druk op de ketel wilde zetten. Wij hebben vervolgens heel specifiek aangegeven het absoluut oneens te zijn met het feit dat u al zonder onze expliciete toestemming met uw activiteiten was begonnen en dat wij dit op dat moment zeker niet in het belang van onze gesprekken achtten welke wij op dat moment nog met de leverancier voerden. (……). Dit wordt nog eens versterkt na lezing van uw brief van later die dag waarin u klaarblijkelijk zelfs al namens ons heeft overlegd en overeenstemming heeft bereikt over de mogelijke betalingswijze door het direct op de derdenrekening storten van het totale bedrag van de zending. Ook deze mogelijkheid heeft u besproken zonder onze instemming. Met deze betalingswijze zijn wij het overigens om moverende redenen niet eens, omdat de levering namelijk zal bestaan uit twee leveringen, te weten een op 21 december 2009 en de tweede voor 20 januari 2010 en wij ter afdekking van de tweede zending opteren voor het afgeven van een onherroepelijke bankgarantie.(…..).”

e)      De gerechtsdeurwaarder heeft het dossier gesloten en klaagster een declaratie verzonden.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze al op vrijdag 18 december 2009 is begonnen met zijn werkzaamheden terwijl in de opdracht daartoe specifiek was aangegeven om daar pas op maandag 21 december 2009 mee te beginnen omdat partijen nog in overleg waren (klachtonderdeel 1). Daarnaast verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder zonder daartoe opdracht te hebben gekregen overleg te hebben gevoerd met de advocaat van de wederpartij. Dat was onbegrijpelijk omdat er vrees was dat de in beslag te nemen goederen zouden worden verplaatst. Voorts wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij is doorgegaan met het leggen van contact met de wederpartij zelfs nadat was aangegeven dat klaagster het daarmee niet eens was (klachtonderdeel 2). Als laatste is klaagster het ook niet eens met het feit dat de gerechtsdeurwaarder een declaratie heeft ingediend (klachtonderdeel 3).

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op zijn verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat de gerechtsdeurwaarder al op vrijdag 18 december 2009 is begonnen met zijn (voorbereidende) werkzaamheden is naar het oordeel van de Kamer niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het leggen van een conservatoir beslag tot levering vereist voorbereidingen, zoals bestudering van de aan het beslag ten grondslag liggende stukken alsmede het opstellen van een daartoe strekkend verzoekschrift. Door de gerechtsdeurwaarder is onweersproken gesteld dat klaagster in het eerste contact is uitgelegd dat het zekerstellen van de partij voetballen middels het leggen van beslag de nodige voeten in aarde had en dat daarvoor de nodige voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk waren.

4.3 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel geldt het volgende. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht tot het leggen van conservatoir beslag tot levering over te gaan. Uit de brief van 18 december 2009 blijkt dat er nog onderhandelingen gaande waren tussen klaagster en haar wederpartij, reden waarom klaagster heeft verzocht het beslag niet eerder dan maandag 21 december 2009 te leggen. Uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat hij na bestudering van de van klaagster ontvangen stukken aanleiding heeft gezien contact op te nemen met de advocaat van de wederpartij. Na dit overleg heeft de gerechtsdeurwaarder contact opgenomen met klaagster en heeft hij zijn bevindingen en zienswijze aan klaagster medegedeeld.  Na dat gesprek heeft de gerechtsdeurwaarder nogmaals contact met de advocaat van de wederpartij opgenomen en heeft hij overeenstemming bereikt onder welke voorwaarden de levering plaats zou kunnen vinden. De gemaakte afspraken heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens aan klaagster medegedeeld. Op die mededeling werd door klaagster volgens de gerechtsdeurwaarder niet enthousiast gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens de gemaakte afspraken schriftelijk aan klaagster en haar wederpartij bevestigd.

4.4 Naar het oordeel van de Kamer brengt een behoorlijke uitvoering van de verbintenis die de gerechtsdeurwaarder met klaagster is aangegaan met zich mee dat hij gezien de gegeven opdracht niet zonder overleg met klaagster contact had mogen opnemen met de advocaat van de wederpartij. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen na bestudering van de stukken eerst contact op te nemen met klaagster. In dat overleg had de gerechtsdeurwaarder zijn zienswijze aangaande de kwestie naar voren kunnen brengen en vervolgens was het aan klaagster geweest om te beslissen wat de vervolgstappen zouden kunnen zijn. Door zonder overleg met klaagster contact op te nemen met de advocaat en afspraken te maken is de gerechtsdeurwaarder buiten de hem gegeven opdracht getreden en heeft daarmee tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.5 Dat de gerechtsdeurwaarder een declaratie bij klaagster heeft ingediend is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Voor zover klaagster de declaratie wenst te bestrijden is zij aangewezen op de civiele rechter. Het tuchtrecht is, behoudens uitzonderlijke gevallen die gesteld noch gebleken zijn, niet de geëigende weg een oordeel over een declaratie te verkrijgen.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. Er zijn termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

-                     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-                     verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.