ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0427 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 132.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0427
Datum uitspraak: 31-08-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 132.2010
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen:
  • Een berisping
  • Geldboete van de derde categorie
Inhoudsindicatie: Klacht ingediend door de Beroepsorganisatie wegens het niet behalen van het voor een bepaalde periode vastgestelde aantal studiepunten. Klacht gegrond. Vaste rechtspraak is dat een maatregel en een geldboete wegens behaald voordeel wordt opgeleg. Gelet op de door de gerechtsdeurwaarder aangevoerde omstandigheden wordt rekening gehouden met zijn de draagkracht en wordt er afgeweken van het vaste bedrag per punt.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 augustus 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 132.2010 ingediend door:

HET BESTUUR VAN DE Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBVG),

gevestigd te Den Haag,

klaagster,

gemachtigde mr. J.M. Wisseborn,

tegen:

[     ],

wonende te [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder.

Verloop van de procedure

Bij brief van 17 februari 2010 heeft klaagster (hierna: het bestuur) een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 20 maart 2010 een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 10 mei 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 mei 2010, alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 31 augustus 2010.

1. De Feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder is door het bestuur van de KBvG op de hoogte gesteld van het feit dat hij in de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008 onvoldoende opleidingspunten heeft behaald.

b)     Bij brief van 15 februari 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld wat de reden is geweest dat hij niet in staat is geweest de voor voornoemde periode benodigde opleidingspunten te behalen.

c)      Bij brief van 27 april 2009 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld dat alvorens een besluit te nemen om de gerechtsdeurwaarder al dan geen ontheffing te verlenen van het halen van studiepunten de gerechtsdeurwaarder een nadere toelichting diende te geven op de inhoud van zijn brief van 15 februari 2009.

d)     Bij brief van 7 augustus 2009 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld dat nu door hem geen bijzondere omstandigheden zijn voorgedragen, klaagster geen aanleiding zag voor het geven van een ontheffing voor het behalen van opleidingspunten. In de brief staat vermeld dat de gerechtsdeurwaarder binnen twee maanden na dagtekening van de brief bezwaar kon indienen bij klaagster.

e)      Bij brief van 10 september 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen het besluit van klaagster hem geen ontheffing te verlenen en heeft verzocht dat alsnog te doen.

f)      Bij brief van 4 januari 20010 heeft klaagster het bezwaar ongegrond verklaard onder de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder binnen zes weken na dagtekening van de brief beroep in kon stellen bij de rechtbank.

g)     De gerechtsdeurwaarder heeft tegen voornoemde beslissing geen beroep aangetekend.

2. De klacht

2.1 Klaagster heeft aangevoerd dat op grond van artikel 1 van de Verordening Vakbekwaamheid ieder lid van de beroepsorganisatie verplicht is zich zodanig te scholen en bij te scholen op juridisch en vakinhoudelijk gebied, op het gebied van het kantoormanagement, op het gebied van juridische dienstverlening en alle overige gebieden die de vakbekwaamheid kunnen bevorderen, dat het lid beschikt over de kennis die noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening.

2.2 Aan deze verplichting is voldaan als een lid van de KBvG binnen een aansluitende periode van twee kalenderjaren een door het bestuur vast te stellen minimum aantal opleidingspunten heeft behaald. Het aantal te behalen punten voor de periode 2007-2008 bedroeg 30.

2.3 Het bestuur heeft de gerechtsdeurwaarder meer dan twee maanden voor het indienen van de klacht op de hoogte gesteld van het aantal geregistreerde punten en gevraagd of dit overeenkomt met het aantal punten dat het betreffende lid kan aantonen behaald te hebben. Gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende punten heeft behaald, namelijk 4 punten.

2.4 Het naleven van de Verordening vakbekwaamheid levert voor de leden van de KBvG in tijd en geld gemeten een last op. Er zijn aanzienlijke kosten gemoeid met het volgen van cursussen en de tijd die daarin moet worden geïnvesteerd. Leden die onvoldoende opleidingspunten halen, handelen daarmee niet alleen in strijd met de Verordening, maar besparen zich ook de investeringen die leden -die wel aan de Verordening voldoen- wel moeten dragen. In dat kader verzoekt klaagster de Kamer om indien de klacht gegrond wordt bevonden en de Kamer dient te beslissen over een op te leggen maatregel, het opleggen van een geldboete te overwegen waarvan de hoogte tegemoet komt aan de eerder beschreven kosten van cursussen en de tijdsinvestering daarin. Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster meegedeeld, dat gelet op de jurisprudentie van het Gerechtshof te Amsterdam in vergelijkbare zaken, een geldboete van € 200,00 per niet behaald punt geïndiceerd is.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

Het verweer van de gerechtsdeurwaarder komt er in de kern op neer dat hij niet de financiële middelen bezat om deel te nemen aan cursussen omdat hij in staat van faillissement verkeerde. Om een einde aan het faillissement te maken heeft de gerechtsdeurwaarder destijds besloten zijn onroerende zaak te verkopen. De onroerende zaak is verkocht en zou worden geleverd op 15 november 2007. Door omstandigheden heeft de overdracht eerst plaatsgevonden op 15 maart 2008. Dit heeft tot gevolg gehad dat de gerechtsdeurwaarder van 15 november 2007 tot 15 maart 2008 met dubbele woonlasten te maken heeft gehad, waardoor hij niet in staat was de kosten van de cursussen te betalen.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij de beoordeling dient tot uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder een openbaar ambtenaar is en daarmee een grote verantwoordelijkheid heeft naar al diegenen die op zijn diensten zijn aangewezen. Het op peil houden van de vakbekwaamheid is hiervoor een onmisbaar vereiste. Klaagster heeft op grond van het bepaalde in artikel 57 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) onder meer tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden en hun vakbekwaamheid.

4.3 Ter uitvoering van de onder 4.2 genoemde taak heeft klaagster nadere regels betreffende de bevordering van de vakbekwaamheid vastgesteld. Deze zijn vastgelegd in de Verordening bevordering vakbekwaamheid KBvG en gepubliceerd in de Staatscourant van 21 januari 2005, nr. 15 pagina 18. Nadere regels over de bevordering van de vakbekwaamheid zijn vastgelegd in het Reglement bevordering vakbekwaamheid dat per 1 januari 2007 in werking is getreden. Gelet op de wijze van totstandkoming hebben zowel de Verordening als het Reglement verbindende kracht ten opzichte van de leden van de KBvG.

4.4 Op de behandeling van bezwaren tegen door het bestuur op grond van de hiervoor genoemde Verordening en Reglement genomen beslissingen is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Daaruit volgt dat de door die wet voorgeschreven rechtsgang moet worden gevolgd bij bezwaren tegen de door het bestuur op grond van de Verordening genomen besluiten. Indien deze rechtsgang is gevolgd, kan de Kamer in beginsel niet meer toekomen aan toetsing van de door het bestuur op grond van artikel 4 lid 2 van de Verordening dan wel artikel 5 van het Reglement al dan niet verleende ontheffing.

4.5 Gesteld noch gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Daarmee is de beslissing van de KBvG om de gerechtsdeurwaarder geen ontheffing te verlenen onherroepelijk geworden. In die beslissing kan de Kamer niet treden. Daarmee staat vast dat de gerechtsdeurwaarder in de door klaagster aangegeven periode onvoldoende studiepunten heeft behaald. Hij heeft 4 opleidingspunten behaald in plaats van de voorgeschreven 30 en heeft daarmee niet voldaan aan de verplichting die de Verordening en het Reglement hem opleggen. De Kamer acht de klacht daarom gegrond.

5. Omdat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden acht de Kamer het passend de maatregel van berisping op te leggen. De Kamer acht termen aanwezig om niet tot het opleggen van een geldboete gebaseerd op een bedrag per niet behaald punt over te gaan, maar een boete bestaande uit een vast bedrag. Bij het bepalen van de hoogte daarvan, heeft de Kamer gezien de omstandigheden die zich hebben voorgedaan, rekening gehouden met de draagkracht van de gerechtsdeurwaarder in de mate waarin dat nodig is om tot het opleggen van een passende maatregel te komen.

6. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op, alsmede de maatregel tot betaling van een geldboete van € 500,00 waarbij de in artikel 43 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de Kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.